In onderhavig scriptieonderzoek wordt met een kritische blik gekeken naar de toegepaste prospectietechnieken en interpretaties van het drietal prospectieve onderzoeken in Geertjesgolf te Winssen,...Show moreIn onderhavig scriptieonderzoek wordt met een kritische blik gekeken naar de toegepaste prospectietechnieken en interpretaties van het drietal prospectieve onderzoeken in Geertjesgolf te Winssen, Moordhuizen en Angeren. Allen gelegen in het Gelderse deel van het Nederlandse rivierengebied. Tenslotte worden aanbevelingen gedaan voor toekomstige prospectieve onderzoeken binnen het rivierengebied. Aanleiding voor het onderzoek zijn de acties en gevolgen die hebben plaatsgevonden op de locaties Geertjesgolf te Winssen, Moordhuizen en Angeren, waarbij een archeologisch rijk landschap werd aangetroffen nadat de gebieden waren vrijgegeven. Ondanks dat grote delen van Geertjesgolf na deze vrijgave zijn weggegraven kon een groot gedeelte van het archeologische bodemarchief ex situ worden behouden. In het geval van Moordhuizen is zeer veel en met name bijzonder vondstmateriaal tijdens baggerwerkzaamheden verzameld. Echter is de context van het materiaal niet meer te achterhalen. Het onderzoek in Angeren daarentegen kent geen verloren archeologie. Nieuwe verwachtingsmodellen en bijbehorende prospectietechnieken tonen een haast feilloos systeem, waarmee archeologisch vindplaatsen op meerdere landschappelijk niveaus kunnen worden opgespoord. Tijdens het onderzoek veelvuldig gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Hierbij zijn met name (oudere) rapporten met betrekking tot het drietal onderzoeksgebieden geraadpleegd. Daarnaast is zowel analoog als digitaal kaartmateriaal bestudeerd. Het geraadpleegde kaartmateriaal had betrekking op archeologische- en landschappelijke verwachtingskaarten van de individuele onderzoeksgebieden als het Gelderse deel van het Nederlandse rivierengebied. Ten slotte heeft eigen opgedane ervaring tijdens archeologische onderzoeken in het rivierengebied als zeer belangrijke factor meegespeeld tijdens het onderzoek naar deze drietal prospectieve onderzoeken. De resultaten van onderhavig onderzoek laten zien dat relatief eenvoudige oorzaken hebben geleid tot het vrijgeven van twee van de drie onderzoeksgebieden. Een van de belangrijkste hoofdoorzaken is wellicht de misinterpretatie van komgebieden en hun onderliggende landschappen. Al vanaf de aanleg van de Betuweroute in 1995 ging men er van uit dat zij onaantrekkelijk waren voor menselijke activiteiten. Naar aanleiding van deze aanname vond in gebieden met een dergelijke bodemopbouw slechts in geringe mate archeologisch onderzoek plaats. Wanneer vervolgonderzoek wel plaats vond boorde men doorgaans slechts tot 2 a (maximaal) 3 meter, - Mv, waardoor de onderliggende landschappen vrijwel niet tot nauwelijks werden geïnterpreteerd. Daarnaast zorgde een natuurlijke factor voor verkeerde interpretaties van het landschap, namelijk de seizoenen. Doordat de rivieren in herfst en winter een relatief grote waterafvoer kennen, hadden de Maas uiterwaarden te maken met gemiddeld hoge grondwaterstanden. Als gevolg kon het opgeboorde boormonster niet tot nauwelijks worden opgehaald en beschreven. Tijdens latere onderzoeken in 2011 en 2017 werd de verkeerde interpretatie van het landschap bij Moordhuizen door middel van profieldocumentaties weer corrigeert, maar dit was immers al te laat. Groten delen waren in de jaren ervoor afgegraven en opgebaggerd. Zo ook waarschijnlijk de rijkste archeologische vindplaats van Nederland. Ondanks het grootte archeologische verlies in Geertjesgolf en Moordhuizen is een positieve leercurve op het gebied van prospectietechnieken te zien het archeologische werkveld. De landschappelijke kennis is in dermate toegenomen, waardoor archeologische vindplaatsen onder de komgebieden in groten getale tevoorschijn komen, zoals in het tracé van de verlengde Via15. Hieraan ten grondslag ligt het principediagram. Voortaan worden ingezette prospectietechnieken niet meer afgestemd op de nieuwste technieken en innovaties, maar op het type en aard van de verwachtte vindplaatsen in relatie met het landschap. Op basis van de verkregen resultaten van onderhavig onderzoek zijn aanbevelingen gegeven voor prospectief onderzoek in het rivierengebied. Eén van de hoofduitgangspunten is dat het principediagram standaard dient te worden gehandhaafd en te allen tijde dient te worden ingezet bij prospectief onderzoek in het rivierengebied. Daarnaast dient in uiterwaard- en kronkelwaarlandschappen de bodemopbouw enkel nog in kaart te worden gebracht doormiddel van profielkolommen of lengteprofielen, met een voorkeur in drogere seizoenen met een gemiddeld lage grondwaterstand. Ten slotte dienen er meer specifiek gerichte vraagstelling met betrekking het complexe rivierengebied worden opgesteld, zodat onterechte vrijgave van toekomstige onderzoeksgebieden voorkomen kan worden.Show less
