Sinds Donald J. Trumps presidentschap, een periode waarin Trump regelmatig de media bekritiseerde, hebben onderzoeken uitgewezen dat Republikeinen aanzienlijk minder vertrouwen hebben in...Show moreSinds Donald J. Trumps presidentschap, een periode waarin Trump regelmatig de media bekritiseerde, hebben onderzoeken uitgewezen dat Republikeinen aanzienlijk minder vertrouwen hebben in factcheckmedia dan Democraten (Jennings & Stroud, 2021; Porter et al. 2019; Walter et al., 2019). De vraag is echter of dat enkel aan Trump ligt; blootstelling aan factcheckkritiek online kan er ook aan bijdragen dat mediaconsumenten wantrouwiger worden naar de media (Houston et al., 2011). In dit onderzoek is daarom in kaart gebracht welke vormen van factcheckkritiek voorkomen in Facebookreacties onder factcheckberichten over presidentskandidaten uit 2016 en 2020. Hierbij werd ook bekeken of er verschillende vormen van factcheckkritiek voorkwamen in 2016 en in 2020, of mediaconsumenten andere kritiek leveren op pro-Democratische en pro-Republikeinse factchecks en of deze commentaren onderbouwd en zonder onbeleefd taalgebruik worden geformuleerd – twee belangrijke pijlers voor constructieve kritiek. Zeven verschillende vormen van kritiek werden geïdentificeerd: 1) Kritiek op eenzijdige berichtgeving, 2) Kritiek op inaccuraatheid, 3) Kritiek op onvolledigheid, 4) Kritiek op onbetrouwbaarheid, 5) Kritiek op irrelevante inhoud, 6) Kritiek op incompetentie en 7) Persoonlijke aanval zonder duidelijk standpunt. Deze kritieken zijn over het algemeen te relateren aan eerder onderzoek naar mediakritiek, maar factcheckkritiek heeft ook eigen, unieke eigenschappen. Er werden bovendien verschillen opgemerkt tussen factchecks uit 2016 en 2020 en tussen pro-Democratische en proRepublikeinse factchecks, die onder andere aantonen dat Trump gedurende zijn presidentschap heeft beïnvloed hoe mediaconsumenten kritiek geven op factcheckmedia. Daarnaast bleek dat enkel Kritiek op inaccuraatheid en Kritiek op onvolledigheid prominent aanwezig waren in commentaren met onderbouwing en zonder onbeleefd taalgebruik. Mogelijke oorzaken en implicaties van deze bevindingen worden besproken.Show less
De kritiek op de NOS wordt steeds zichtbaarder in de Nederlandse samenleving, met een toename in agressie tegen journalisten en anti-NOS reacties op social media. Dit onderzoek beoogt uit te wijzen...Show moreDe kritiek op de NOS wordt steeds zichtbaarder in de Nederlandse samenleving, met een toename in agressie tegen journalisten en anti-NOS reacties op social media. Dit onderzoek beoogt uit te wijzen welke kritiek critici op de NOS hebben en wat hun drijfveren voor deze kritiek zijn. Middels diepte-interviews met NOS-critici is dit onderzocht. In de interviews zijn verschillende aspecten van de NOS besproken, onder andere haar betrouwbaarheid, de nieuwswaardigheid van het nieuws van de NOS en de manier waarop critici de kritiek uiten. Uit deze interviews zijn verschillende thema’s af te leiden. Als eerste blijkt dat critici het nieuws van de NOS incompleet vinden. Dit uit zich op vier fronten: informatie wordt uit de context gehaald, de informatie biedt weinig diepgang, nieuws wordt maar vanuit een perspectief belicht en samenstelling van de redactie kent te weinig diversiteit. Ten tweede vinden critici de NOS gekleurd, wat zich uit op drie vlakken: critici vinden de NOS te links, subjectief en ze vinden het taalgebruik gekleurd. Als derde kritiekpunt vinden critici de NOS te commercieel. Ze zijn van mening dat de NOS te veel gebruik maakt van clickbait en dat zij zich te veel richten op het behalen van hoge kijkcijfers door middel van sensatie zoeken. Het laatste kritiekpunt dat critici op de NOS hebben is dat zij redactionele zwaktes vertonen. Het nieuws is vaak te laat, de website is onoverzichtelijk en het nieuws is te negatief. Verschillende critici zijn van mening dat de onkunde van de NOS bewust gebeurt om het publiek te beïnvloeden. Critici die zich hier niet bij aansluiten delen hun kritiek op de NOS om deze reden ook niet publiekelijk, maar alleen in persoonlijke kringen. Critici hebben twee drijfveren voor deze kritiek. Ten eerste omdat dat de NOS een publieke omroep is die betaald wordt van belastinggeld. De tweede drijfveer voor kritiek ontstaat als het wereldbeeld dat de NOS toont niet aansluit bij het wereldbeeld van de criticus. Concluderend zijn er onder NOS-critici twee hoofdstromingen te onderscheiden: ofwel critici die van mening zijn dat de NOS hogere kwaliteit moet leveren omdat zij een publieke omroep zijn, ofwel critici die de NOS niet vertrouwen vanwege hun relatie met de Nederlandse overheid. De eerste groep critici vindt de NOS vooral te oppervlakkig, commercieel en bekritiseert de redactionele vaardigheden van de omroep. De tweede groep critici vindt de NOS juist te links, is van mening dat de omroep informatie uit de context haalt en zijn van mening dat zij hiermee het Nederlandse publiek proberen te beïnvloeden.Show less
