Dit onderzoek richt zich op uitdagingen en ondersteuningsbehoeften op het gebied van psychosociaal functioneren en zelfredzaamheid van jonge vrouwen vanaf achttien jaar die ongepland zwanger zijn...Show moreDit onderzoek richt zich op uitdagingen en ondersteuningsbehoeften op het gebied van psychosociaal functioneren en zelfredzaamheid van jonge vrouwen vanaf achttien jaar die ongepland zwanger zijn geraakt en een eigen woonplek hebben. De studie is uitgevoerd middels semi-gestructureerde interviews en is kwalitatief van aard. Er is voor een kwalitatieve benadering gekozen omdat op deze manier diepere kennis vergaard kan worden. Daarnaast is gekozen voor een selecte steekproef, waarbij alleen de cliënten van Siriz zijn geworven op vrijwillige basis. De uiteindelijke steekproef bestond uit twee personen. De data zijn geanalyseerd door middel van een inhoudsanalyse om te kunnen achterhalen wat de uitdagingen en behoeften van de ongeplande zwangere vrouwen zijn. Tevens is een literatuuronderzoek uitgevoerd. Uit de literatuur blijkt dat ongeplande zwangerschappen gepaard kunnen gaan met fysieke problemen en een negatievere kijk op hun zwangerschap en bevalling dan vrouwen met een geplande zwangerschap (Karaçam et al., 2011). Echter was er beperkte beschikbare literatuur. De gevonden informatie sluit hierdoor niet volledig aan op de onderzoeksvraag. Het empirisch onderzoek toonde aan dat de deelnemers vooral uitdagingen ervaren op het gebied van gebrekkig contact met eigen opvoeders, financiën, sociale vaardigheden en beide deelnemers hebben geen relatie meer met de biologische vader van hun kinderen. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de behoeften verschilden per individu. De deelnemers gaven aan behoefte te hebben aan meer duidelijkheid en ondersteuning na de bevalling, aan meer lichaamsbeweging en om te stoppen met roken. Tevens gaven ze aan behoefte te hebben aan opvang of een oppas voor hun kind om werk of studie te kunnen combineren met de verzorging van het kind. Tot slot was er behoefte aan oude leefgewoonten. Om de vrouwen binnen Siriz optimaal te kunnen helpen, is het van belang dat er naar gestreefd wordt om elke ongepland zwangere vrouw de juiste hulp en ondersteuning te bieden bij haar specifieke situatie. Maatwerk is daarom een cruciaal aspect. De ondersteuning kan geboden worden middels voorlichting, trainingen of intensieve een-op-een begeleiding. Geadviseerd wordt dat Siriz zich gaat richten op het bieden van gerichte ondersteuning op de veelvoorkomende uitdagingen en behoeften die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit kan ervoor zorgen dat de ongepland zwangere vrouwen zich beter kunnen redden in het dagelijks leven. Door het bieden van ondersteuning kan de zelfredzaamheid en het psychosociaal functioneren verbeterd worden.Show less
Tien procent van de bevolking van 16 jaar en ouder meldt in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere vormen van dwingende controle als vorm van huiselijk geweld (CBS,...Show moreTien procent van de bevolking van 16 jaar en ouder meldt in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere vormen van dwingende controle als vorm van huiselijk geweld (CBS, 2023). Het is een vorm van huiselijk geweld waar nog relatief weinig over bekend is. Daarom is de organisatie Enver bezig met het opstellen van een nieuw protocol voor het werken met deze problematiek. In dit adviesrapport staat beschreven wat de kennis over dwingende controle is binnen Enver en wat de behoeften zijn van medewerkers in het verbeteren van de kennis en de aanpak. Hierbij is gezocht in reeds bestaande literatuur naar de definitie, de mogelijke gevolgen en waarop gelet moet worden bij het signaleren van dwingende controle. Daarnaast is onderzocht welke kennis de medewerkers van Enver al hebben en waar eventuele behoeften liggen, door middel van een vragenlijst die is verspreid onder de medewerkers van Enver. Uit de resultaten van de literatuur komt naar voren dat er verschillende definities worden gehanteerd voor dwingende controle. De definitie van Stark (2007) is het meest passend. Hierin definieert Stark dwingende controle als een strategische reeks onderdrukkend gedrag die verder gaat dan fysiek geweld. Daarnaast zijn in het literatuuronderzoek ook resultaten gevonden over de signalering van dwingende controle. Hieruit is een helder dader- en slachtoffer profiel naar voren gekomen. Verder blijkt in de literatuur geen consensus te zijn over concrete richtlijnen van signalering van dwingende controle. Wel zijn twee recente gidsen (Instrumenten Voor Opsporing van