The analysis of the trends for industrial concentration, GDP growth per capita, and income inequality – based on data from IPUMS International, Maddison Project, Clio-Infra, and World Bank Open...Show moreThe analysis of the trends for industrial concentration, GDP growth per capita, and income inequality – based on data from IPUMS International, Maddison Project, Clio-Infra, and World Bank Open Data – in the context of the US, Canada and other selected countries from Europe, South America, and East Asia, has led to the following results: a) after a comparison between the Krugman Index values and the GINI coefficients for the historical series of US, UK, and Spain, I argue in the first place, that the 1970-2000 series for the group of East-Asian countries subject to the research is coherent with the presence of “displaced” Kuznets’ waves – where the latter is a theoretical tool (introduced by Milanovic) that revises the original Kuznets’ hypothesis by shifting the focus from the long-run to more limited period of times. Secondly, for the group of South American countries analysed, I confirm the results of Deinenger and Squire on the unidirectionality of the trends for economic growth and income inequality between the 1960s and the 2000s. Namely, that both trends are raising, instead of diverging at a certain point, as it would have been expected, according to the original Kuznets’ hypothesis. Nevertheless, the inversion of the income inequality levels for Brazil, and the extreme oscillatory nature of the trends for Argentina, seem to prospect a potential displacement of a Kuznets’s wave for the two countries in a subsequent period. Limitations in the available datasets for the years after 2000s hindered, though, a consistent verification of this hypothesis. b) I argue on the one hand, that, for the Western countries analysed, the series for industrial concentration and income inequality between 1860 and 1970 are fully compatible with a Kuznets’ wave. On the other, that the series after the 1970s are instead in contrast with Milanovic’s thesis of a second Kuznets’ wave starting during these years. Nevertheless, the value for industrial concentration that I found for the US in 2015 can have some relationship with the rising income inequality levels analysed by Milanovic. Further research should be 75 devoted to the analysis of this issue when the census datasets for the 2020s decade will be made available. c) I argue that a further theoretical insight, derived from my analysis, can be considered as a corollary of Krugman’s theory on industrial specialisation dynamics. Namely, that being equal the transportation costs and the level of technology/productivity, lighter economic shocks trigger increasing levels of industrial concentration, whereas highly disruptive shocks for the industrial tissue, such as wars and structural economic crises, produce instead decreasing levels of industrial concentration. Further research is necessary, though, in order to corroborate this theory.Show less
In de periode 2000-2018 is er gericht beleid gemaakt om innovatie binnen Nederland te verbeteren. Hoe heeft het Nederlandse innovatiebeleid zich tussen 2000 en 2018 ontwikkeld en hoe kunnen we dit...Show moreIn de periode 2000-2018 is er gericht beleid gemaakt om innovatie binnen Nederland te verbeteren. Hoe heeft het Nederlandse innovatiebeleid zich tussen 2000 en 2018 ontwikkeld en hoe kunnen we dit verklaren? Aan de hand van de verschillen tussen het Innovatieplatform (2000-2010) en het Topsectorenbeleid (2011-2018) wordt de veranderende rol van de overheid met betrekking tot innovatie onderzocht.Show less
The FAO main objective is to end world hunger. The methods the FAO employs to do so however, have been heavily criticized. This paper sets out to explain why the FAO is so reluctant to propose...Show moreThe FAO main objective is to end world hunger. The methods the FAO employs to do so however, have been heavily criticized. This paper sets out to explain why the FAO is so reluctant to propose policies that can have an impact, instead of proposing policies that are rather ambiguous and sometimes even hurt the cause.Show less
In deze scriptie wordt er aan de hand van literatuur en de jaarverslagen tussen 1991-1999 van de Europese Centrale Bank onderzocht wat de ontwikkelingen binnen de opzet van de EMU waren om fiscaal...Show moreIn deze scriptie wordt er aan de hand van literatuur en de jaarverslagen tussen 1991-1999 van de Europese Centrale Bank onderzocht wat de ontwikkelingen binnen de opzet van de EMU waren om fiscaal beleid van de lidstaten bij te sturen, en wat voor rol de intergouvernementele opzet daarbij had. Dit eindwerkstuk heeft aangetoond dat de intergouvernementele opzet van de Europese Monetaire Unie haar oorsprong vond in het politiek en economisch handelen van de deelnemende lidstaten. De EMU werd hierdoor belemmerd in de realisatie van de doelstellingen van het Verdrag van Maastricht, zelfs als daar strenge criteria aan verbonden waren. Gedurende de drie fases in het proces naar de monetaire unie zijn er (bijna) jaarlijks adviezen uitgebracht aan de lidstaten, die grotendeels genegeerd werden. Ik kan uit het gedane onderzoek enkel concluderen dat de intergouvernementele opzet van de EMU er in de periode 1991-1999 voor heeft gezorgd dat het niet in staat was om het fiscale beleid van de lidstaten voldoende bij te sturen, waardoor het er niet in slaagde om een duurzame monetaire unie te creëren.Show less