Hoe doen journalisten verslag van misschien wel het grootste verhaal van onze tijd? Klimaatverandering is ingewikkeld, politiek, gepolariseerd en voldoet niet bepaald aan de belangrijkste...Show moreHoe doen journalisten verslag van misschien wel het grootste verhaal van onze tijd? Klimaatverandering is ingewikkeld, politiek, gepolariseerd en voldoet niet bepaald aan de belangrijkste nieuwswaarden. Pas als er concrete aanleidingen zijn, zoals een natuurramp, klimaattop of net verschenen klimaatrapport, is er een nieuwshaakje. Het is tevens lastig af te bakenen: klimaatverandering speelt binnen én buiten landsgrenzen en raakt alle dimensies: politiek, wetenschappelijk, maatschappelijk en economisch. Daarnaast is klimaatverandering een abstract langetermijnproces dat je zelf niet letterlijk kunt meemaken, terwijl journalisten juist gewend zijn concrete verhalen over het ‘hier en nu’ te maken. Het bestaat vooral virtueel, in tientallen jaren aan datasets. Het is aan de journalistiek om er voor het grote publiek chocola van te maken. In deze scriptie wordt onderzocht wat de rolpercepties en objectiviteitsopvattingen zijn van Nederlandse journalisten die berichten over klimaatverandering. Eerdere wetenschappelijke studies bieden aanwijzingen dat klimaatjournalisten anders zijn gaan denken over zowel hun journalistieke rol in de maatschappij als over journalistieke objectiviteit. Sommige klimaatjournalisten, met name zij die al lang met het klimaatdossier bezig zijn, neigen steeds meer naar de rol van pleitbezorger in plaats van alleen een informerende en analyserende rol. Feitelijkheid is voor hen niet langer het belangrijkste aspect van journalistieke objectiviteit; ze staan juist minder normatief tegenover het journalistieke objectiviteitsprincipe. Voor deze scriptie zijn tien Nederlandse journalisten geïnterviewden die over klimaatverandering berichten. Uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat zij zichzelf vooral zien als analyticus-analysator, al neigt een aantal ook enigszins naar de rol van pleitbezorger: zij pleiten indirect voor klimaatactie. Diezelfde journalisten geven aan in hun werk te worden gedreven door klimaatverandering, meer dan door journalistiek en zichzelf te zien als klimaatjournalist. Verder geven de meeste respondenten aan dat feitelijkheid voor hen het belangrijkste aspect van journalistieke objectiviteit is. Voor drie respondenten is dat transparantie. Zij geven ook alle drie aan gedreven te worden door klimaatverandering. Dat maakt dat er naar aanleiding van dit kwalitatieve onderzoek kan worden geconcludeerd dat er grofweg drie typen klimaatjournalisten zijn in Nederland: de transparante klimaatjournalist, de feitelijke klimaatjournalist en de feitelijke journalist die over klimaat bericht. Deze driedeling kan dienen als uitgangspunt voor vervolgonderzoek. Lezen? Mail naar kimbakker2206@gmail.com.Show less
Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van het publiek in de mainstream media de afgelopen jaren is afgenomen. Een gevaarlijke ontwikkeling, omdat dit ertoe kan leiden dat bepaalde groepen zich...Show moreUit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van het publiek in de mainstream media de afgelopen jaren is afgenomen. Een gevaarlijke ontwikkeling, omdat dit ertoe kan leiden dat bepaalde groepen zich geheel afwenden van mainstream media en zich keren tot alternatieve media die het wantrouwen in klassieke kanalen voeden. De afname van dit vertrouwen is nauw verbonden aan de opkomst van alternatieve media en de populariteit van populistische partijen. Het vertrouwen in de mainstream media is een belangrijk thema in het discours van (rechts-)populisten. De afname van het vertrouwen in media en de rol van de politiek is in het verleden regelmatig onderwerp van onderzoek