Dwingende Controle, z.d.), een gespreksinstrument (DASH; Myhill & Hohl, 2019) en een training voor professionals gevonden (Geweldspatroon van Dwingende Controle in (Ex-)Partnerrelaties - het Verschil Tussen Wat Er Gebeurt op het Toneel en in de Coulissen | RINO Groep Utrecht, z.d). Als laatste is uit de literatuur gebleken dat er verschillende negatieve gevolgen zijn op persoonlijke en relationele vlakken voor partners. Ook kunnen er gevolgen zijn voor een kind. Uit het empirisch onderzoek blijkt dat, als er gekeken wordt naar de afdelingen, ‘gedragswetenschappers’ de hoogste score behalen en deze significant hoger scoren dan de ‘jeugdhulpverleners’. Verder is naar voren gekomen dat op het cluster gevolgen beter wordt gescoord dan op de clusters signaleren en gedragskenmerken. Wat betreft de behoeften blijkt dat medewerkers behoefte hebben aan duidelijke richtlijnen binnen de organisatie over hoe te handelen in het geval van dwingende controle. Het advies voor Enver is om richtlijnen op te stellen voor gepaste hulpverlening na signalering van dwingende controle en eventuele bijscholing voor afdelingen te overwegen.Show less
Het aanleren van woordenschat aan NT2-leerlingen (leerlingen met Nederlands als tweede taal) in kleuterklassen is een cruciaal onderdeel voor de taalontwikkeling van de leerlingen en hun algehele...Show moreHet aanleren van woordenschat aan NT2-leerlingen (leerlingen met Nederlands als tweede taal) in kleuterklassen is een cruciaal onderdeel voor de taalontwikkeling van de leerlingen en hun algehele academisch succes. Echter is het effectief vormgeven van woordenschatonderwijs aan deze doelgroep een uitdaging voor basisscholen. Dit onderzoek richt zich op het identificeren van effectieve strategieën voor het geven van woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen in kleuterklassen alsmede onderzoek naar het gebruik van deze strategieën op een specifieke basisschool. Middels een literatuurstudie zijn er drie principes vastgesteld die bijdragen aan effectief woordenschatonderwijs: 1. Integreer de moedertaal in het onderwijs, 2. Verhoog de hoeveelheid verbale interactiemomenten 3. Werk met directe instructiemomenten. Uit semi-gestructureerde interviews met vijf werknemers van een basisschool die zich met het kleuteronderwijs bezighouden blijkt het volgende. Als eerste heeft de school de integratie van de eerste taal in haar onderwijs nog niet in grote mate geïmplementeerd. Daarnaast blijkt dat leerkrachten actief didactische impulsen geven om interactie tussen leerlingen te bevorderen. Ten slotte wordt vastgesteld dat de school bekend is met het concept van directe instructiemomenten, maar dat er niet altijd voldoende tijd beschikbaar is om dit toe te passen. Deze bevindingen bieden inzichten voor leerkrachten en ondersteunend personeel om woordenschat effectiever te implementeren voor NT2-leerlingen in kleuterklassen.Show less
In opdracht van Raamwerk is onderzocht wat de ervaringen zijn van verwanten van cliënten met een verstandelijke- of lichamelijke beperking tijdens een transitie van een thuissituatie naar begeleid-...Show moreIn opdracht van Raamwerk is onderzocht wat de ervaringen zijn van verwanten van cliënten met een verstandelijke- of lichamelijke beperking tijdens een transitie van een thuissituatie naar begeleid- of zelfstandig wonen bij de organisatie Raamwerk. Dit is gedaan door middel van een literatuuronderzoek en een empirisch onderzoek. Voor het literatuuronderzoek is gezocht naar wetenschappelijke artikelen over wat er algemeen bekend was over het onderwerp. Daaruit bleek dat verwanten negatieve ervaringen hadden tijdens transities. Zo kwam bijvoorbeeld naar voren dat de communicatie tussen een verwant van een cliënt en de verzorger van de cliënt verbeterd kan worden. Dit kan door de verwant meer te betrekken bij de keuzes voor de cliënt en door de verwant op de hoogte te houden van hoe het gaat met de cliënt. Wat betreft informatievoorziening willen verwanten meer informatie krijgen over alle woonmogelijkheden die beschikbaar zijn voor hun verwant met beperking en over de lengte van de wachtlijsten. Verder bleek dat er veel sprake is van eenzaamheid bij cliënten. Door familie en vrienden meer te betrekken kan de eenzaamheid verminderd worden. Tot slot bleek dat de kwaliteit en kwantiteit van woningen van mensen met een beperking in Nederland verbeterd kan worden. Naast het literatuuronderzoek zijn er drie semigestructureerde interviews gehouden waarbij gefocust werd op positieve punten en knelpunten van de organisatie Raamwerk tijdens een transitie. Uit de resultaten