This thesis examines the cinematic cyborg as a figure which embodies technophobic fears expressed in film. By exploring the cyborg's representation, I will show how its portrayal in film expresses...Show moreThis thesis examines the cinematic cyborg as a figure which embodies technophobic fears expressed in film. By exploring the cyborg's representation, I will show how its portrayal in film expresses these technophobic fears, which are, as I will show, interwoven with xenophobia. The cyborg is viewed here as a figure in which technophobia and xenophobia collide. I will examine the so-called preferred meaning expressed in my case studies, which are eight films featuring a cyborg protagonist released in a period of three decades. Moreover, I will compare these messages to see if and how the expressions of technophobia differ and whether they change over time.Show less
Sherry Turkle, Jaron Lanier and Douglas Rushkoff have studied the effects of digital technology on our social lives for over thirty years. This thesis links their ideas and provides an overview of...Show moreSherry Turkle, Jaron Lanier and Douglas Rushkoff have studied the effects of digital technology on our social lives for over thirty years. This thesis links their ideas and provides an overview of the central themes in their thinking. It will turn out that digital technology was met with great enthusiasm in the twentieth century but has turned out to be increasingly downgrading our social interactions over time.Show less
De afgelopen decennia is het politieke domein langzaam door vrouwelijke politici en leiders veroverd. Dat gaat niet zonder slag of stoot; in de media krijgen zij het vanwege hun vrouw-zijn vaak...Show moreDe afgelopen decennia is het politieke domein langzaam door vrouwelijke politici en leiders veroverd. Dat gaat niet zonder slag of stoot; in de media krijgen zij het vanwege hun vrouw-zijn vaak flink te verduren. Afbeeldingen spelen daar een belangrijke rol bij; vrouwen worden bijvoorbeeld vaker dan mannen afgerekend op hun uiterlijk. Tegelijkertijd is het gebruik van portretten voor alle politici, dus ook voor vrouwen, een doeltreffende manier om een electoraal publiek te bereiken. Om te zorgen dat de kiezer de juiste boodschap krijgt worden de foto’s van (vrouwelijke) politici vaak tot in de puntjes geregisseerd. Ook in Opzij is dit waarschijnlijk het geval. De doelstellingen van dit feministische maandblad wijken echter wel wat af van die van de conventionele media. Het ligt in de aard van het blad om vrouwelijke politici in een positief daglicht te stellen. Maar tegelijkertijd sijpelen de heersende maatschappelijke (mannelijke) normen onbedoeld ook door in de inhoud van dit blad. In deze thesis wordt onderzocht wat het volgens de portrettering in Opzij betekent om een vrouwelijke politicus te zijn. Om dit te onderzoeken wordt er gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse waarbij de resultaten vervolgens op een kwalitatieve manier worden geïnterpreteerd. De centrale vragen van deze thesis zijn: - Kan er in de periode 1982-2012 aan de hand van het analysemodel van Vinke (2012) een significante verandering in de gemiddelde social distance worden waargenomen in de portrettering van vrouwelijke politici/leiders in Opzij? - Is er in deze periode aan de hand van een gender-interpretatie van het model van Vinke (2012) een verschuiving op de schaal masculien-feminien waar te nemen? - Op welke manier passen de resultaten van deze analyses in het historisch perspectief van het Opzij-feminisme? Voor het onderzoek zijn in totaal 313 foto’s uit tien jaargangen van Opzij in de periode 1982-2012 geselecteerd. De foto’s zijn gescoord op variabelen die (gedeeltelijk) afkomstig zijn uit uit het analysemodel van Glassman en Kenney (1994). Uiteindelijk zijn er vijf variabelen onderzocht: point of view, ‘gezichtsuitdrukking’, image act, ‘interactie’ en ‘afstand’. Vervolgens is er in navolging van Vinke (2012) aan de hand van deze variabelen onderzocht of er een ontwikkeling was waar te nemen in de social distance (Hall, 1966). Ook zijn de variabelen van het model van Glassman en Kenney (1994) gekoppeld aan feminiene en masculiene waarden volgens de definities van Rosenkrantz et al. (1968, p.291) om te achterhalen of er een verschuiving in deze waarden is waar te nemen. Vervolgens is onderzocht in hoeverre de uitkomsten van deze analyses op een kwalitatieve manier zijn in te passen het een historische kader van het Opzij-feminisme. Uit het onderzoek vallen geen significante verbanden te destilleren, maar er valt wel te stellen dat resultaten in ieder geval sterke aanwijzingen leveren dat het mogelijk is dat de social distance is afgenomen en dat de feminiene waarden zijn toegenomen. Deze aanwijzingen passen goed in de ontwikkelingen van het Opzij-feminisme. Het blad was begin jaren ’80 nog radicaal feministisch, maar werd gedurende de jaren ’90 en ’00 steeds milder. Dat lijkt zichtbaar te worden in de portretten van vrouwelijke politici in Opzij doordat die gedurende de onderzochte periode steeds persoonlijker en ‘vrouwelijker’ werden.Show less