geweest. Daaruit bleek dat politici een vrij cynische en negatieve houding hebben ten opzichte van de media. Echter, in voorgaande studies is de mediakritiek van politici van populistische partijen op mainstream media nog niet vaak inhoudelijk onderzocht. En dat terwijl politici tot op zekere hoogte de macht hebben om de publieke opinie te beïnvloeden. De vraag is dus hoe de kritiek van deze politici eruit ziet. Voor de uitvoering van dit onderzoek zijn tweets verzameld van politici die lid zijn van een van de vijf populistische partijen die Nederland kent. Uit de kritische discoursanalyse blijkt dat politici, dan wel niet bewust, een breed scala aan discursieve strategieën omarmen om hun kritiek op mainstream media vorm te geven. Naast kritiek bevestigen de tweets ook de keerzijde van de afhankelijkheidsrelatie tussen politici en media: media-aandacht bezorgt politici publiciteit. Gezien de aard van het onderzoek is het niet mogelijk de uitkomsten te generaliseren. Een kwantitatief vervolgonderzoek dat zich richt op meerdere sociale media-kanalen, zou dan ook een logische vervolgstap zijn.Show less
This thesis establishes the Japanese otome visual novel genre of media as a new, digital type of immersive multimodal reading for women. Otome revives the bygone late 20th-century academic debate...Show moreThis thesis establishes the Japanese otome visual novel genre of media as a new, digital type of immersive multimodal reading for women. Otome revives the bygone late 20th-century academic debate on interactive fiction, as the subgenre challenges the categories of media as we understand them: the otome visual novel format combines romantically-themed prose with visual, audial, and interactive elements. Otome visual novels evoke a feeling of influence over the plot progression through interactivity, yet present walls of text as their method of story-building and therefore require a significant amount of reading, which could preclude their consideration as either literature or games per se. Because of this generic ambiguity, visual novels have long been overlooked in academia. This thesis presents a comprehensive analysis of otome visual novels as part of Japanese (women’s) reading habits using Espen Aarseth’s concept of ‘ergodic literature’, supported by theory from Reading Studies, Literature Studies, and Game Studies. In doing so, this thesis sheds light on the subgenre’s immense popularity in its country of origin and illuminates its unique position to bridge the academic fields of Literature Studies and Game Studies in the digital age.Show less
This thesis studies a Middle Dutch Book of Hours which was copied in 1498 and illuminated in 1499 for Aef van Bolgerien, an inhabitant of Beverwijk, and which is currently preserved in the Special...Show moreThis thesis studies a Middle Dutch Book of Hours which was copied in 1498 and illuminated in 1499 for Aef van Bolgerien, an inhabitant of Beverwijk, and which is currently preserved in the Special Collections of Leiden University Libraries under the shelfmark BPL 2747. While several aspects of this manuscript have already received scholarly attention (in particular its colophon and decoration), this thesis presents a first comprehensive study into the history and contents of the codex. It focuses in particular on the way(s) in which the book was customized for the use by Aef van Bolgerien. Books of Hours were often made to order, meaning their contents could be adjusted to the preferences of the comissioner. As a result, while Books of Hours are the most surviving type of texts from the Middle Ages, they show great variety among them. As the selection of additional prayers in particular is specific to each copy, they offer insight into both the relgious practice of the first owner and, in general, into the practice of customising Books of Hours. For this reason, the eleven additional prayers contained in BPL 2747 were chosen to be transcribed and edited as part of the thesis. In the first chapter, the historical developments surrounding the production and use of the Book of Hours are discussed, focussing on developments in lay religious culture, the Devotio Moderna, and the vernacular translation of the Hours that was created in this context. The second chapter introduces the manuscript central to the study, BPL 2747, and provides insight into elements such as the materiality, provenance and decorations of the book. The third chapter contains a transcription of the prayers separate from the Hours. The final chapter, chapter 4, adresses the dissemination of the prayers and what they may tell us about van Bolgerien’s devotional practice.Show less