bleek dat de meeste verwanten erg tevreden waren met de communicatie en de betrokkenheid van het personeel bij Raamwerk. Wat als negatief werd ervaren door verschillende verwanten is dat de informatievoorzienig tijdens een verhuizing onduidelijk was. Er moest veel zelf geregeld worden door verwanten en dat werd als erg stressvol ervaren. Ook de hygiëne en veiligheid in een woning was volgens één van de verwanten onvoldoende. Verder hadden een aantal verwanten behoefte aan lotgenotencontact. Er kan geconcludeerd worden dat de ervaringen van de verwanten erg verschillend waren. Aan het eind van dit adviesrapport worden er haalbare concrete aanbevelingen met betrekking tot de informatievoorziening, personeel, hygiëne en overige behoeftes vanuit verwanten aan Raamwerk gegeven.Show less
In dit artikel staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke handvatten hebben de leerkrachten van een basisschool in een middelgrote stad nodig om formatief te evalueren? Hierbij werd verwacht...Show moreIn dit artikel staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke handvatten hebben de leerkrachten van een basisschool in een middelgrote stad nodig om formatief te evalueren? Hierbij werd verwacht dat de leerkracht voornamelijk kennis over formatief evalueren en zelfvertrouwen in het toepassen hiervan nodig heeft. Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag is in de literatuur gekeken naar de aspecten die belangrijk zijn voor het formatief evalueren. Vervolgens zijn op basisschool X interviews gehouden onder zes proefpersonen om te meten in hoeverre formatief evalueren reeds wordt toegepast. Deze interviews zijn vervolgens getranscribeerd en gecodeerd om een vergelijking met de literatuur te kunnen maken. Uit de vergelijking blijkt dat het voor leerkrachten op een basisschool in een middelgrote stad belangrijk is om de autonomie van de leerlingen te vergroten; flexibel te differentiëren in alle bouwen van de school; tijd in te plannen voor self- en peer-assessment en feedback te geven op regelmatige en vaststaande momenten om correct formatief te evalueren. In volgend onderzoek is het belangrijk om de steekproefgrootte uit te breiden, zodat de conclusie beter generaliseerbaar is naar verschillende scholen in middelgrote steden. Ook is het belangrijk om onderzoek te doen naar specifieke benodigdheden om elk handvat dat nu is aangereikt toe te passen in de klas.Show less
De basisschool is een plek waar leerlingen zich kunnen ontwikkelen en daarom zou de tijd op school zo effectief mogelijk ingezet moeten worden. Tijdens een lesovergang gaat er vaak effectieve...Show moreDe basisschool is een plek waar leerlingen zich kunnen ontwikkelen en daarom zou de tijd op school zo effectief mogelijk ingezet moeten worden. Tijdens een lesovergang gaat er vaak effectieve onderwijstijd verloren. Dit onderzoek had als doel te onderzoeken in hoeverre effectieve leerkrachtgedragingen voor een lesovergang worden toegepast in de praktijk. Ook zijn er verschillende soorten lesovergangen onderzocht op aanwezigheid van effectieve leerkrachtgedragingen. Om dit te onderzoeken heeft allereerst een literatuurstudie plaatsgevonden om effectieve leerkrachtgedragingen te identificeren. Deze leerkrachtgedragingen zijn verdeeld in twee categorieën namelijk ‘organisatie’ en ‘gedrag’. Vervolgens is er een observatielijst opgesteld. Aan de hand van deze observatielijst hebben er observaties plaatsgevonden op twee verschillende scholen. Er hebben 18 leerkrachten meegedaan aan dit onderzoek. Uit de resultaten blijkt, dat waar leerkrachten al effectieve strategieën gebruiken op het gebied van de organisatie van lesovergangen, ze meer variatie laten zien op het gebied van hun eigen handelen tijdens de lesovergangen. Leerkrachten hebben vaak een overzichtelijke plek in de klas en hebben vaak actieve supervisie. Leerkrachten reageren vaker op ongewenst gedrag dan op gewenst gedrag en leerkrachten zouden vaker gedragsverwachtingen moeten meegeven zodat leerlingen ook gewenst gedrag gaan vertonen. In de discussie wordt ingegaan op de rol van leerkrachtgedrag bij verschillende type lesovergangen.Show less
