Een setback is een tijdelijke terugval bij het streven naar een gedragsdoel. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen regelmatig niet optimaal reageren op een terugval. Ondanks veel studies naar self...Show moreEen setback is een tijdelijke terugval bij het streven naar een gedragsdoel. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen regelmatig niet optimaal reageren op een terugval. Ondanks veel studies naar self-efficacy en doeloriëntaties bij setbacks, ontbreekt het begrip van hoe deze factoren elkaar beïnvloeden in het specifieke geval van de drie deelconstructen van self-efficacy: taak self-efficacy, onderhoud self-efficacy en herstel self-efficacy. Dit onderzoek onderzocht de invloed van approach- en avoidance-doelen op deze deelconstructen bij mensen die een setback hebben ervaren. Met behulp van een online vragenlijst over gedragsdoelen op het gebied van voeding, alcohol, nicotine, fysieke activiteit, schermtijd, gelduitgave en tijd voor hobby’s of ontspanning, zijn de participanten gevraagd naar hun gedragsdoelen en de setbacks die zij hebben ervaren. De respondenten (N=152) waren tussen de 17-30 jaar en streefden minstens een van deze gedragsdoelen na. Drie afzonderlijke t-testen vergeleken de deelconstructen van self-efficacy tussen approach- en avoidance-doelen. Resultaten toonden aan dat deelnemers met een approach-doel een hogere taak en onderhoud self-efficacy hadden na een setback dan degenen met een avoidance-doel. Herstel self-efficacy werd niet beïnvloed door doeloriëntatie en had een lagere correlatie met taak en onderhoud self-efficacy. De relatie tussen doeloriëntatie en de deelconstructen van self-efficacy bleek daarmee niet eenduidig. Mogelijke verklaringen voor deze bevindingen kunnen liggen bij individuele verschillen en andere psychologische mechanismen die niet zijn onderzocht in deze studie. Deze bevindingen kunnen worden gebruikt voor het ontwikkelen van effectievere interventies. Daarnaast benadrukken deze bevindingen het belang van verder onderzoek naar de afzonderlijke deelconstructen van self-efficacy en hun relatie bij setbacks.Show less
Functioneren is een belangrijk concept in de zorg, maar dit wordt nog niet uitgevraagd als single item vraag in gezondheidsmonitors, zoals dat bij ervaren gezondheid gebeurt. De verwachte stijgende...Show moreFunctioneren is een belangrijk concept in de zorg, maar dit wordt nog niet uitgevraagd als single item vraag in gezondheidsmonitors, zoals dat bij ervaren gezondheid gebeurt. De verwachte stijgende prevalentie van ouderdomsziektes door vergrijzing levert een behoefte aan een oplossing voor de hoge werkdruk bij zorgpersoneel en single item vragen verminderen werklast bij zorgpersoneel en patiënt. Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of ervaren functioneren en ervaren gezondheid twee verschillende constructen zijn. De hypothese was dat dit twee verschillende constructen zouden zijn. Deze zouden naast elkaar uitgevraagd kunnen worden in gezondheidsmonitors en gezondheidsevaluatielijsten in de zorg om aanvullende informatie te geven over kwaliteit van leven en welzijn van een patiënt. Uit verschillende bestaande gezondheidsmonitors is een vragenlijst samengesteld. Hieraan zijn items over demografische kenmerken en de ervaren gezondheid en zelf ontworpen ervaren functioneren vraag toegevoegd. De vragenlijst bestond uit 47 vragen en is verspreid via sociale media. De dataset bestond uit 281 respondenten, waarvan 42,3 % man, 55,9% vrouw en 1,1% non-binair. 65,5% van de respondenten had geen ervaring met een langdurige ziekte, 22,8 % met één langdurige ziekte en 11,7% met twee of meer langdurige ziekten. De correlaties tussen drie van vijf items van de EQ-5D5L (mobiliteit, pijn/ongemak en angst/somberheid) en ervaren functioneren waren significant verschillend met de correlaties tussen de items en de ervaren gezondheid vraag. Ook de EQ-VAS correleerde significant verschillend. Hoewel ervaren functioneren en ervaren gezondheid niet significant verschillend correleerden op elk item van de EQ-5D5L, reageerden ze niet identiek. Dit kan een aanwijzing zijn dat ervaren functioneren en ervaren gezondheid twee verschillende constructen zijn. Er is meer onderzoek nodig naar de domeinen waarop ervaren functioneren en ervaren gezondheid wel dan niet verschillen.Show less