Taal speelt een centrale rol in hoe mensen denken en zich gedragen (Verhaeghe, 2020, p. 5), ook qua discriminatie van LHBTIQ+-personen. Mensen die binnen de media met inclusief taalgebruik in...Show moreTaal speelt een centrale rol in hoe mensen denken en zich gedragen (Verhaeghe, 2020, p. 5), ook qua discriminatie van LHBTIQ+-personen. Mensen die binnen de media met inclusief taalgebruik in aanraking komen, gaan deze taal vaker zelf gebruiken (Van Poecke et al., 1991, p. 83). Binnen deze scriptie wordt onderzocht hoe de Nederlandse opiniebladen Vrij Nederland, Elsevier Weekblad, De Groene Amsterdammer, HP/De Tijd en Maarten! omgaan met verwijzingen naar LHBTIQ+-personen. Het doel is om inzicht te krijgen in de taalkeuzes van opiniebladen m.b.t. LHBTIQ+-personen en hoe dit er in de praktijk uitziet. Aan de hand van semi-gestructureerde interviews is onderzocht welke opvattingen eindredacteuren en hoofdredacteuren over inclusief taalgebruik omtrent LHBTIQ+-personen hebben. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse is onderzocht hoe in de periode oktober 2016 tot maart 2022 naar LHBTIQ+-personen verwezen werd in opiniebladen. Uit het onderzoek is gebleken dat opiniebladen op het vlak van taalontwikkelingen meegaan met de modus, kwetsende termen vermijden en geen duidelijke voorkeur hebben voor identity-first language of person-first language. Voorstanders van person-first language willen dat een persoon in eerste plaats als persoon wordt gezien en in de tweede plaats als een persoon met een bepaalde eigenschap, terwijl bij identity-first language de focus ligt op een bepaalde eigenschap als onlosmakelijk deel van de identiteit (Simonsen & Mruczek, 2021). De Groene Amsterdammer gaf aan een voorkeur te hebben voor identity-first bijvoeglijk naamwoord (bijv. homoseksuele man), person-first language (bijv. man die op mannen valt) of werkwoorden (bijv. hij valt op mannen). Elsevier Weekblad heeft de voorkeur voor identity-first bijvoeglijk naamwoord. Maarten! heeft de voorkeur voor werkwoorden. HP/De Tijd heeft de voorkeur voor identity-first zelfstandig naamwoord (bijv. homo). Vrij Nederland gaf geen voorkeur aan. In de praktijk verwijzen deze opiniebladen het meest naar LHBTIQ+-personen door middel van termen die hun gender of seksuele oriëntatie reduceren tot het geheel of tot een deel van hun identiteit. De meeste termen behoorden tot identity-first zelfstandig naamwoord, gevolgd door identity-first bijvoeglijk naamwoord, gevolgd door person-first, gevolgd door werkwoorden. Concluderend, de meeste termen waarmee opiniebladen verwijzen naar LHBTIQ+-personen reduceren de gender of seksuele oriëntatie tot iemands identiteit. Verder gaan opiniebladen op het gebied van taalontwikkelingen mee met de modus en vermijden ze kwetsende termen.Show less
This thesis examines the identities and experiences of second-generation British Muslim women in Nida Manzoor’s We Are Lady Parts (2021). Despite the proliferation of scholarship about the...Show moreThis thesis examines the identities and experiences of second-generation British Muslim women in Nida Manzoor’s We Are Lady Parts (2021). Despite the proliferation of scholarship about the complexity of Islamic practices and experiences of Muslims in the West, (immigrant) Muslim women are still plagued with homogenizing assumptions that relegate them to the realm of the passive or the dangerous. We Are Lady Parts demonstrates these realities while also offering alternative ways of understanding Muslim women by centering universal issues of faith, friendship, love and belonging. Using postcolonial and feminist theoretical frameworks, I aim to understand how unconventional representations of punk Muslim women undermine current patriarchal and colonial discourses both in Muslim and non-Muslim communities. I pay special attention to the women’s gender performativity and the ways in which it enables performative agency in their musical performances. I then address the heterogeneity of the characters’ identities by analyzing how they navigate their desires, romantic relationships, and religion. Finally, I examine the ways in which the women are excluded from embracing a British identity and how they form alternative paths to belonging via sisterhood and a decolonial worldview.Show less
