This study focused on the extent to which British political parties made pledges and policies for youth in their 2010 election manifestos to motivate them to vote and the extent to which these...Show moreThis study focused on the extent to which British political parties made pledges and policies for youth in their 2010 election manifestos to motivate them to vote and the extent to which these policies were subsequently reflected in the news to enable the youth to be informed of the policies that are relevant for them. Previous literature has argued that political parties are to blame for low youth voter turnout but these arguments were based on survey studies among young people and no research had been conducted on the actual policies parties make for youth. Content analysis was carried out on the election manifestos of the three biggest parties in the UK and news articles by three online news sources to determine the attention given to young people. The results showed that very few pledges were made specifically for young people in the manifestos but that news media did report about these pledges fairly often. It was concluded that the political parties offer young people very little motivation to vote, but also that the media does inform youth about the policies that are relevant for them. These results lend support to the claim in the literature that youth are often marginalised in policy discourse and youth voter abstention could, to some extent, be a result of the reluctance of political parties to sufficiently address youth issues.Show less
Dit onderzoek richt zich op de fractieafsplitsingen binnen de Nederlandse gemeenteraden. Dit betekent dat één of meerdere raadsleden zich op een bepaald moment afsplitsen van hun fractie en...Show moreDit onderzoek richt zich op de fractieafsplitsingen binnen de Nederlandse gemeenteraden. Dit betekent dat één of meerdere raadsleden zich op een bepaald moment afsplitsen van hun fractie en verdergaan als onafhankelijke leden, of zich aansluiten bij een andere, al bestaande, fractie. Fractieafsplitsing is een controversieel verschijnsel dat steeds vaker voorkomt binnen de Nederlandse gemeenteraden (Fransman, 2006, 2009), en dikwijls leidt tot moeizame besluitvorming en minder stabiele colleges (Fransman, 2009; Korsten & Schoenmaker, 2011). In het onderzoek wordt gekeken of er statistische verbanden bestaan tussen de kenmerken van een politieke partij (partijkenmerken) en de karakteristieken van de gemeente waarin de partij actief is (gemeentekenmerken), en (de kans) op fractieafsplitsingen. Dit is interessant omdat afscheidingen mogelijk iets zeggen over de eenheid van politieke partijen, iets wat van belang is voor zowel de politieke wetenschap als voor de politiek zelf (Andeweg & Thomassen, 2010). Hiernaast kunnen afsplitsingen vanuit normatief perspectief als ongewenst worden beschouwd (De Bok, 2010). De maatschappelijke relevantie van het onderzoek ligt in het informeren van het electoraat over de kans op fractieafscheidingen voor politieke partijen in de gemeenteraad met bepaalde kenmerken, of voor partijen die actief zijn in een gemeente met specifieke karakteristieken (of een combinatie van beiden). De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek ligt in het oplossen van een kennisprobleem, aangezien er nog geen overeenkomstig onderzoek lijkt te zijn gedaan.Show less
Politieke jongerenorganisaties (PJO's) maken sinds de jaren '40 onderdeel uit van het Nederlandse partijleven. Wat zijn politieke jongerenorganisaties eigenlijk, en hebben ze invloed? Aan de hand...Show morePolitieke jongerenorganisaties (PJO's) maken sinds de jaren '40 onderdeel uit van het Nederlandse partijleven. Wat zijn politieke jongerenorganisaties eigenlijk, en hebben ze invloed? Aan de hand van de geschiedenis van de PJO's, het aantal doorgestroomde landelijke politici en de congresactiviteiten van de jongeren, heb ik geprobeerd een indicatie van hun invloed te geven. Er lijkt een correlatie te zijn tussen partijstructuur en invloed van jongeren.Show less
Wat zijn de belangrijkste predictoren van de stemintentie bij Tweede Kamerverkiezingen van Hindoestaanse jongeren in Nederland? Om een antwoord op deze vraag te vinden heb ik een kwantitatief...Show moreWat zijn de belangrijkste predictoren van de stemintentie bij Tweede Kamerverkiezingen van Hindoestaanse jongeren in Nederland? Om een antwoord op deze vraag te vinden heb ik een kwantitatief onderzoek uitgevoerd onder Hindoestaanse jongeren in de leeftijd van 14-19 jaar die in Nederland wonen. Niet-Hindoestaanse jongeren in Nederland zijn in het onderzoek betrokken als vergelijkingsgroep. Het wetenschappelijk kader is een combinatie van de volgende drie theorieën: rational choice theory, resource availability theory en political socialization theory. De vragenlijst is via een websurvey (in Qualtrics) of op papier ingevuld. De steekproef omvatte 177 Hindoestaanse en 178 niet-Hindoestaanse respondenten die de vragenlijst volledig hebben ingevuld. Meer Hindoestaanse dan niet-Hindoestaanse jongeren hebben de intentie tot stemmen (76% respectievelijk 71%). Minder Hindoestaanse dan niet-Hindoestaanse jongeren geven aan waarschijnlijk niet of zeker niet te gaan stemmen (24% respectievelijk 29%). Subjectieve politieke kennis blijkt de belangrijkste predictor voor de stemintentie van de Hindoestaanse respondenten te zijn. De variantie in stemintentie van deze groep kon voor 24% worden ‘verklaard’. Voor de niet-Hindoestaanse respondenten geldt dat gepercipieerde stemintentie van de omgeving de belangrijkste predictor van stemintentie is. Maar voor deze groep respondenten zijn ook subjectieve politieke kennis en politieke interesse mede bepalend voor stemintentie. De verklaarde variantie in stemintentie van deze groep respondenten is 52%. Mijn onderzoeksresultaten bieden nieuwe inzichten in de variabelen met betrekking tot stemintentie van Hindoestanen die in Nederland wonen en waarnaar tot nu toe weinig onderzoek is verricht. De maatschappelijke relevantie is dat de Hindoestaanse gemeenschap via dit onderzoek inzicht krijgt om instrumenten te ontwikkelen om de stemintentie van Hindoestaanse jongeren te vergroten.Show less