This is a study on Madness beginning from the Insane Asylums, to the Shakespearean stage, to films such as One Flew Over the Cuckoo's Nest and The Dark Knight. We take a look at different types of...Show moreThis is a study on Madness beginning from the Insane Asylums, to the Shakespearean stage, to films such as One Flew Over the Cuckoo's Nest and The Dark Knight. We take a look at different types of fools in King Lear, the confined "insane" man, and the crazy misunderstood Joker of Gotham. Parallel to the study there are echoes of Michel Foucault's study on madness and how it is shaped by institutions and by the culture and society it is found in. It is brought into the time of 9/11 and how even the 'evilest' characters can be a direct reflection of what is happening in the world outside of the films, and how art is influenced by the state of mind of those living in this society. Be it behind bars and confined, or running free causing chaos the madman is a projection of expectations cast upon them by others.Show less
This thesis makes explicit how the viewer’s interpretation of a photograph of the American road trip is affected when the car is used as an explicit impact on the photograph’s frame or blurredness....Show moreThis thesis makes explicit how the viewer’s interpretation of a photograph of the American road trip is affected when the car is used as an explicit impact on the photograph’s frame or blurredness. The thesis focuses on photographs of the American road trip specifically as the road trip carries particular significance in American culture, as do both the car and the road. The research done establishes that the viewer’s relationship with (a) the photographer, and (b) the photograph can be affected by the use of the car. In each case, the photographic styles discussed link the road and the car, as two connecting and connected objects that are important for the American road trip. By using the car to either create an additional frame, or to create two contrasting images within the photograph, the viewer, among others, becomes more aware of the presence of the photographer. By using the car to blur the surface of the photograph, the viewer can no longer look through the photograph, but looks at it before he/she can consider the object photographed, the American road.Show less
This thesis discusses excerpts from the travel diary of Johann Michael Wansleben, who travelled Egypt in the seventeenth century as a collector for the Royal Library of the French King. Because...Show moreThis thesis discusses excerpts from the travel diary of Johann Michael Wansleben, who travelled Egypt in the seventeenth century as a collector for the Royal Library of the French King. Because attention has mainly been focused on his descriptions of Coptic Egypt this edition serves to give credit to the descriptions of Pharaonic buildings and sites.Show less
This thesis gives an overview of the developments in scholars'awareness and attitudes towards open access publishing between 1992 and 2014. The results show that awareness and attitudes change as...Show moreThis thesis gives an overview of the developments in scholars'awareness and attitudes towards open access publishing between 1992 and 2014. The results show that awareness and attitudes change as open access publishing itself changes.Show less
Sociale media krijgen een steeds belangrijkere rol in de wereldwijde nieuwsconsumptie. Nieuwsorganisaties spelen hier op in door een selectie van hun content op sociale media te delen. Het publiek...Show moreSociale media krijgen een steeds belangrijkere rol in de wereldwijde nieuwsconsumptie. Nieuwsorganisaties spelen hier op in door een selectie van hun content op sociale media te delen. Het publiek kan aan de slag met de content: sharen, liken en commenten zijn ingeburgerde termen. Maar hoewel er veel onderzoek is gedaan naar nieuwsselectiecriteria voor traditionele nieuwsmedia, ontbreekt onderzoek naar de eigenschappen die nieuwsberichten op sociale media ‘sociaal’ maken: berichten die veel likes, comments en shares ontvangen. Binnen deze masterscriptie is onderzocht in hoeverre de nieuwsselectiecriteria van Harcup en O’Neill (2001) invloed hebben op de mate waarin mensen interageren met nieuwsberichten op de Facebookpagina van de NOS. Berichten die voldoen aan de