Deze scriptie behandelt de lokale economie, het lokaal gemeentebestuur en economische collaboratie binnen de Haarlemmermeer tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gebruikte archieven zijn het...Show moreDeze scriptie behandelt de lokale economie, het lokaal gemeentebestuur en economische collaboratie binnen de Haarlemmermeer tijdens de Tweede Wereldoorlog. De gebruikte archieven zijn het Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp, de Handelsregisters van de Kamer van Koophandel te Haarlem, het Nederlands Beheersinstituut en het Centraal Archief bijzondere rechtspleging, beide in Den Haag.Show less
Dit onderzoek gaat in op de ontwikkeling van de Chinese economie en het onderliggende kapitalistische systeem in de periode 1960-2010. Aan de hand van een begrippenkader dat afkomstig is van de...Show moreDit onderzoek gaat in op de ontwikkeling van de Chinese economie en het onderliggende kapitalistische systeem in de periode 1960-2010. Aan de hand van een begrippenkader dat afkomstig is van de Varieties of Capitalism-theorie, wordt er gekeken hoe het Chinese kapitalistische systeem/model getypeerd kan worden binnen het kader van het comparatief kapitalisme debat. Teneinde dit centrale vraagstuk te beantwoorden, worden er vier institutionele domeinen onderzocht die, door hun rol in de organisatie en distributie van de productiefactoren binnen een economie, de kern vormen van een kapitalistisch systeem. Deze domeinen zijn: 1) de staat; 2) het financiële systeem; 3) bedrijfsbestuur en onderlinge bedrijfsrelaties en; 4) het arbeidsmarktregime. Uit de analyse van deze domeinen vloeit tevens het vaststellen van vormen van institutionele complementariteit en institutionele comparatieve voordelen voort. Daarnaast wordt er in dit onderzoek uitgebreid aandacht besteed aan de sociaaleconomische ontwikkeling van China, het Chinese proces van handelsliberalisering en de invloed van cultuur op institutionele ontwikkeling. De belangrijkste bevinding van dit onderzoek is dat China zich in de periode 1960-2010 heeft ontwikkeld tot een State-Coordinated Market Economy (SCME). In deze kapitalistische variant is 'non-market' coördinatie in handen van een actieve, sturende en autoritaire staat en wordt politieke dominantie gekoppeld aan gecoördineerde economische ontwikkeling. De specifieke rol van de staat binnen de Chinese economie maakt tevens dat het benoemen van vormen van institutionele complementariteit alleen, niet voldoende is om de werking van het Chinese kapitalisme te duiden. Daarom zijn in dit onderzoek de concepten van (opzettelijke) economische institutionele tegenstrijdigheid en politieke institutionele complementariteit geïntroduceerd.Show less
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen het denken van het CDU en het CDU met betrekking tot het denken over de energietransitie. Hierbij wordt gekeken naar de rol van fossiele en hernieuwbare...Show moreEr wordt een vergelijking gemaakt tussen het denken van het CDU en het CDU met betrekking tot het denken over de energietransitie. Hierbij wordt gekeken naar de rol van fossiele en hernieuwbare brandstoffen, ook kernenergie komt aan bod.Show less
This thesis answers the question why there was a cluster of innovation in the English textile industry between 1760 and 1820. In order to answer this question, this thesis uses records concerning...Show moreThis thesis answers the question why there was a cluster of innovation in the English textile industry between 1760 and 1820. In order to answer this question, this thesis uses records concerning eight important textile inventors: Samuel Crompton, Richard Arkwright, James Hargreaves, Matthew Murray, Edmund Cartwright, William Radcliffe, Jedediah Strutt and John Kennedy. Crucial for clusters of innovative activity in general is that the existing stock of knowledge and techniques is constantly recombined into new technical knowledge, leading to innovation. It is pivotal for constant recombination that individual access costs to new technical knowledge are low. This, in turn, is achieved when new knowledge rapidly circulates, allowing inventors to constantly build on innovations done before them. A thorough study of eight important textile inventors will show that the cluster of innovative activity in the British textile industry existed because groups of inventors, manufacturers, financiers and workmen in the North West of England closely cooperated in a number of ways and because new technical knowledge rapidly circulated