This thesis explores how websites can be utilized as tools in archaeological public outreach, using a commercial excavation in Iceland as an example. A website was created around the commercial...Show moreThis thesis explores how websites can be utilized as tools in archaeological public outreach, using a commercial excavation in Iceland as an example. A website was created around the commercial excavation in Seyðisfjörður, eastern Iceland named Fjörður. The research takes place where avalanche protection walls will damage archaeological sites. The archaeology found at the site is represents Icelandic archaeology in a nutshell from the Viking Age to Modern Times. A landslide hit the village of Seyðisfjörður in December 2020. When the archaeologists started excavating the site they found large landslide layers in between cultural phases. What narrative can be told about the long-term history of the archaeological site Seyðisfjörður, including the ongoing influence of the landslides, and how can we translate that narrative to the general public? The narrative reflects how the deep history of Seyðisfjörður shows the inhabitants’ resilience against the environment and would illustrate 61 the chronology of the site in a relatable way. The relationship between outreach websites and social media is explored and how strategy in outreach is a key factor in a successful outreach campaign. The narrative also displays the work that archaeologists undertake and how they collect and research this knowledge. This has the potential to increase the awareness and benefits of the work that archaeologists do and the importance of public outreach. It increases valuation and engagement of (archaeological) heritage. Without public outreach archaeological research has no future.Show less
In this master thesis, finding the significance(s) of conflict archaeology is key, with the Battle of Arnhem (September 1944) as a case study. This event, like (all) other battles and narratives of...Show moreIn this master thesis, finding the significance(s) of conflict archaeology is key, with the Battle of Arnhem (September 1944) as a case study. This event, like (all) other battles and narratives of WW2, or even of our contemporary past as a whole, has been researched by historical, rather than archaeological sources and views. Using the data of excavations from professional archaeology, but also the results, methods and motives from non-archaeological initiatives, be it local museums or individual or united metal detectorists, an overview of the widespread of several different stakeholders that are being involved in the remembrance of the Battle of Arnhem is given. Also involved in heritage are the Ministry of Defence (Netherlands Armed Forces) and commercial unexploded ordnance (UXO-)companies, both literally coming into contact with ground dug items, but these were no part of this thesis, as giving a full, complete overview of all heritage from the soil archive seemed too ambitious. Through several case studies and some examples from all available nonarchaeological data, a selection of non-professional archaeological finds from the Battle of Arnhem was presented for the first time. Furthermore, by consulting all data from professional archaeology and combining the results and methods with the motivations and initiatives from other discussed, aforementioned, stakeholders, an attempt at a synthesizing level is made. Using this, different views on, for example, remembrance and education, are presented. Especially the role archaeology can play in the “broader meaning” and “democratising” of heritage, and the role it may have for all involved specific communities, is being discussed. Through this, “prevalent opinions” may be challenged and deviant narratives may arise, and the potential of an interdisciplinary approach becomes clear: challenging dominant narratives, providing a more complete and nuanced picture of the past, and promoting a more inclusive and diverse understanding of history by cooperation, and by consulting and respecting all involved stakeholders, which is in line with the Faro Treaty.Show less