Met de vergrijzing van de bevolking groeit ook het belang van een vroege en nauwkeurige diagnose van neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD). Dit onderzoek richt zich...Show moreMet de vergrijzing van de bevolking groeit ook het belang van een vroege en nauwkeurige diagnose van neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD). Dit onderzoek richt zich specifiek op het verkennen van de verschillen tussen twee vormen van AD, namelijk Early-Onset Alzheimer's Disease (EOAD) en Late-Onset Alzheimer's Disease (LOAD), met als doel het verbeteren van classificatiemodellen. We hebben vier classificatiemodellen ontworpen, elk gericht op specifieke hersengebieden die mogelijk atrofie vertonen, met Model 1 en 2 gericht op respectievelijk LOAD en EOAD, Model 3 als een gecombineerd model en Model 4 dat de algehele hersenatrofie omvat. Deze modellen zijn geanalyseerd aan de hand van Area Under the Curve (AUC) en zijn ontwikkeld met behulp van logistische regressie en LASSO om de meest relevante variabelen te selecteren. Onze bevindingen suggereren dat EOAD en LOAD verschillende neuropathologische patronen vertonen, waarbij EOAD mogelijk wordt gekenmerkt door specifiekere neuropathogenese patronen, terwijl LOAD meer uniforme hersenveranderingen vertoont. Model 3, dat specifieke hersengebieden combineerde, presteerde het beste bij het classificeren van beide groepen, terwijl Model 4, dat alle hersengebieden omvatte, een lagere classificatie-accuratesse vertoonde voor EOAD. Deze resultaten benadrukken dat AD patiënten geen homogene groep zijn en benadrukken het belang van gedifferentieerde diagnostische benaderingen om rekening te houden met de heterogeniteit binnen deze aandoening.Show less
Prosocial behavior, defined as any action taken to benefit another, has maintained persistent interest in regarding its intricate relationship with loneliness and apathy. Loneliness, conceptualized...Show moreProsocial behavior, defined as any action taken to benefit another, has maintained persistent interest in regarding its intricate relationship with loneliness and apathy. Loneliness, conceptualized as a subjective feeling of social isolation is often found comorbid with apathy; one’s reduced motivation to put in effort for others’ benefit relative to one’s own benefit. Although all three variables demonstrate a relationship to one another, research remains scarce regarding their shared impact. However, findings show a positive influence of prosocial behaviors on social connections, consequently decreasing experiences of isolation as well as apathy. This investigation aims to uncover the potential mediating effect of prosocial behavior on the bidirectional relationship of loneliness and apathy. To fill the gap in the literature, assessing both models helps highlight intervention approaches aiming to effectively break the cycle – ultimately improving well-being. Higher levels of loneliness are expected to indicate higher levels of apathy, whereas prosocial behaviors may mediate and limit the negative affect. Ultimately, it is also expected higher levels of apathy lead to higher levels of loneliness, with prosocial behavior possibly mitigating this negative affect. 287 participants underwent a behavioral task assessing their prosocial tendencies, as well as questionnaires measuring their level of loneliness and apathy. Both mediation analyses revealed a significant total effect between the variables. This was indicative of a negligible mediating role of prosocial acts. These results underline the specific gaps left for future research, ranging from exploring the nuanced relationships and contextual factors involved affecting the constructs over time.Show less
Gezonder eten: een doel dat velen van ons nastreven, maar vaak lukt het niet dit gedrag vol te houden. Op dat moment vindt er een terugval plaats, ook wel een setback genoemd. Na het ervaren van...Show moreGezonder eten: een doel dat velen van ons nastreven, maar vaak lukt het niet dit gedrag vol te houden. Op dat moment vindt er een terugval plaats, ook wel een setback genoemd. Na het ervaren van een setback wordt het moeilijker een gedragsdoel vol te houden. Deze studie onderzoekt waarom dit moeilijk wordt door de relatie tussen de ervaren setbacks tijdens het volgen van een dieet en maintenance self-efficacy te analyseren, met subjectief succes als mogelijke mediator. Met een online vragenlijst (N= 74) zijn de ervaren setbacks, maintenance self-efficacy en subjectief succes uitgevraagd. De vragenlijst