within and between these groups. These processes took place within a cultural context favourable to innovation, a political context in which elites supported innovation and an economic context in which large amounts of human capital were available. The cooperation took place both inside and outside of the inventive process. Within the inventive process, workmen and financiers provided the inventor with the technical and financial aid necessary to continue inventing. Outside of the inventive process, they helped some inventors to be properly rewarded for their efforts and collectively opposed inventors with overtly monopolistic tendencies. Rapid circulation of knowledge within and between these groups was realised in several ways. First, the successful collective action taken against monopolistic inventors insured the quick diffusion of their inventions. Second, most inventors at times freely shared their inventions with fellow inventors, manufacturers, and the public at large. Third, inventions were massively stolen. One of the ways in which new technical knowledge was stolen, was through the patent system. Contrary to popular belief, the English patent system, in most cases, did not allow individuals a sufficient return on the money, time and effort they had put into their innovative process. The specification of their invention, included in the patent application, was widely copied. Most inventors were unable to successfully fight these infringements. However, many inventors kept taking out patents, hoping to be successfully remunerated. In this way, the system contributed to the free circulation of new technical knowledge. These findings contribute to several debates within the field of social and economic history, economics and organisational science.Show less
In dit werkstuk zal ik de volgende onderzoeksvraag behandelen; Wat waren de voornaamste beweegredenen van de Federal Reserve onder het voorzitterschap van Alan Greenspan (1987-2006) voor het varen...Show moreIn dit werkstuk zal ik de volgende onderzoeksvraag behandelen; Wat waren de voornaamste beweegredenen van de Federal Reserve onder het voorzitterschap van Alan Greenspan (1987-2006) voor het varen van een laisser faire koers en hoe kunnen we verklaren dat de financiële markt zo weinig gereguleerd werd? Om deze vragen te beantwoorden is er voor de volgende methode gekozen; de belangrijkste factoren voor de crisis zullen eerst gespecificeerd worden om de lezer een duidelijk beeld te geven van de invloed en/of mechanismen van het desbetreffende onderdeel. Vervolgens zal er voor elk onderdeel afzonderlijk gekeken worden hoe de FRB binnen de FOMC vergaderingen dacht over de ontwikkelingen omtrent deze factoren. Dit wordt gedaan door middel van het bestuderen van de notulen van de FOMC. In dit stuk zal aandacht worden besteed aan de aanloop van de crisis, waarmee de jaren van het voorzitterschap van Alan Greenspan 1987-2006 de datalimieten zijn voor het onderzoek. We kunnen de conclusie trekken dat de voornaamste beweegredenen van de Federal Reserve voor het varen van een laisser faire koers samenhangen met het neoliberale gedachtegoed. De primaire argumenten van de Fed voor het nalaten van verdere regulering bij zowel de derivatenmarkt als de subprime markt waren de volgende: 1) Regulering zou de marktdiscipline aantasten. 2) De rechtsgeldigheid van uitstaande derivatencontracten zouden negatief beïnvloed kunnen worden. 3) Regulering van de OTC derivatenhandel zou de financiële markt een belangrijk middel ontnemen voor het managen van financiële risico’s. 4) Regulering van de subprime markt zou consumenten met een laag inkomen de mogelijkheid voor eigenwoningbezit ontnemen. Ten slotte waren er voor de Fed nog een aantal secundaire argumenten die meespeelden, te weten: 1) De hypotheekmarkt was na 2000 de voornaamste reden van economisch herstel en groei. De Fed wilde deze groei niet belemmeren en een eventuele recessie veroorzaken. 2) De Fed had in het geval van de derivatenmarkt niet de middelen om on- the-ground toezicht te houden, dit zou ook niet passen bij het idee van een zelfregulerende markt.Show less
This thesis demonstrates the reasons and motives of Hong Kong authorities to institute a Currency Board System in 1983. These motivations are discussed and placed in the context of the...Show moreThis thesis demonstrates the reasons and motives of Hong Kong authorities to institute a Currency Board System in 1983. These motivations are discussed and placed in the context of the international debate.Show less
Deze paper vergelijkt de sociale analyse, van de leefcondities tijdens industrialisatie in de 19e eeuw, van hedendaagse historici met de analyse die Marx en Mill in hun werken, 'Das Kapital' en ...Show moreDeze paper vergelijkt de sociale analyse, van de leefcondities tijdens industrialisatie in de 19e eeuw, van hedendaagse historici met de analyse die Marx en Mill in hun werken, 'Das Kapital' en 'The principles of political economy', maken.Show less
