Deze thesis gaat over mutilatie in egodocumenten van Indiëgangers over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). De onderzoeksvraag die centraal staat is: hoe wordt er in egodocumenten...Show moreDeze thesis gaat over mutilatie in egodocumenten van Indiëgangers over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). De onderzoeksvraag die centraal staat is: hoe wordt er in egodocumenten van Indië-veteranen door de tijd heen geschreven over en gereflecteerd op mutilatie tijdens de Indonesische Onfhankelijkheidsoorlog (1945-1949)? En hoe verhoudt dat zich tot de twee posities in het debat? Voor het beantwoorden van deze vraag maakt het onderzoek gebruik van een veelvoud aan egodocumenten afkomstig uit drie verschillende databases: de NIMH-database (dagboeken van Indië-veteranen), de KITLV-database (retrospectieve bronnen van Indië-veteranen) en de NVI-database (interviews van Indië-veteranen).Show less
Na de Duitse inval in Nederland ging het bestuur in Nederlands-Indië onder het nom van staatsgevaarlijkheid en sociale veiligheid over op de internering van leden van de Indische NSB, Duitstaligen...Show moreNa de Duitse inval in Nederland ging het bestuur in Nederlands-Indië onder het nom van staatsgevaarlijkheid en sociale veiligheid over op de internering van leden van de Indische NSB, Duitstaligen en de gezinnen van deze groepen. De voorbereidingen hiervoor begonnen in opdracht van de Nederlandse regering al enkele weken voor 10 mei 1940. Deze scriptie kijkt door middel van een vergelijkend onderzoek naar omstandigheden rondom de internering. Met als doel om verschillen en overeenkomsten in de behandeling van de verschillende groepen te identificeren. Dit wordt gedaan door te kijken naar de motivatie achter de internering, het proces gedurende de arrestaties en transport en de omstandigheden in de interneringskampen op basis van zowel primaire als secondaire bronnen. Op basis van het onderzoek is te zien dat er afhankelijk van de groep verschillende redenen waren om over te gaan tot internering. De verdere behandeling van de geïnterneerden kent veel overeenkomsten, de omstandigheden in de interneringskampen waren zo goed als gelijk. Bij de Duitstaligen en de Indische NSB was de situatie gelijk, echter waren er verschillen in hoe de bevolking naar hen keek. Op basis van geslacht zijn er aan het begin van de internering nauwelijks verschillen te identificeren. Enkele maanden voor de Japanse inval waren er veranderingen gaande in het beleid van het Nederlands-Indische bestuur waardoor vrouwen, en ook kinderen, meer mogelijkheden kregen. De conclusie is daarom dat de behandeling van de verschillende groepen gedurende de internering in grote lijnen overeen kwam.Show less
The Indonesian War of Independence (1945-1949) has long been overlooked in large parts of international historiography, which is a shame. The war, which saw the nationalist Indonesian Republic...Show moreThe Indonesian War of Independence (1945-1949) has long been overlooked in large parts of international historiography, which is a shame. The war, which saw the nationalist Indonesian Republic prevail over its Indonesian competitors for national sovereignty and the Dutch, who were intent on re-establishing their colonial presence in the archipelago, took place on the intersection of the twentieth century's most significant themes, such as World War II, the Cold War and decolonisation. With the archipelago's future at stake, including its population of nearly seventy million inhabitants in 1945 and its large reserves of strategic resources, the conflict was pushed to the top of the international diplomatic agenda with a central role for the United States. According to the existing historiography, the US' attitude towards the conflict was relatively passive and reactive, while its policy was predominantly informed and executed through formal diplomacy. This seems out of character for the United States, given its WWII intelligence achievements and Cold War reputation for covert action, and raises the question if the historiography on the Indonesian War of Independence suffers from a 'missing dimension'. This thesis aims to explore and explain the role of the American intelligence community in shaping the American information position and policy on the Indonesian question, based on a wide variety of secondary literature and primary sources from American and Dutch collections and archives. Due to its classified nature, much of the intelligence-related archival material from this period was only declassified from the 1990s onwards, allowing for a reassessment of the major diplomatic histories on the conflict primarily written between 1960 and 1985. After charting the US intelligence presence and capabilities in Indonesia from 1945 to 1949, considering the relevant organisations for both human intelligence (HUMINT) and signals intelligence (SIGINT), it will be assessed how effectively intelligence was integrated into the State Department's foreign policy formulation process. This assessment will be made based on the intelligence cycle framework, distinguishing between the stages of planning and direction, collection, analysis, processing and dissemination. The story of American intelligence in the Indonesian War of Independence is also the story of the radical transformation the American intelligence community underwent in the years immediately following World War II, as the haphazardly created wartime intelligence apparatus was laboriously adapted into the country's first foreign intelligence apparatus in peacetime. Over a period of several years and via various short-lived interim agencies such as the Strategic Services Unit (SSU) and the Central Intelligence Group (CIG), the wartime Office of Strategic Services Unit (OSS) finally evolved into the Central Intelligence Agency (CIA). Throughout the Indonesian War of Independence, signals intelligence would remain a military affair in the hands of the Army Security Agency (ASA) and the Navy's OP-20-G. However, these forebears to the National Security Agency (NSA) went through a tumultuous period as well. Fearing competition in their foreign reporting privileges, State Department officials generally resisted the idea of intelligence gathering in peacetime. The strained 1 relationship with the upcoming intelligence community in which this resistance resulted will also form a central theme throughout this thesis. Although the lack of institutional continuity, absence of a clear mandate, continuous shortages of capacity and assets and the novelty of peacetime intelligence to policymakers generally prevented the American intelligence organisations from having a radical impact on the country's course, the story of American intelligence in the Indonesian War of Independence adds an intriguing perspective to the historiography on this complex and multi-layered conflict. In addition, the events of the Indonesian War of Independence proved to be one of the early American intelligence community's formative experiences, which were crucial in laying the foundations for the organisations that would gain notoriety in the Cold War soon afterwards.Show less
Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950 zijn al decennia een heet hangijzer. Eén van de meest beruchte Nederlandse geweldsontsporingen in deze periode is het...Show moreNederlandse oorlogsmisdaden tijdens de oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1950 zijn al decennia een heet hangijzer. Eén van de meest beruchte Nederlandse geweldsontsporingen in deze periode is het bloedbad van Rawagede, een massa-executie in een dorp gelegen in West-Java. Rawagede speelde een belangrijke rol in het publieke debat over Nederlandse oorlogsmisdaden. Zo stelde de rechtbank Den Haag in 2011 de Nederlandse staat aansprakelijk voor de gruweldaden in de Javaanse kampong. Dit was de eerste keer dat de Nederlandse staat wettelijk aansprakelijk werd gesteld voor misstanden tijdens de oorlog met Indonesië. Wat er precies gebeurd is in Rawagede is echter nog steeds onduidelijk. Volgens eerdere onderzoeken naar het bloedbad maakte de Nederlandse krijgsmacht tussen de 150 en 433 slachtoffers. Van dit aantal zouden er tussen de 20 en 120 zijn geëxecuteerd. Vrouwen en kinderen werden gespaard. Alhoewel Rawagede frequent het onderwerp is geweest van academisch onderzoek, geldt dat niet voor de verantwoordelijke eenheid. Dit was het 3e Bataljon 9e Regiment Infanterie, kortgezegd 3-9 RI, een dienstplichtig landmachtbataljon van de 7 December Divisie. Dit onderzoek bestudeert in hoeverre extreem geweld – los van de casus Rawagede – deel uitmaakte van het militair optreden van 3-9 RI in Indonesië.Show less