There are many things that escape our perception on a daily basis. Ranging from paranormal encounters to neurophysiological health to algorithmic control, there is a plethora of invisible phenomena...Show moreThere are many things that escape our perception on a daily basis. Ranging from paranormal encounters to neurophysiological health to algorithmic control, there is a plethora of invisible phenomena that dominate western culture. Because these things live outside of human perception, they require extra steps to prove their existence. Historically, photography has been a useful tool to capture the invisible. This thesis will investigate the representation of invisibility and its aesthetic forms in the twenty-first century. Specifically, with a focus on new media art. Melting Memories is an artwork by Refik Anadol which discusses the elusive nature of our memory. To represent memory as a tangible object, Anadol has leaned heavily on a photographic history as well as on a transparent aesthetic and policy that is projected onto the algorithmic. Moreover, this transparency is rooted in a photographic spectrality that has been redefined to fit new technology. Melting Memories is a reimagining of real neurophysiological data on memory collection in a way that touches on memory preservation and individual versus collective experiences. The artwork is an ode to memory and a celebration of its changeable nature that was meant to combat the morbid truths of memory loss. By incorporating all these themes, this work becomes a productive case study for investigating the alleged dichotomy between the invisible and the visible in the current media landscape.Show less
Het ministerie van Buitenlandse Zaken stond voor een immense opgave: de coronacrisis. Tijdens die crisis heeft het ministerie crisiscommunicatie toegepast op sociale media. Crises komen vaak voor,...Show moreHet ministerie van Buitenlandse Zaken stond voor een immense opgave: de coronacrisis. Tijdens die crisis heeft het ministerie crisiscommunicatie toegepast op sociale media. Crises komen vaak voor, over de hele wereld. Maar elke crisis is uniek. Daarom zijn er theorieën en modellen ontworpen die aangeven hoe te reageren op verschillende crises. Maar crises en de reacties daarop veranderen ook over tijd, bijvoorbeeld door de opkomst van online media. Om de theorieën up-to-date te houden zijn casestudies nodig. Dit onderzoek is zo’n casestudie. Er wordt via een kwalitatieve onderzoeksmethode onderzocht ‘Hoe de Directie Communicatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken tot crisiscommunicatie is gekomen op haar sociale mediakanalen tijdens de eerste coronagolf, en in hoeverre die responsestrategie overeenkomt met de ideale reactie volgens de Situational crisis communication theory (SCCT) van Coombs.’ De onderzoeksvraag is aan de hand van een kwalitatieve onderzoeksmethode beantwoord. Dat is gedaan doormiddel van semigestructureerde interviews, die online zijn afgenomen. De respondenten krijgen daarin de kans om uit te weiden over zaken die zij belangrijk achten. Met deze manier van onderzoek is bijvoorbeeld wel iets te zeggen over de mening of attitude van de respondenten, maar is niks te zeggen over de inhoud van de crisiscommunicatie door het ministerie, en over hoe de crisiscommunicatie is ontvangen door stakeholders. De resultaten laten zien dat de respondenten op basis van expertise, met voorbereiding en een crisisplan, maar ook met onderbuikgevoel tot crisiscommunicatie zijn gekomen. En de respondenten hadden voornamelijk als doel de stakeholders snel te informeren. Dit komt in grote lijnen overeen met het gedachtegoed van Coombs. Toch waren er ook verschillen: de crisisresponse van de communicatiemedewerkers week bijvoorbeeld af van een ideale reactie volgens Coombs. Er werd bijvoorbeeld gecommuniceerd over successen terwijl stakeholders nog in gevaar waren en er werd niet of nauwelijks geëvalueerd na afloop van de crisis. Coombs had gelijk: er is niet een model te ontwerpen wat de ideale reactie op een crisis kan voorspellen. Er spelen zoveel factoren mee. Als laatste kan men dit onderzoek zien als een springplank voor uitgebreider vervolgonderzoek. Met een inhoudsanalyse kan nog onderzocht worden of de daadwerkelijke communicatie op sociale media geschikt was volgens Coombs. En met een online survey kan nog onderzocht worden of stakeholders de crisiscommunicatie van BZ op sociale media een geschikte response vonden.Show less
