This thesis focuses on the period at the end of the nineteenth century when knowledge of the colonized cultures and their histories became an integral part of European imperial policies. In the...Show moreThis thesis focuses on the period at the end of the nineteenth century when knowledge of the colonized cultures and their histories became an integral part of European imperial policies. In the search for tools legitimizing their overseas venture, architecture turned out to be one of the most visual and lasting tools for boosting such efforts. It is precisely by exploring this aspect of empire-building through architecture that my thesis attempts to redress the lacunae of historical research on colonial architecture as a measure for studying colonial history. Conventional historiography has largely neglected this aspect of empire-building, leaving much of it for architects, urbanists and art historians to deal with. Most of the scholarly contributions to colonial architecture have not yet been able to sufficiently expose the underlying imperial designs or the socio-cultural processes behind such building projects. In this thesis, I have made attempts to trace these processes and examine them from a comparative perspective using Foucault’s power/knowledge dimension. By pitching the three former Asian colonies of British-India, Dutch-Indies and French-Indochina next to each other and analysing the hybrid architecture found in their main public buildings, the ways in which the colonial government tried to impress the people through their building styles can be revealed. They resorted to the incorporation of often randomly mixed local architectural elements into buildings which looked European otherwise. This resulted in buildings depicting hybrid architectural styles. Such designs reflected a self-proclaimed European mastery in managing knowledge of the colonized cultures. In trying to claim their legitimacy as new rulers, colonial governments went to great lengths, using the visual qualities of architecture to shield a relatively weak system. The erection of confident and mighty stone facades, however, did little to bury the lingering orientalist prejudices and the inherent unequal status of the colonizers and the colonized. In fact, the knowledge on local histories generated by the colonizers helped create local identities that gave a boost to the upcoming nationalistic movements. But there were interesting differences among the colonies though, that this comparative exercise laid bare. The nuances manifested in the different colonies in terms of the willingness to spend financial resources, the often conflicting objectives between colonial institutions, the effects of shifting colonial policies and the paradoxical underlying principles that defined those policies, and other contextual factors, led to differences in imperial policies and their consequent architectural plans. By probing into these differences as well as by highlighting the similarities cutting across all the three colonies, my thesis contributes to understanding the varying shades of colonialism through the seemingly silent yet starkly telling structures.Show less
Women played a vital role during the anti-slavery campaigns in the United States and Great Britain in the nineteenth century. Their involvement pushed the boundaries of the prescribed gender roles...Show moreWomen played a vital role during the anti-slavery campaigns in the United States and Great Britain in the nineteenth century. Their involvement pushed the boundaries of the prescribed gender roles of the time, as women were supposed to remain within the household sphere and abstain from any political involvement. Abolitionist women were also active in the Netherlands, such as the 129 women from Rotterdam who sent a petition to King Willem II in 1842. This thesis outlines how Dutch and American women abolitionists challenged the prescribed gender roles by publicly interfering with abolitionism.Show less
De inzet van de Nederlandse marine in de strijd tegen de illegale trans-Atlantische slavenhandel na de ondertekening van het Brits- Nederlands verdrag ter wering van de slavenhandel op 4 mei 1818.