Het NCJ heeft studenten van de Universiteit Leiden benaderd om een valide en betrouwbare Nederlandse vragenlijst te vinden die het construct sociale steun meet. In dit onderzoek is getracht het...Show moreHet NCJ heeft studenten van de Universiteit Leiden benaderd om een valide en betrouwbare Nederlandse vragenlijst te vinden die het construct sociale steun meet. In dit onderzoek is getracht het antwoord te vinden op de vraag: ‘Is de CASSS-R-NL een betrouwbare en valide methode voor het meten van bronnen van sociale steun bij Nederlandse leerlingen van 12-18 jaar oud?’. De mogelijke bronnen die zijn geselecteerd in dit onderzoek zijn: ouders, leraar, beste vriend en klasgenoten. De Child and Adolescent Social Support Scale (CASSS) is gekozen als meest geschikte vragenlijst, aangezien deze vragenlijst al gevalideerd is en geschikt is voor het meten van dit construct. De CASSS is vertaald door middel van ‘back translation’ en ingekort op basis van voorgaand onderzoek over de CASSS. Hier is de CASSS-R-NL uitgekomen. Uit statistische analyses van empirisch onderzoek met de CASSS-R-NL blijkt dat het een betrouwbare en potentieel valide vragenlijst is. Op basis van het uitgevoerde literatuur- en empirisch onderzoek zijn er twee adviezen opgesteld. Het advies met betrekking tot de vragenlijst is om de CASSS-R-NL te gebruiken. Deze vragenlijst is al vertaald en ingekort, wat het gebruiksgemak vergroot. Daarnaast is de CASSS-R-NL betrouwbaar en potentieel valide. Het tweede advies is om te kijken naar het construct ‘emotioneel welbevinden’ in combinatie met sociale steun, aangezien de literatuur laat zien dat sociale steun voornamelijk samenhangt met emotioneel welbevinden.Show less
In 2021 is de wet voor burgerschapsonderwijs op basisscholen aangescherpt, met het doel de burgerschapscompetenties van leerlingen te verbeteren. Een factor die van invloed is op de prestaties van...Show moreIn 2021 is de wet voor burgerschapsonderwijs op basisscholen aangescherpt, met het doel de burgerschapscompetenties van leerlingen te verbeteren. Een factor die van invloed is op de prestaties van leerlingen is de self-efficacy van de leerkracht. De mate van self-efficacy van een leerkracht hangt samen met het sociaal welbevinden van leerkrachten. In dit onderzoek werd het verband tussen sociaal welbevinden in werkrelaties en de mate van self-efficacy van leerkrachten in burgerschapsonderwijs bestudeerd. Dit werd gedaan door middel van vragenlijstonderzoek onder 59 leerkrachten. Leerkrachten rapporteerden in hoeverre zij zich in staat voelden verschillende burgerschapsonderwerpen te onderwijzen en in hoeverre zij sociaal welbevinden in werkrelaties ervaarden. Uit de analyses van het verband kwamen geen significante resultaten. Daarom kon niet geconcludeerd worden dat er een verband bestaat tussen sociaal welbevinden in werkrelaties en de mate van self-efficacy die leerkrachten ervaren bij burgerschapsonderwijs. Voor de praktijk betekent deze conclusie dat wellicht andere factoren, zoals kennis of motivatie, bekeken moeten worden om de self-efficacy van leerkrachten op het gebied van burgerschapsonderwijs en de burgerschapscompetenties van leerlingen te stimuleren. Meer onderzoek naar factoren die de kwaliteit van burgerschapsonderwijs kunnen bevorderen is nodig.Show less
In dit onderzoek is voor PI de Brug, een cluster vier school uit Leiden, gekeken naar met welke elementen van effectief begrijpend lezen er rekening gehouden moet worden bij het kiezen van een...Show moreIn dit onderzoek is voor PI de Brug, een cluster vier school uit Leiden, gekeken naar met welke elementen van effectief begrijpend lezen er rekening gehouden moet worden bij het kiezen van een nieuwe methode voor hun doelgroep. Als eerst zijn er uit drie reviews van wetenschappelijk onderzoek naar begrijpend leesonderwijs zes elementen gehaald die van belang zijn bij het vormgeven van effectief begrijpend lezen binnen het basisonderwijs. Deze elementen zijn: woordenschat en achtergrondkennis, leesstrategieën, leesmotivatie, technisch lezen, rijke taalomgeving en interactie. Het doel van het onderzoek was om na te gaan hoe deze elementen vormgegeven konden voor PI de Brug. Na het opstellen van de elementen is er onder de werknemers van de school een vragenlijst uitgezet over hoe het begrijpend leesonderwijs binnen de school ervaren wordt. Op basis van de resultaten uit de vragenlijst en wat er bekend is in de literatuur zijn er specifieke adviezen opgezet voor de school. Uit de resultaten bleken woordenschat en achtergrondkennis, leesmotivatie en een rijke taalomgeving als meest belangrijk te worden gezien binnen de school. Technisch lezen en interactie kwamen als laagste uit de resultaten. Deze resultaten en de literatuur hebben geleid tot aanbevelingen voor het begrijpend leesonderwijs op PI de Brug. Aanbevelingen waren bijvoorbeeld om een methode met veel aandacht voor interactie te vermijden, en leesmotivatie en een rijke taalomgeving te stimuleren door veel verschillende tekstsoorten en -structuren aan te bieden.Show less