De laatste jaren vormt zich een steeds duidelijker beeld van het trauma dat blootstelling aan schokkende gebeurtenissen tijdens journalistiek werk in conflictgebieden teweeg kan brengen. Of een...Show moreDe laatste jaren vormt zich een steeds duidelijker beeld van het trauma dat blootstelling aan schokkende gebeurtenissen tijdens journalistiek werk in conflictgebieden teweeg kan brengen. Of een individu psychopathologie ontwikkelt, is onder meer afhankelijk van de copingstrategie die hij of zij gebruikt. De set copingstrategieën die een een journalist gebruikt, wordt beïnvloed door de journalistieke cultuur en de attitude jegens mentale problematiek die daarbinnen heerst. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Hoe gaan Nederlandse correspondenten in de huidige journalistieke cultuur om met de potentieel traumatische gebeurtenissen waar zij tijdens het uitoefenen van journalistiek werk mee te maken kregen? Data voor dit onderzoek kwamen voort uit semigestructureerde interviews met Nederlandse correspondenten (n = 13). De interviewtranscripten werden aan de hand van thematische en narratieve analyse geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat Nederlandse correspondenten zowel adaptieve als maladaptieve copingstrategieën gebruiken en die zowel expliciet als impliciet uiten. Ondanks de toenemende bespreekbaarheid en steun van redacties omtrent mentaal welzijn, houdt het gros van de corrrespondenten onbewust nog vast aan het beeld van de onverschrokken, ongenaakbare correspondent. Hoewel de toegenomen steun van chefs en de bespreekbaarheid op redacties door de meeste correspondenten gewaardeerd wordt, is er behoefte aan een actiever terugkoppelingssysteem. Ook kan winst behaald worden in preventie: correspondenten behoeden voor mentale problematiek is nog nauwelijks aan de orde, maar zou hen, en daarmee de kwaliteit van de journalistiek ten goede komen.Show less
Uit voorgaande onderzoeken is gebleken dat beeldredacteuren een verhoogde kans hebben om secundair trauma te ontwikkelen, in vergelijking met de algemene populatie. Deze trauma’s kunnen zij...Show moreUit voorgaande onderzoeken is gebleken dat beeldredacteuren een verhoogde kans hebben om secundair trauma te ontwikkelen, in vergelijking met de algemene populatie. Deze trauma’s kunnen zij ontwikkelen doordat zij op regelmatige basis in aanraking komen met potentieel traumatiserende (oftewel ‘belastende’) beelden. In hoeverre zij daadwerkelijk last hebben van deze beelden is deels afhankelijk van hoe zij ermee omgaan. Om dit in beeld te brengen wordt er in dit onderzoek antwoord gegeven op de volgende vraag: ‘Hoe gaan beeld- en videoredacteuren op redacties van Nederlandse nieuwsmedia om met het werken met potentieel traumatiserend beeldmateriaal?’ Voor dit onderzoek zijn er semigestructureerde interviews afgenomen bij 17 beeld- en videoredacteuren. Uit het onderzoek blijkt dat beeldredacteuren zowel adaptieve als maladaptieve copingmechanismen gebruiken om hun werk te kunnen blijven doen. Alle beeldredacteuren omschrijven een professionele afstand die zij tijdens het werk tot de beelden bewaren. Hierdoor lukt het hen om hun werk goed uit te voeren. Eén adaptief copingmechanisme waar veel redacteuren gebruik van maken, is over (de impact van) de beelden praten met collega’s. Het verschilt echter per redactie hoeveel ruimte hiervoor is. Sommige redacteuren zouden het prettig vinden de impact van de beelden meer bespreekbaar te maken, andere redacteuren zien de belastende beelden als onmiskenbaar onderdeel van het werk en geven aan dat je hier als beeld- of videoredacteur zelfstandig mee om moet kunnen gaan. Bij het interpreteren van de resultaten van dit onderzoek is het belangrijk om in acht te nemen dat generalisatie en statistische conclusies trekken niet mogelijk is bij deze onderzoeksmethode. Om deze reden wordt kwantitatief vervolgonderzoek aangeraden. Bij voorkeur met speciale aandacht voor de manier van voorbereiding op het werken met belastende beelden, gesprek over de impact van de belastende beelden met collega’s en het nemen van pauzes tijdens het werk.Show less