In 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag...Show moreIn 1948 werden met de Europese top in Den Haag de eerste bouwstenen gelegd voor wat Winston Churchill 'The United States of Europe' had genoemd. Het was het begin van een proces dat tot op vandaag de dag nog steeds gaande is. De verdieping en uitbreiding van het Europese project kon in de beginfase op veel sympathie rekenen van het Nederlandse Parlement, maar ziet tegenwoordig een steeds diverser verzet. Door middel van een chronologische analyse van de parlementaire Handelingen wordt in deze thesis gepoogd de redenen achter deze verandering te doorgronden. Naast de verandering van het Europese project zelf, waren ook de kleine eurokritische partijen en de gekozen strategieën van de elite-partijen debet aan de verandering van het verzet.Show less
Zowel België als Nederland hielden tijdens de crisis van de jaren 1930 vast aan de goudstandaard. Terwijl anderen devalueerden, verdedigden zij koppig de pariteit van de frank en de gulden. De twee...Show moreZowel België als Nederland hielden tijdens de crisis van de jaren 1930 vast aan de goudstandaard. Terwijl anderen devalueerden, verdedigden zij koppig de pariteit van de frank en de gulden. De twee landen, beide koloniale grootmachten, zadelden hun nationale koopvaardij hierdoor op met een onoverkomelijke kostenhandicap. Zelfs de bevoorrechte koloniale scheepvaartmaatschappijen werden in de diepste crisisjaren op de knieën gedwongen. Daarenboven beperkten beide regeringen, om te besparen, zoveel mogelijk het regeringsingrijpen in noodlijdende bedrijfstakken. Desondanks verleende België tijdens de crisisjaren tot twaalf keer meer geldelijke steun aan haar koloniale scheepvaartmaatschappij, de CMB, dan Nederland deed voor de SMN en de RL. De Belgische overheid hielp de CMB in de periode 1934-1939 zowel om schepen in de vaart te houden, als dat ze voorzag in bouwfondsen om zeven nieuwe koopvaarders op stapel te zetten. Gelijkaardige steunaanvragen in Nederland werden geweigerd. Deze scriptie onderzoekt waarom, in weerwil van het gelijkaardige beleid, België zoveel meer deed dan Nederland voor haar koloniale vaart. Paradoxaal genoeg lijkt de noodzaak om te besparen daarbij een grote rol gespeeld te hebben. Om dezelfde reden werd in Nederland juist zoveel mogelijk bezuinigd op de steunuitkeringen. Door haar politiek-economische analyse van het koloniaal scheepvaartbeleid in beide landen, vormt deze scriptie een aanvulling op de Belgische en Nederlandse maritieme, economische en koloniale literatuur.Show less
Specerijen zijn belangrijk voor de geschiedenis om drie redenen. Allereerst brachten ze op grote schaal verschillende culturen van de westerse, oosterse en zuidelijke werelden samen. Deze...Show moreSpecerijen zijn belangrijk voor de geschiedenis om drie redenen. Allereerst brachten ze op grote schaal verschillende culturen van de westerse, oosterse en zuidelijke werelden samen. Deze ontmoetingen konden positief en harmonieus zijn, maar waren soms schadelijk en desastreus. Ten tweede stimuleerde de uitwisseling van specerijen de economische globalisatie waarbij acties in een gebied van de wereld grote gevolgen hadden voor mensen en gebeurtenissen op een ander afgelegen continent. Ten slotte veranderden specerijen de eetgewoontes van mensen die nieuwe culinaire ervaringen opdeden als gevolg van de handel, waardoor hun manier van het klaarmaken, eten en waarderen van voedsel veranderden. De geschiedschrijving hierover heeft zich lange tijd beperkt tot de handel in specerijen en de verhalen van individuen. Binnen het debat over specerijen in de middeleeuwen heeft zich echter een verschuiving voorgedaan. De nadruk is meer komen te liggen op het waarom van de handel. Jack Turner en Paul Freedman hebben grofweg drie redenen gegeven, namelijk smaak, aanzien en medicijn. In deze scriptie ben ik in het tiende eeuwse Arabische Kitab al-tabikh (Het boek der gekookte gerechten) van al-Warraq, het Franse boek Du fait de cuisine (Over koken) uit 1420 van Chiquart en het gedrukte Middelnederlandse Notabel boecxken van cokereyen (Opmerkelijke kookboek) uit omstreeks 1514 van vermoedelijk Thomas Vander Noot op zoek gegaan naar het gebruik van de zeven meest gebruikte middeleeuwse specerijen, namelijk peper, kaneel, kruidnagel, nootmuskaat, saffraan, gember en foelie, om te kijken in welke context van Turner en Freedman ze daadwerkelijk werden gebruikt. Mijn onderzoeksvraag was: werden de specerijen in de recepten uit de middeleeuwse kookboeken vooral ingezet vanwege hun smaak, hun vermeende medicinale krachten of vanwege het aanzien dat ze opleverden? Op deze manier hoopte ik de smaak van de middeleeuwen aan de hand van het gebruik van specerijen in de kookboeken vast te kunnen stellen.Show less