nieuwsselectiecriteria bekende mensen, entertainment, verrassing en goed nieuws leveren significant meer likes op. Het criterium verrassing levert ook significant meer comments en shares op. Voor de criteria slecht nieuws en magnitude geldt het omgekeerde: zij genereren significant minder likes. Berichten die voldoen aan het criterium entertainment leveren significant minder comments op. Foto’s, fotoalbums en hypertekst leveren significant meer likes op. Bovendien leveren foto’s en hypertekst ook meer comments en shares op. Slechts een aantal nieuwselectiecriteria kan verklaren dat een bericht als ‘sociaal’ wordt beschouwd, en zodoende interactie in de vorm van likes, comments en shares genereert. De nieuwsselectiecriterialijst moet dan ook herzien worden voor sociale media, indien interactie van het publiek met de content een van de na streven doelen is.Show less
Deze scriptie onderzoekt de frames in forumdiscussies en krantenberichten over de omstreden anticonceptiemiddelen, Diane-35 en Nuvaring, die van februari 2013 tot januari 2014 de gemoederen flink...Show moreDeze scriptie onderzoekt de frames in forumdiscussies en krantenberichten over de omstreden anticonceptiemiddelen, Diane-35 en Nuvaring, die van februari 2013 tot januari 2014 de gemoederen flink bezighielden omdat ze gevaarlijke bijwerkingen met zich mee zouden brengen. De verschillende denkbeelden worden in beeld gebracht met behulp van een kwalitatieve, inductieve framinganalyse. Het corpus is verzameld op het forum van Viva.nl en uit Nederlandse regionale en nationale kranten en magazines. Uit eerder onderzoek naar vernaculair en institutioneel discours blijkt dat er een aantal verschillen zijn tussen de twee soorten autoriteit: vernaculaire bronnen zijn vaak kritischer en leggen de verantwoording meer bij het individu dan nieuwsmedia; nieuwsmedia besteden daarnaast weinig aandacht aan alternatieve bronnen en denkwijzen. Ook theorieën over risicoperceptie wijzen op een afnemend vertrouwen in experts, waardoor het publiek individualistischer wordt en meer gebruik gaat maken van vernaculaire bronnen. Vergelijkingen tussen het vernaculaire web en institutionele expertise zijn echter nog maar beperkt vertegenwoordigd. Dit onderzoek hoopt deze literatuurlacune op te vullen. In het vernaculaire discours zijn vier verschillende frames aangetroffen: het technocratische frame, het individualistische frame, het anti-risicoframe en het anti-medicijnenframe. In het institutionele discours zijn drie verschillende frames aangetroffen: het technocratische frame, het falende-mediciframe en het commercieframe. Verder blijkt dat er inderdaad opvallende verschillen tussen vernaculair en institutioneel discours zijn: forumgebruikers leggen de verantwoordelijkheid bij ieder frame bij het individu; in kranten gebeurt dit alleen in het technocratische frame. Ook blijkt er in de krantenberichten sprake te zijn van eenzijdig journalistiek brongebruik: alternatieve denkwijzen, zoals het anti-medicijnenframe, worden in de media niet vertegenwoordigd en er wordt zelden naar de mening van een "leek" gevraagd. Dit onderzoek bevestigt dat nieuwsmedia niet alle denkbeelden vertegenwoordigen die in de samenleving aanwezig zijn, zoals in eerder onderzoek al naar voren kwam. Aangezien het de taak van de journalistiek is om alle kanten van een kwestie te belichten en alle betrokkenen een stem te geven, wordt in dit onderzoek de aanbeveling gedaan dat journalisten zich op meer diverse bronnen en invalshoeken gaan richten. Zij kunnen gebruik maken van vernaculair discours om een beter inzicht te krijgen in de verschillende denkbeelden en bijbehorende framevertegenwoordigers. Zo kan de journalistiek een meer representatieve afspiegeling van de huidige maatschappij worden.Show less
Veel mensen baseren zich op informatie uit de media om zich een beeld te vormen over bedrijven (Dowling, 1986, p. 112). In dit artikel wordt beargumenteerd dat het verhelderend kan werken om...Show moreVeel mensen baseren zich op informatie uit de media om zich een beeld te vormen over bedrijven (Dowling, 1986, p. 112). In dit artikel wordt beargumenteerd dat het verhelderend kan werken om beeldvorming door de media vanuit een narratief perspectief te benaderen. Dit wordt gedaan door middel van een casus. Hierin wordt onderzocht welk beeld er over de Rabobank als personage wordt geschetst in NOS-berichtgeving en hoe dit beeld verandert door de onthulling van de Libor-fraude. Dit onderzoek combineert narratologische begrippen met specifieke begrippen uit corporate research om het personage zo volledig mogelijk te omschrijven. Het Rabobank-personage blijkt uit vier verschillende rollen te bestaan: bedrijf, slachtoffer, dader en expert. De expert-rol bleek het dominantst te zijn: in deze rol wordt de door Rabobank beoogde identiteit positief bevestigd door de journalistiek. Na de onthulling van de Libor-fraude wordt de bank niet langer als expert of slachtoffer opgevoerd. Opvallend is dat NOS de Rabobank pas neerzette als dader nádat de fraude werd bevestigd door officiële bronnen. Dit roept vragen op over het onafhankelijke en kritische karakter van financieel nieuws.Show less