Newspapers in Greece have long been considered as mouthpieces for the parties. This connection between parties and press is typically described as "parallelism". Even though conventional wisdom...Show moreNewspapers in Greece have long been considered as mouthpieces for the parties. This connection between parties and press is typically described as "parallelism". Even though conventional wisdom agrees on the party preferences of newspapers, such claims have not been empirically tested. Based on a content analysis of newspaper front pages during two election campaigns, this study tests the validity of those claims, and assesses their nature. The findings support popular perceptions of newspaper party preferences. They also show that newspaper support is more likely to rely on negativity, by means of attacking the opponent party, rather than praising the affiliated party. This tendency towards negativity is higher when the newspaper's preferred party is the challenger during that campaign. Finally it is shown that, contrary to research on campaign ads, negative coverage in Greece is not more likely to address policy issues than positive coverage. Thus, it has poor contribution to the information environment available to voters. The findings cover a void in the literature and offer insight into the stance of partisan press during election campaigns. They can be tested in countries with similar, but also different, levels of parallelism in an effort to search for common patterns.Show less
Abstract: Existing literature on the impact of economic changes on governmental trust presents mixed and contradicting findings. These contradicting outcomes of objective economic performance on...Show moreAbstract: Existing literature on the impact of economic changes on governmental trust presents mixed and contradicting findings. These contradicting outcomes of objective economic performance on trust can be partially explained by an asymmetrical bias. When economy is bad, trust will be affected, if economy is good then trust will not be affected. The credit and sovereign debt crisis changed the economic situation in the eurozone countries. In order to examine these contradicting claims, this research investigated the changes in governmental trust during the sovereign debt crisis. Which factors can be related to governmental trust is examined at aggregated and individual level. Trust in EU and national government is examined in order to see if they are influenced by the same factors. During the sovereign debt crisis trust levels in the eurozone dropped considerably. At aggregated country level, governmental trust is related to unemployment before and during the crisis. A general trend of decline in governmental trust was not found. Positive and negative trend lines were found for different countries. Trust in national government and EU government is strong and positively correlated to each other, yet the direction of causality was not examined. At individual level trust can be best explained by crisis performance and by objective and subjective economic indicators. Finally, problem solving capacity, economic uncertainty, social status and life satisfaction are of significant, but weak influence on trust in national and EU government.Show less
My study focused on knowledge about the EU. It was my aim to explain the variance in this knowledge among Europeans and to answer the question: What explains the variance in the knowledge about...Show moreMy study focused on knowledge about the EU. It was my aim to explain the variance in this knowledge among Europeans and to answer the question: What explains the variance in the knowledge about European Union among European citizens?Show less
In this thesis the debate that led to the Dutch slavery momument is shown. This debate is compared with the English debate and other cases of historical injustice.
De Nederlandse regering besloot in 2011 twee keer tot inzet van de krijgsmacht in internationale missies in Afghanistan (Kunduz) en Libië. Opmerkelijk is het beperkte mandaat bij beide missies....Show moreDe Nederlandse regering besloot in 2011 twee keer tot inzet van de krijgsmacht in internationale missies in Afghanistan (Kunduz) en Libië. Opmerkelijk is het beperkte mandaat bij beide missies. Analyse van de politieke besluitvorming leidt tot de conclusie dat dit past in het beeld van domesticization van het buitenlandbeleid en lange termijn trends in de opstelling van Nederland in internationaal perpectief.Show less
In spite of the skeptical forecasts in the early 1990s when Brazil’s transition to democracy process was starting, this presidential regime is now considered stable. Therefore, the analyses in...Show moreIn spite of the skeptical forecasts in the early 1990s when Brazil’s transition to democracy process was starting, this presidential regime is now considered stable. Therefore, the analyses in political sciences today seek rather to explain how this process has evolved than to recommend profound changes in the system’s direction. This work is based on one of such theories, called the “Executive toolbox”. Its proponents contend that the president has tools that enable him or her to bring stability to the system through a balanced use of a set of tools in the Executive-Legislative relations. One of such tools is the budgetary prerogatives of the president - which, in the Brazilian case, include the liquidation of individual amendments of MPs. This thesis will study pork barrel politics in Brazil in comparative perspective and in relation to other tools in the president’s kit, especially with coalition goods. An existing debate in Brazilian literature about pork is taken as starting point and qualitative research methods are used including media analysis and personal interviews with Brazilian MPsShow less
The purpose of this thesis is to explore and test whether framing climate change as a security issue impacts the way non-state actors can participate in national and global climate change...Show moreThe purpose of this thesis is to explore and test whether framing climate change as a security issue impacts the way non-state actors can participate in national and global climate change policymaking. While it has been argued, in general terms, that securitizing an issue creates a state-centric security response, it has yet been untested to what extent this impacts environmental NGOs and civil society in climate change policymaking. After an analysis of the discourse on climate change over the past decade, I posit that since 2007 we have seen and will continue to see an increase of environmental NGOs indirectly excluded from climate change decision-making processes by states. This thesis, therefore, contends that climate change should be de-securitized and approached with a multidimensional climate change framework, incorporating a green theoretical standpoint. Drawing from an extensive questionnaire and two case-studies, I evaluate the role of non-state actors in climate change policymaking. The results suggest that the more climate change is framed as a security issue, the more non-state actors are indirectly excluded from climate change policymaking.Show less