Eind zeventiende eeuw ontstond er binnen de Gereformeerde kerk in de nederlandse gebieden op Indonesië een discussie in welke vorm Maleis de bijbel gebruikt voor de zending moest worden vertaald....Show moreEind zeventiende eeuw ontstond er binnen de Gereformeerde kerk in de nederlandse gebieden op Indonesië een discussie in welke vorm Maleis de bijbel gebruikt voor de zending moest worden vertaald. In het literaire Hoog Maleis of in de spreektaal, het Laag Maleis. in de scriptie word deze discussie geanalyseerd binnen zijn historische context en word er gekeken naar de beredeneringen voor de keuze voor de druk van de Hoog Maleise versie van de Bijbel.Show less
This paper examines why and how the activities and goals of Cape Verdean ethnic organizations changed over time in Rotterdam, the Netherlands in the period of the 1990s to 2012. Furthermore, it...Show moreThis paper examines why and how the activities and goals of Cape Verdean ethnic organizations changed over time in Rotterdam, the Netherlands in the period of the 1990s to 2012. Furthermore, it explains how these changes to activities and goals were not only influenced by national or local governmental policies and practices, but also the key actors of the organizations. For this thesis, I researched: Stichting Avanço; Federation Emancipation Defence Interest Cape Verdeans (FEDIC), and Jongerenorganisatie Cabo. This research is based on interviews, reports and documentation from these three organizations as well as those from the national and local government. Decision-making was both community driven (bottom up) and government demand driven (top down). The degree to which the activities and attainment of goals of these organizations were hindered in scope and viability, were contingent on their ability to adapt to the changing governmental focus regarding ethnic minorities and related policies.Show less
De twee slagen bij de Guararapesbergen in 1648 en 1649 bleken een omslag in de geschiedenis van de WIC-kolonie in Nederlands-Brazilië. Het beleid omtrent die twee slagen van de Hoge Raad ofwel de...Show moreDe twee slagen bij de Guararapesbergen in 1648 en 1649 bleken een omslag in de geschiedenis van de WIC-kolonie in Nederlands-Brazilië. Het beleid omtrent die twee slagen van de Hoge Raad ofwel de Nederlandse regering in Nederlands-Brazilië is nog weinig onderzocht. Wel hield Van Hoboken er een negatieve mening op na met betrekking tot het beleid dat de Raad had gevoerd. L'Honore-Naber stelde al in 1925 dat hoe meer wij weten over het beleid van deze regering, hoe positiever ons oordeel - waarschijnlijk - zou zijn. Den Heijer herhaalde dat in 2005. Naar aanleiding daarvan is het beleid van de Raad in bredere zin bekeken door in de periode van de beide slagen het gehele beleid van de Raad in kaart te brengen aan de hand van de Dagelijkse en de Secrete Notulen. Doordat de hulp uit de Republiek te beperkt was en er een constant tekort was van middelen en troepen, kan er verklaard worden waarom de Hoge Raad er niet in kon slagen de kolonie van haar ondergang te behoeden. Zo beaamt deze scriptie de veronderstelling van L'Honoré-Naber en Den Heijer. Daarnaast blijkt de interpretatie van Van Hoboken over het beleid van de Raad te negatief en niet altijd in overeenstemming met de Notulen. Aangezien Boxer in zijn werk zich ook baseerde op Van Hoboken, voegt deze scriptie een nieuwe kijk op de Raad toe aan de geschiedschrijving over Nederlands-Brazilië.Show less
This thesis looks at the effects of two Protestant Missionaries in 17th Century New England and their effects on the indigenous population and how the indigenous population reacted to them.
