This thesis examines the autonomy of the Rijksmuseum in Amsterdam, the Netherlands, and the Gemäldegalerie in Berlin, Germany, in establishing policies and allocating state funds based on their...Show moreThis thesis examines the autonomy of the Rijksmuseum in Amsterdam, the Netherlands, and the Gemäldegalerie in Berlin, Germany, in establishing policies and allocating state funds based on their preferred organisational values. It compares the policies two institutions within the context of their national cultural policies. The study analyses the cultural policies of the Netherlands and Germany, investigating how these policies influence the autonomy of the case studies. Additionally, the research identifies the preferred organisational values of museums through examining national cultural policies, museum policies, and the opinions of professionals. To better understand and analyse the preferred organisational values and their relation to autonomy, the Museum Values Framework (MVF) is used. The framework contributes to the understanding of certain tensions, organisational museum structures and opposing values.Show less
Op 24-jarige leeftijd schilderde de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini zijn eerste zelfportret. Voor dit werk werd geen directe opdracht gegeven, noch verkocht Bernini het tijdens zijn leven. Bernini...Show moreOp 24-jarige leeftijd schilderde de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini zijn eerste zelfportret. Voor dit werk werd geen directe opdracht gegeven, noch verkocht Bernini het tijdens zijn leven. Bernini’s zelfportrettering in de schilderkunst is daarnaast relatief onderbelicht gebleven binnen het brede onderzoek dat over de eeuwen heen werd verricht naar zijn oeuvre. Ook in Bernini’s eigen tijd werd weinig gesproken over zijn kunnen als schilder. Omdat er dus geen duidelijke toedracht is en in het zelfportret zijn eigen fysionomie centraal staat, is de vraag ontstaan waarom Bernini zichzelf schilderde. Werd hij hiertoe aangezet door de kunstenaarstraditie of wedijver (aemulatio), het debat rondom de hiërarchie van de schilderkunst versus de beeldhouwkunst (paragone), wilde hij zichzelf tot alleskunner (uomo universale) ontwikkelen of ligt de verklaring elders? In dit onderzoek relateer ik Bernini’s Zelfportret als jongeman (1623) aan de primaire bronnen en enkele vergelijkbare (zelf)portretten, om zo antwoord te geven op de onderzoeksvraag.Show less
Op 13 februari 1960 verschijnt op de voorpagina van The Saturday Evening Post een driedelig zelfportret van Norman Rockwell (1894-1978), Triple Self-Portrait, om de publicatie van een biografie aan...Show moreOp 13 februari 1960 verschijnt op de voorpagina van The Saturday Evening Post een driedelig zelfportret van Norman Rockwell (1894-1978), Triple Self-Portrait, om de publicatie van een biografie aan te kondigen. De spiegel waarin Rockwell zichzelf bekijkt speelt een belangrijke rol in het werk en biedt de mogelijkheid voor een studie naar het gebruik van spiegels in zelfportretten. Hierbij wordt Triple Self-Portrait als uitgangspunt genomen en wordt enerzijds de geschiedenis van het gebruik van spiegels (in zelfportretten) behandeld en anderzijds wordt er dieper ingegaan op hoe het publiek Norman Rockwell kan leren kennen aan de hand van zijn zelfportret. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de biografie die hij heeft geschreven alsmede de receptie bij zowel het bredere Amerikaanse publiek als de kunstwereld.Show less
Annibale Carracci’s Zelfportret op de ezel (ca. 1604) wordt dikwijls geïnterpreteerd als een bewijs voor of illustratie van zijn melancholische depressie die door zeventiende-eeuwse biografen wordt...Show moreAnnibale Carracci’s Zelfportret op de ezel (ca. 1604) wordt dikwijls geïnterpreteerd als een bewijs voor of illustratie van zijn melancholische depressie die door zeventiende-eeuwse biografen wordt beschreven. In dit artikel wordt deze relatie geproblematiseerd door een kritische close-reading van deze biografieën, waaruit zal blijken dat biografen vaak aan de hand van kunst het leven van een kunstenaar beschreven. Door het portret in de context van het zeventiende-eeuwse wetenschappelijk en artistieke discours over melancholie te analyseren, zal blijken dat het werk ook gezien kan worden als een zelfbewust voorbeeld van framing in plaats van als een persoonlijke uiting van emotie. Deze these zal ondersteund worden door een nieuwe theorie over de relatie tussen de voorbereidende tekening (thans in de Royal Collection) en het onderhavige schilderij.Show less
Pieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard...Show morePieter van Laers (1599-1642) merkwaardige Zelfportret met heksenattributen (c. 1635 – 1637), waarop duivelse klauwen het magische ritueel van de schilder verstoren, werd tot op heden vaak verklaard vanuit een persoonlijke belangstelling van deze Bentvueghel voor magie en occultisme. De overweldigende gelijkenis tussen het schilderij, ontstaan tijdens Van Laers verblijf in Rome, en de Necromancers van Angelo Caroselli (1585-1653) en Pietro Paolini (1603-1681) maakt echter duidelijk dat het afbeelden van een specifiek type magiër: de necromancer, een Romeinse traditie was. Deze Necromancers waren in trek bij de Romeinse clientèle en kwamen terecht in de collecties van belangrijke kardinalen, die de schilderijen verzamelden vanwege hun spottende en vermanende ondertoon. Een analyse van de Romeinse context laat zien dat magie alomaanwezig was in de Eeuwige Stad, maar er is geen bewijs dat Van Laer er zelf bij betrokken was. Tijdgenoten merkten bij Van Laer geen bijzondere belangstelling voor magie op, maar wel een humoristische inslag. Deze humor is terug te zien in het schilderij; Van Laer dreef de spot met zichzelf, andere schilders en de schilderkunst in het algemeen door zich af te beelden als falende magiër. Het Zelfportret als necromancer, zoals het werk zou moeten heten, sloot dus eerder aan bij een algemene magische trend dan bij een persoonlijke belangstelling van de schilder.Show less
Edward Hopper (1882-1967) schilderde in de jaren 1925-1930 een portret van zichzelf met hoed op in olieverf op doek (afbeelding 1). Het zelfportret laat een terughoudende, bedachtzame en introverte...Show moreEdward Hopper (1882-1967) schilderde in de jaren 1925-1930 een portret van zichzelf met hoed op in olieverf op doek (afbeelding 1). Het zelfportret laat een terughoudende, bedachtzame en introverte man zien, verscholen onder zijn hoed. In zijn zelfportret maakt hij gebruik van koele, donkere kleuren geschilderd met een flauwe penseelvoering. Hij kijkt bedachtzaam, zijn ogen verborgen in de schaduw van zijn hoed en zijn houding wat weggedraaid van de toeschouwer wat zorgt voor een gevoel van afstand. Op de achtergrond een wat eenvoudige en sobere voorstelling van een gang. Hopper was midden veertig toen hij zichzelf schilderde in Self-Portrait (1925-1930). Het zelfportret van Edward Hopper is interessant om te onderzoeken omdat het zelfportret verschillend wordt geïnterpreteerd in artikelen van verschillende auteurs. Ook is het zelfportret opvallend omdat Hopper in zijn vroege jaren als kunstenaar talloze zelfportretten tekende en schilderde, maar Self-Portrait (1925-1930) een van de weinige zelfportretten is die hij voltooide tijdens de volwassen fase van zijn carrière.Show less
The illicit art trade continues to flourish globally despite mitigative action by authorities worldwide. As such, agencies such as the museum have begun to contribute to the fight against illicit...Show moreThe illicit art trade continues to flourish globally despite mitigative action by authorities worldwide. As such, agencies such as the museum have begun to contribute to the fight against illicit art with novel strategies such as point of entry identification. Despite this, there are widespread accusations against museums, particularly in the United Kingdom, for harbouring large numbers of stolen art within their collections. In order to explore this, this thesis examines the contemporary interaction between the illicit art trade in the United Kingdom and British museums. This is done by analysing the acquisition of objects which lack provenance data from 1933-1945 in the collections of the British Museum and the Victoria and Albert Museum alongside the museums' acquisition policies. A small contemporary interaction is found as well as statistically significant effects of mitigative legislation and changes in acquisition policies put in place in recent decades.Show less
Dit onderzoek gaat in op de invloed van de veranderende status van het zelfportret en de schilder op het aantal zelfportretten dat Isaac Claesz van Swanenburg en Rembrandt produceerden....Show moreDit onderzoek gaat in op de invloed van de veranderende status van het zelfportret en de schilder op het aantal zelfportretten dat Isaac Claesz van Swanenburg en Rembrandt produceerden. Zelfportretten werden eerst vooral gebruikt als een vorm van zelfpromotie. Het zelfportret van Isaac Claesz van Swanenburg is hier een voorbeeld van. Daarnaast werden zelfportretten werden alleen geaccepteerd als ze van een bekende schilder waren. Rembrandt schilderde veel zelfportretten. Hij deed dit onder andere om verschillende gezichtsuitdrukkingen te oefenen. Daarnaast ontdekte hij dat zijn bekendheid ervoor zorgde dat kunstverzamelaar zijn zelfportretten wilden kopen, waardoor hij veel geld kon verdienen. De zelfportretten van Rembrandt zorgden er uiteindelijk voor dat Samuel van Hoogstraten in zijn verdeling van genres, het zelfportret in de hoogste categorie plaatste.Show less