Het Cool Little Kids (CLK) programma is een oudergericht interventieprogramma met als doel om angst en geïnhibeerd gedrag te verminderen bij jonge kinderen. Wanneer de ouders echter angstig van...Show moreHet Cool Little Kids (CLK) programma is een oudergericht interventieprogramma met als doel om angst en geïnhibeerd gedrag te verminderen bij jonge kinderen. Wanneer de ouders echter angstig van aard zijn, zou dit de effectiviteit van de interventie negatief kunnen beïnvloeden. Tot op heden beschrijft onderzoek echter tegenstrijdige resultaten, verzameld bij vooral oudere kinderen. De doelstelling van het hier gepresenteerde onderzoek was om (i) middels een paired samples T-toets te onderzoeken of de angstvermindering bij kinderen in de interventiegroep (n = 54) groter was dan die van de controlegroep (n = 38) en (ii) middels een moderatie-analyse te onderzoeken of de angst bij de ouder als moderator optreedt voor het verschil in angst bij de kinderen in de interventiegroep bij de voor- en nameting. Het verschil in angst bij het kind werd gemeten als verschilscore op de Preschool Anxiety Scale-Revised (PAS-R) en angst bij de ouder werd gemeten met de Spielberger State-Trait Anxiety Inventory (STAI). De resultaten ondersteunen de eerste hypothese (p = .033), maar niet de tweede (p = .436). In conclusie bleek het CLK programma effectief te zijn voor angstvermindering bij jonge, geïnhibeerde kinderen en lijkt een hogere angst bij de ouder geen negatieve invloed te hebben op deze effectiviteit. De resultaten worden besproken in relatie tot de huidige literatuur, limitaties van het onderzoek en maatschappelijke implicaties.Show less
Angstproblemen bij kinderen is een wereldwijd veelvoorkomend probleem met grote gevolgen op de korte en de lange termijn. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de prevalentie van...Show moreAngstproblemen bij kinderen is een wereldwijd veelvoorkomend probleem met grote gevolgen op de korte en de lange termijn. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat de prevalentie van angststoornissen hoger is voor meisjes dan voor jongens. In dit onderzoek wordt onderzocht in hoeverre er significante verschillen bestaan tussen jongens en meisjes in de mate van angst voorafgaand en na afloop van de Cool Little Kids (CLK) interventie. Op basis van wetenschappelijke literatuur zijn een drietal hypotheses opgesteld. De eerste hypothese luidt dat de angstrapportages van ouders van meisjes hoger zijn dan angstrapportages van ouders van jongens vóór de CLK-interventie. De tweede hypothese stelt dat de angstrapportages van ouders van meisjes lager zijn dan angstrapportages van de ouders van jongens na de CLK-interventie. Beide hypotheses zijn op basis van twee independent samples t-toetsen niet significant bevonden. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek wordt daarom geconcludeerd dat er geen significant verschillen zijn gevonden tussen jongens en meisjes in de mate van angst vóór en na de CLK-interventie. De derde hypothese stelt dat de angstrapportages van de ouders van kinderen lager zijn na de CLK-interventie dan vóór de CLK-interventie. Deze hypothese, getoetst met een paired samples t-toets, is eveneens niet significant bevonden. De resultaten uit dit onderzoek zijn niet in verwachting met de wetenschappelijke literatuur. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn onder andere het gebruik van andere leeftijdscategorieën en te vroege evaluaties van het CLK-project. Suggesties voor vervolgonderzoek zijn onder andere het uitvoeren van exploratief onderzoek en het onderzoeken van de langetermijneffecten.Show less
Doel: In de prevalentie van angststoornissen bij jonge kinderen is een sterke toename zichtbaar. Gezien deze toename is het nuttig om vroegtijdige risicofactoren te achterhalen, zodat interventies...Show moreDoel: In de prevalentie van angststoornissen bij jonge kinderen is een sterke toename zichtbaar. Gezien deze toename is het nuttig om vroegtijdige risicofactoren te achterhalen, zodat interventies vroeg in de kindertijd kunnen worden ingezet. De directe omgeving, waaronder de ouders, is van invloed op de angstontwikkeling van het kind. In deze studie wordt de relatie onderzocht tussen de angst van ouders en de angst van het kind, met daarbij een overbeschermende opvoedstijl als mediërende factor. Methode: De participanten zijn 114 ouders van 3 tot 6-jarige kinderen. Eén inclusiecriteria was dat de kinderen hoog scoorden op gedragsinhibitie, gemeten met de BIQ-SF vragenlijst. De data is verzameld middels drie verschillende vragenlijsten: PAS-R, POM en STAI. Die respectievelijk de angst van het kind, overbescherming en de angst van ouders maten. Resultaten: De mediatieanalyse toonde aan dat er een significante positieve relatie was tussen de angst van ouders en de angst van het kind en angst van ouders en overbescherming. De relatie tussen de angst van het kind en overbescherming was niet significant. Tot slot is er geen mediatie effect van overbescherming gevonden tussen de angst van ouders en de angst van het kind. Conclusie: Deze studie levert geen bewijs dat een overbeschermende opvoedstijl de relatie medieert tussen de angst van ouders en de angst van het kind. Dit onderzoek toont wel aan dat de angst van het kind voor een deel verklaard wordt door de angst van ouders, tevens wordt een overbeschermende opvoedstijl in geringe mate bepaald door de angst van ouders.Show less
Volgens het biopsychosociale model van angst zijn er verschillende biologische, psychologische en sociale factoren die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een angststoornis. Eén van deze...Show moreVolgens het biopsychosociale model van angst zijn er verschillende biologische, psychologische en sociale factoren die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een angststoornis. Eén van deze factoren is gedragsinhibitie, een stabiel temperamentskenmerk dat bestaat uit verlegenheid, teruggetrokken gedrag en angst in respons op nieuwe situaties en onbekende mensen. Een andere factor is buikpijn. Specifieker buikpijn zonder medische verklaring, genaamd functionele buikpijn. Mogelijk is er een relatie tussen deze twee factoren aanwezig. Veel onderzoeken naar gedragsinhibitie en buikpijn hebben verschillende resultaten gevonden wat betreft de prevalentie van beide factoren in verschillende geslachten en leeftijden. Dit onderzoek heeft onderzocht of er daadwerkelijk een relatie aanwezig is tussen gedragsinhibitie en buikpijn. Daarnaast is er ook gekeken naar de effecten van geslacht en leeftijd op gedragsinhibitie en op buikpijn in de relatie met gedragsinhibitie. Dit onderzoek is uitgevoerd met bestaande data van GGD Amsterdam uit de periode 2018-2021. 23374 ouders hebben de screeningslijst van Jij en Je Gezondheid ingevuld, welke onder andere de BIQ-SF, wat gedragsinhibitie meet, en een vragenlijst over buikpijnfrequentie bevat. De resultaten laten zien dat er een zwakke, positieve relatie aanwezig is tussen gedragsinhibitie en buikpijn. Meisjes en 5-jarige kinderen hebben een hoger niveau van gedragsinhibitie dan jongens en 10-jarige kinderen. Daarentegen ervaren alleen meisjes frequenter buikpijn dan jongens, wat versterkt wordt door een hoger niveau van gedragsinhibitie. Deze bevindingen tonen aan hoe belangrijk het is om tijdens de vroege screening van angst vooral meisjes en jonge kinderen te benaderen en de relatie tussen gedragsinhibitie en buikpijn niet te negeren, zeker niet bij meisjes, om het mogelijke risico op een angststoornis zo veel mogelijk te verkleinen.Show less