Aan de hand van 19e en vroeg 20e eeuwse schoolboeken vaderlandse geschiedenis voor het middelbaar onderwijs en aanvullende bronnen heb ik onderzocht op welke wijze de perceptie en invulling van een...Show moreAan de hand van 19e en vroeg 20e eeuwse schoolboeken vaderlandse geschiedenis voor het middelbaar onderwijs en aanvullende bronnen heb ik onderzocht op welke wijze de perceptie en invulling van een nationale identiteit samenhing met het onderwijs en het geschiedenisonderwijs in het bijzonder. Ik heb mij hierbij met name gericht op de beschrijvingen van de de Nederlandse Opstand en de Gouden Eeuw. Als criteria voor beoordeling heb ik onder meer schrijversperspectief, formulering van algemeen belang, verwijzingen naar volkskarakter, vrijheidszin, vaderlandsliefde en burgerlijke deugden gebruikt. Op basis van het onderzoek ontdekte ik een verschuiving van een statisch normatieve opvatting van nationale identiteit in de vorm van een volkskarakter en vaderlandslievendheid naar een meer dynamische opvatting gericht op gedeeld algemeen belang dat door middel van een identificerend schrijversperspectief de leerlingen uitnodigde tot identificatie met de staatkundige eenheid.Show less
Deze masterthesis gaat over een specifieke methode van verzamelen door archiefinstellingen en musea, namelijk het geven van documentaire foto-opdrachten. Hierbij wordt fotografen gevraagd om...Show moreDeze masterthesis gaat over een specifieke methode van verzamelen door archiefinstellingen en musea, namelijk het geven van documentaire foto-opdrachten. Hierbij wordt fotografen gevraagd om bepaalde aspecten van het leven in het werkgebied van de instelling in beeld vast te leggen. Voor mijn onderzoek naar de redenen van verzamelinstituten om sinds 1972 deze opdrachten te geven, heb ik drie instellingen gekozen die vanuit een lange of korte traditie deze opdrachten geven: de stadsarchieven van Amsterdam en Rotterdam en het Tropenmuseum. Bij het geven van opdrachten neemt een verzamelinstituut initiatief tot het vormen van collecties, is een instituut sterk betrokken op de hedendaagse maatschappij en ziet de instelling de noodzaak in van actuele beeldcollecties. In het literatuuronderzoek zijn deze aspecten in een historisch kader geplaatst en worden de volgende thema’s uitgewerkt: de actieve betrokkenheid van verzamelinstituten bij ontwikkelingen in de maatschappij, de oorsprong van de historische verzameldrang en het belang dat verzamelinstituten hechten aan beeldcollecties. Uit het praktijkonderzoek komt naar voren dat een belangrijke reden voor het geven van documentaire foto-opdrachten is gelegen in de unieke mogelijkheden die ze bieden voor acquisitie: contact met (amateur)fotografen, uitwisseling met hen over de collectie en een relatief lage prijs voor goede fotografie. Voor een dieper inzicht in de vraag waarom verzamelinstituten documentaire foto-opdrachten geven, is het nodig om de opdrachten te zien in het licht van de verzamelgeschiedenis en acquisitiemethoden van het betreffende verzamelinstituut. De manier waarop documentaire foto-opdrachten zich verhouden ten opzichte van de verzamelgeschiedenis en acquisitietraditie bepaalt uiteindelijk hoe documenteren wordt ingevuld: als het aanvullen van de historische collectie met recente beelden (Stadsarchief Rotterdam), als het kritisch reflecteren op en aanvullen van de historische beeldcollectie (Tropenmuseum) of het verzamelen van fotoseries over de stad met een gedegen visie van een beroepsfotograaf (Stadsarchief Amsterdam). De vraag hoe verzamelinstituten hun collecties kunnen uitbreiden is wezenlijk voor alle verzamelinstituten, met name in een tijd van overvloed aan beelden. Het is belangrijk dat verzamelinstituten zich voortdurend bewust zijn van hun invloed in het vormen van collecties en van de veranderende maatschappelijke omstandigheden die dit proces beïnvloeden. Juist documentaire foto-opdrachten kunnen een rol van betekenis spelen bij de vraag naar de legitimatie van verzamelen. Het is immers een manier van verzamelen die mogelijkheden biedt om recht te doen aan zowel de visie en creativiteit van een fotograaf als de intentie van het verzamelinstituut waarbij beide aspecten ook naar het publiek toe inzichtelijk gemaakt kunnen worden.Show less