This thesis is an attempt to come to a meaningful reading of the self-reflexive and ironic work Being John Malkovich, by Spike Jonze (dir.) and Charlie Kaufman (script). My lead question is how the...Show moreThis thesis is an attempt to come to a meaningful reading of the self-reflexive and ironic work Being John Malkovich, by Spike Jonze (dir.) and Charlie Kaufman (script). My lead question is how the structural element of the mise-en-abyme functions within the meaning production process. This structural relation between part and whole is traditionally thought of as a relatively stable synecdoche: a miniature of the whole reflecting its meaning. However, I find that it may also function as a self-reflexive, instable synecdoche: a miniature questioning the very possibility of the work’s meaning production. Traditionally, the first option refers us to the field of hermeneutics, the second to deconstruction. The primary objective of this thesis is to find out how these two reading strategies relate and differ: and how these differences negotiate the boundary between a hermeneutic or a deconstructive mise-en-abyme in Being John Malkovich.Show less
An edition of the 1697 travel journal of Benjamin Bullivant, with short biography of Bullivant and a brief history of the New Netherlands colony. Bullivant travelled from Boston to New York, New...Show moreAn edition of the 1697 travel journal of Benjamin Bullivant, with short biography of Bullivant and a brief history of the New Netherlands colony. Bullivant travelled from Boston to New York, New Jersey, Pennsylvania and Delaware about 30 years after the Dutch colony was taken over by England. Bullivant describes many aspects of the colony and meets with many key colonial figures throughout his travel. His remarks include observations of some of the remaining Dutch people and cultural heritage which still existed at that time.Show less
The publication history of J.L.Borges in Greece concerns the perception of the author by the Greek publishers; the thesis describes how the Latin American was promoted and which features of his...Show moreThe publication history of J.L.Borges in Greece concerns the perception of the author by the Greek publishers; the thesis describes how the Latin American was promoted and which features of his works were underlined in the conscience of the Greek readers.Show less
Non-native English accents, imprinted with the organic condition of a foreign tongue, sometimes can trigger harassment and violence from native speakers. Being a ‘scandalous’ linguistic performance...Show moreNon-native English accents, imprinted with the organic condition of a foreign tongue, sometimes can trigger harassment and violence from native speakers. Being a ‘scandalous’ linguistic performance of an alien body, non-native accents epitomize how the body demarcates the agency of speech, and at the same time how speech impinges on the bodily domain. To understand accent-related violence and the intertwined relation between body and speech, this paper examines accented speech within a hate speech paradigm, and seeks to add a further degree of nuance to this area by including a close reading of certain scenes depicted in literary texts. Accented English, often labeled as ‘broken’ or ‘fractured,’ determines to a large extent the social relevance of the speaking body. Moreover, accented speech functions not always as a voluntary ‘coming-out;’ in some cases, the accented speaker is not socially sanctioned to remain silent, but is forced to speak out his/her foreignness. However, accented speech does not necessarily point to passivity; it questions the native speaker’s ingrained perception of his/her ‘natural’ bond with the mother tongue, all the while giving rise to a different kind of survivability for the accented speaker.Show less