had een cross-sectioneel, between-subjects design. De antwoorden op de vragenlijst zijn geanalyseerd met lineaire regressieanalyses en met een mediatie analyse. De resultaten lieten een significante negatieve relatie zien tussen de ervaren setbacks en maintenance self-efficacy. De relatie tussen de ervaren setbacks en subjectief succes was significant negatief, maar de relatie tussen subjectief succes en maintenance self-efficacy was niet significant. Echter, de resultaten lieten zien dat de ervaren setbacks weldegelijk negatief gerelateerd waren aan maintenance self-efficacy, en dat subjectief succes een negatieve mediërende rol in deze relatie kan hebben. Samengevat, de resultaten suggereren dat de ervaren setbacks kunnen zorgen voor een afname in maintenance self-efficacy en subjectief succes, wat weer zou kunnen leiden tot een toename in het ervaren van setbacks. Deze resultaten hebben gezorgd voor nieuwe inzichten, maar meer onderzoek is nodig naar andere mediërende factoren zoals recovery self-efficacy om het setback effect beter te kunnen begrijpen.Show less
Onderzoek naar de classificatieaccuratesse van Alzheimer is belangrijk om de ziekte in de toekomst beter te kunnen behandelen. In deze scriptie werden twee structurele MRI-maten geëvalueerd: grijze...Show moreOnderzoek naar de classificatieaccuratesse van Alzheimer is belangrijk om de ziekte in de toekomst beter te kunnen behandelen. In deze scriptie werden twee structurele MRI-maten geëvalueerd: grijze stofdichtheid (48 predictoren) en subcorticale volumes (14 predictoren). Deze scriptie onderzocht wat de toegevoegde waarde van subcorticale volumes bovenop grijze stofdichtheid is. Hierbij werd verwacht dat I) grijze stofdichtheid accurater was voor de classificatie van Alzheimer dan subcorticale volumes, maar dat II) subcorticale volumes nog wel iets zouden toevoegen aan grijze stofdichtheid. Om dit te onderzoeken, is data gebruikt van 249 participanten afkomstig uit twee verschillende studies. 76 participanten hadden de diagnose Alzheimer en de overige 173 participanten waren cognitief gezonde ouderen. Er zijn drie modellen gebruikt: een model van grijze stofdichtheid (48 predictoren), een model van subcorticale volumes (14 predictoren) en een combinatiemodel van grijze stofdichtheid en subcorticale volumes (62 predictoren). Voor alle modellen is een logistische regressieanalyse met geneste kruisvalidatie uitgevoerd. Het model van grijze stofdichtheid had een AUC-waarde van 0.897 en een MGA-waarde van 0.822. Het model van subcorticale volumes had een AUC-waarde van 0.807 en een MGA-waarde van 0.769. Het gecombineerde model had een AUCwaarde van 0.897 en een MGA-waarde van 0.841. De eerste hypothese werd bevestigd, aangezien grijze stofdichtheid belangrijker was voor de classificatieaccuratesse dan subcorticale volumes. De tweede hypothese kon niet worden bevestigd, aangezien subcorticale volumes weinig tot niets lijken toe te voegen aan grijze stofdichtheid voor de classificatieaccuratesse van Alzheimer. Deze kennis kan gebruikt worden om toekomstige classificatiemodellen van Alzheimer te verbeteren.Show less
Due to the COVID-19 pandemic, many activities and platforms have shifted to the virtual realm, including rituals and ceremonies. When it comes to psychedelic rituals, there are several important...Show moreDue to the COVID-19 pandemic, many activities and platforms have shifted to the virtual realm, including rituals and ceremonies. When it comes to psychedelic rituals, there are several important factors to take into account, such as the setting, dosage, and type of substance consumed. This paper examines the effects of virtual ceremonies on psychedelic experiences. The study utilized an online self-report questionnaire that was sent 1-2 days after the ceremony conducted by retreat company Spinoza. The gathered data were analyzed using thematic qualitative analysis. The categorization and themes were agreed upon by two independent researchers. The themes presented relate to the improvement of mental health and physical comfort along with insightful personal journeys. Further evaluation of the research suggested that the findings provide a general idea about the effects of digital format on the psychedelic experience. It has been found that with digital platforms on psychedelic experiences, individuals can experience clarity of unsolved issues, improved self-regulation, as well as improved emotional and mental states.Show less