The study intends to take up a full-length analysis of the tradition of writing Keralolpatti chronicles and to understand the historical time it represents or claims to represent. The study will...Show moreThe study intends to take up a full-length analysis of the tradition of writing Keralolpatti chronicles and to understand the historical time it represents or claims to represent. The study will view Keralolpatti as a changing textual form that imbibed the historical changes and needs of Kerala society. The major focal point of study will be in its hypothesis that Keralolpatti was not just a Brahmin traditional chronicle that carried legends and tales for Brahmin legitimacy but also a textual form for legitimising the historical needs of and developments in the regional politics leading to early modern state formation in Kerala. The study will look at how the so-called Brahmin tradition was constructed, implemented and later appropriated in multiple ways, adapted to specific contexts, and imbued with diverse meanings by different social groups.Show less
Nu de treinkaping bij De Punt door de nabestaanden van de gijzelnemers weer in het nieuws gebracht is, wordt historisch onderzoek rondom de Molukkers hoogst relevant. Het doel van mijn MA-scriptie...Show moreNu de treinkaping bij De Punt door de nabestaanden van de gijzelnemers weer in het nieuws gebracht is, wordt historisch onderzoek rondom de Molukkers hoogst relevant. Het doel van mijn MA-scriptie is om beter inzicht te krijgen in de Molukse identiteit in de twintigste eeuw. Om te achterhalen hoe de Molukse identiteit eruit zag, heb ik onderzocht hoe deze beschreven wordt in historische bronnen zowel door de Molukkers zelf als door Nederlanders. Hiervoor onderscheidt de scriptie drie perioden: de koloniale periode tot de Indonesische revolutie, een korte tussenperiode waarin de RMS werd uitgeroepen die duurt tot de migratie van Molukse soldaten naar Nederland in 1952, en de periode in Nederland tot de treinkaping in 1977. Deze scriptie is uniek in die zin dat ze alle drie de perioden bestrijkt. Tot de geraadpleegde bronnen behoren onder meer de memories van overgave en tijdschriften uitgebracht door Molukkers in Nederland. Op deze manier ga ik na welke veranderingen optraden in de Molukse identiteit in de twintigste eeuw, in zowel Indonesië als Nederland. Uit de bronnen worden inderdaad meerdere veranderingen zichtbaar, en ze laten zien dat er meerdere Molukse groepen bestonden met ieder hun eigen idee van wat de Molukse identiteit inhield. Er blijkt dus eigenlijk niet zoiets is als dé Molukse identiteit te bestaan.Show less
In dit onderzoek wordt een theorie van William B. Ashworth getest, aan de hand van veranderingen in teksten en afbeeldingen van krokodillen in de zeventiende eeuw. Hierbij staat de omwenteling in...Show moreIn dit onderzoek wordt een theorie van William B. Ashworth getest, aan de hand van veranderingen in teksten en afbeeldingen van krokodillen in de zeventiende eeuw. Hierbij staat de omwenteling in de natuurlijke historie, waarbij de descriptieve aanpak de emblematische traditie in het beschrijven van exotische dieren verving, centraal. Volgens Ashworth deed deze omslag zich rond 1650 voor, door de ontdekking van diersoorten in de Nieuwe Wereld. Uit dit onderzoek blijkt dat deze ontwikkeling al in de tweede helft van de zestiende eeuw begon en dat dit werd gestimuleerd door de groeiende aanwezigheid van exotische dieren in verzamelingen, waardoor geleerden en kunstenaars deze dieren konden observeren.Show less