In this thesis the creation and appearance of Joan Blaeu’s town atlas of the city and monuments of Rome, the Admiranda Urbis Romæ, are treated. In the first part the social-historic context related...Show moreIn this thesis the creation and appearance of Joan Blaeu’s town atlas of the city and monuments of Rome, the Admiranda Urbis Romæ, are treated. In the first part the social-historic context related to the appearance of the town atlas is discussed: relevant elements for the interest in Italy in the second half of the seventeenth century were taken into consideration (Humanism, the collecting of antiquities, Grand Tour). The flourishing of Dutch publishing in this period has also been treated, in particular the emergence of the Blaeu firm in Amsterdam. In the second phase of the research focus was shifted towards the town atlas of Rome. Its goal, contents and intended audience, as well as the relationships with Italian sponsors and the collaboration of the Blaeu firm with their Italian contacts were discussed. After a description of the characteristics of the original Blaeu edition, in the final part of the thesis later editions by other publishers were treated. A conclusion was then reached about the development of a subtly changing perspective on Rome as witnessed through the various editions of the town atlas of Rome; the relations between the Netherlands and Italy in the second half of the seventeenth century were a guiding theme through the entire research.Show less
The topic of this thesis is Richard Mosse’s colour infrared photography. He documents the ongoing conflict in the DR Congo, but in a way that confuses the spectator: his pictures are beautiful and...Show moreThe topic of this thesis is Richard Mosse’s colour infrared photography. He documents the ongoing conflict in the DR Congo, but in a way that confuses the spectator: his pictures are beautiful and pink. The main question is what the images in the projects Infra and The Enclave can address and what they can mean, and in more concrete terms how they relate to notions of truth and reality as used in photography at large and documentary, journalistic and art photography in specific, and what role the infrared film emulsion has in this relation. The first chapter explains that Mosse’s images turn pink because of using colour infrared, a film once designed for the US Air Forces to make the invisible enemy visible. Mosse uses it as a metaphor for making the invisible visible; the conflict in Congo is neglected, hard to grasp and invisible. Colour infrared also has a history of anti-military sentiments, because it was later appropriated by hippie musicians for album artwork. Mosse counters the seriousness and literalness of regular journalistic and documentary photography by using cross processed infrared film, which connotes kitsch and experiment. Mosse’s photography is a turn away from photojournalism as decisive moment and a dissociation from superficial videojournalism, technically by returning to an analogue, slow medium and conceptually by focusing on the aftermath rather than the event. The second chapter shows how Mosse’s images relate to the realism and truth claims of documentary and journalism, on the basis of indexicality and iconicity. Mosse counters the conventions of realism and supposed indexicality by taking the documentary subject out of its context of ‘truth’, both literally by taking it from the press into the museum, and figuratively by employing a totally different, and overt style. His open, ambiguous images are overtly staged, larded with a seemingly constructed beautiful pinkness, and show a distanced, still world, with neutral looking, hard to typify subjects. Mosse forwards how subtly deceitful the ‘truth claim’ of photography is, and contrasts it by openly showing beautiful pink lies. No image, whether indexical and seemingly objective or not, cannot convey anything ‘truthful’ about the abstract nature of war and the complexity of human experience. He draws attention to the iconic elements openly, which may render his images more ‘truthful’. The pinkness of the photos looks iconic, but is inherently indexical. It appears that it is hard to define ‘truth’ on the basis of indexicality, because it is apparently hard to make a clear distinction between indexical and iconic elements. Chapter 3 discusses truth from a meta-perspective. As an answer to the crisis of representation in war photography Mosse opts for more conceptual modes of representation. He deconstructs the possibility to objectively and immediately represent reality by drawing attention to the constructedness of the photographic surface: he makes us aware of the fallacy of photographic representation. The ambiguous and indeterminate meaning of the photographs leaves room for the viewer’s imagination and complicates the possibility to understand. This way, he does justice to the idea of truth, while actually deconstructing it. Mosse’s images carry a risk of losing touch with reality. Their deconstruction and estrangement may destroy any link to the real world ‘out there’ in Congo. The reversal between surface and horrible subject may be amplified by the extreme beauty of the surface, but it may also cause the viewer trouble to see or imagine past it. The viewer’s sense of surprise and puzzledness when seeing Infra and The Enclave derives exactly from the function of a photograph as an ‘image of reality’. Mosse’s images amaze because they give such a new, beautiful, different image of war.Show less
It has been argued that handwriting is slowly becoming less important in favour of typing. This is because handwriting seems to take up more time and effort than typing does. The underlying...Show moreIt has been argued that handwriting is slowly becoming less important in favour of typing. This is because handwriting seems to take up more time and effort than typing does. The underlying objective of this study is to examine the importance of handwriting. The aim of this study is to determine what factors are important to take into consideration when it comes to handwriting and to provide further evidence for the importance of handwriting as opposed to typing. This study covered four main topics in order to examine the importance of handwriting. This was done by looking at whether handwriting practice and the teaching of handwriting was decreasing in schools, then by looking at the differences between handwriting and typing, before establishing the importance of handwriting by examining the movement involved. Finally it drew a connection between handwriting and literacy. In order to examine these topics, a multitude of sources were examined and consulted. These ranged from neurological research articles, where the results were achieved by test subjects, to organizations testing the literacy of people, to websites that described concerns voiced by educators. This dissertation aimed to give an accurate representation of these sources by citing them appropriately. Taken together, these sources provided an overview into the main topic of the importance of handwriting. From this study it became clear that cursive handwriting is no longer an obligatory part of school curriculum in both the United Kingdom and the United States, and that there is a decrease in proper handwriting. In addition it also identified that bad handwriting can have disastrous consequences in professional fields. In regards to the differences between handwriting and typing, it has become clear that handwriting has a significant influence on the recognition of characters that typing lacks. Furthermore, handwriting aids people in their memory retention, helps build more complicated sentences than with typing, and leads to a better composition of a written text. Finally it described that handwriting and literacy were connected and a better handwriting performance lead to a better reading performance. It was concluded in the dissertation that handwriting continues to take up an important position in education, and should therefore not be given a secondary place next to typing. Handwriting attributes to academic success and higher literacy rates and bad handwriting would soon lead to a worse literacy rate. The study has indicated that a further education in handwriting should always be present in order to sustain the future for literacy, readability of text, and memorization of characters.Show less
Twintig jaar na het uitkomen van Oliver Stones Wall Street is de wereldeconomie opnieuw onderworpen aan een financiële crisis. In dit essay wordt de vraag of en zo ja, hoe satire in het tijdperk...Show moreTwintig jaar na het uitkomen van Oliver Stones Wall Street is de wereldeconomie opnieuw onderworpen aan een financiële crisis. In dit essay wordt de vraag of en zo ja, hoe satire in het tijdperk van laatkapitalisme kan resulteren in een kritiek op de neoliberale ideologie onderzocht aan de hand van een analyse van een drietal fictiefilms die allen een andere vorm van satire hanteren: The Wolf of Wall Street, Cosmopolis en Blue Jasmine. In elk van deze films is een belangrijke rol weggelegd voor een charismatische mannelijke protagonist. Uit het onderzoek blijkt dat een belangrijk deel van de sturing van het morele oordeel plaatsvindt door focalisatie van deze protagonist. Film kan echter ook nog op een ander niveau appelleren aan het publiek en daarom is in de analyse behalve visuele waarneming ook het oproepen van een belichaamde filmervaring betrokken, waarbij een aanspraak wordt gedaan op meerdere zintuigen. Aangetoond wordt dat de wijze waarop de betreffende film een kritiek middels satire poneert samenhangt met de vorm van laatkapitalisme die is gerepresenteerd. Tenslotte leidt dit tot een uitspraak over de mate waarin de drie besproken films erin slagen een eenduidige kritiek te leveren op de neoliberale ideologie.Show less