Inaction inertia occurs when one is less likely to take an attractive opportunity, after refusing an even more attractive opportunity. In their experiment, van Putten and colleagues (2007) tried to...Show moreInaction inertia occurs when one is less likely to take an attractive opportunity, after refusing an even more attractive opportunity. In their experiment, van Putten and colleagues (2007) tried to decouple the inaction inertia effect by using ambiguous information. Their results yielded that ambiguous information did in fact decouple. However, the authors came to these conclusions by using optional stopping and p-hacking. This influenced the reliability of the results, so we decided to replicate this study, for good research practices and because it can give us valuable insight into how decoupling works when given an attractive offer. We made use of the replication recipe of Brandt and colleagues (2014) to conduct the replication.Show less
Disgust, rooted in human evolutionary history, serves as a vital defense mechanism against pathogens, manifesting in varied behaviors. This paper explores the intricate relationship between disgust...Show moreDisgust, rooted in human evolutionary history, serves as a vital defense mechanism against pathogens, manifesting in varied behaviors. This paper explores the intricate relationship between disgust and visual attention, employing the eye-tracking method. Drawing insights from primate studies, habituation, and human facial expressions, the research aims to address three key questions: Does gaze aversion occur in humans when exposed to disgusting stimuli, extending avoidance behavior into the visual domain? Do individuals exhibit prolonged attention to facial area, indicating a social imperative to assess the risk of pathogen contamination? How does gaze aversion change with repeated exposure to disgust-inducing stimuli? The study employs three conditions, including scenes of feces ingestion in the test condition, to assess total looking time. Results reveal significant gaze aversion towards feces as compared to control conditions, supporting the hypothesis of avoidance behavior. Participants displayed prolonged attention to faces during non-disgusting conditions, challenging assumptions about social necessity for risk assessment. Repeated exposure across trials to disgust-inducing stimuli did not significantly alter gaze behavior, highlighting the nuanced nature of responses to aversive stimuli. Discussion of the findings and implications are also addressed.Show less
Onverwachtse voorvallen kunnen in het dagelijks leven hinder veroorzaken, tenzij er goed op wordt aangepast. Een verminderd aanpassingsvermogen zou dus risico’s met zich mee kunnen brengen. In de...Show moreOnverwachtse voorvallen kunnen in het dagelijks leven hinder veroorzaken, tenzij er goed op wordt aangepast. Een verminderd aanpassingsvermogen zou dus risico’s met zich mee kunnen brengen. In de literatuur zijn vooral onderzoeken te vinden die de invloed van stress op cognitief, maar niet op motorisch aanpassingsvermogen belichten. Om dit gat in de literatuur te vullen, is het van belang om onderzoek te doen naar de invloed van stressniveau op motorisch aanpassingsvermogen. In dit onderzoek deden 80 participanten een VR game en vulden de PSS-10 in om stress te meten. In de VR game moesten participanten objecten vangen en deze in een gat voor zich gooien door controllers te gebruiken. In bepaalde levels was er echter een temporele en/of spatiele asynchronie tussen de avatar en de participant. Het motorisch aanpassingsvermogen werd gemeten door te kijken hoe goed de participanten hierop corrigeerden. De hypothese luidt als volgt: ‘De aanwezigheid van stress is gerelateerd aan een verminderd motorisch aanpassingsvermogen.’ Door middel van een simpele lineaire regressie is aangetoond dat de hypothese verworpen moet worden: stressniveau is geen significante voorspeller van motorisch aanpassingsvermogen (p = .127). Dit onderzoek laat zien dat de VR game mogelijk ingezet kan worden in situaties waarin stress een rol speelt, bijvoorbeeld om af te leiden van stress. Verder toont dit onderzoek dat stress niet altijd een negatieve connotatie zou moeten hebben.Show less
This research aimed to investigate whether food choices can be affected by placebo suggestions and the role of body image satisfaction and Body Mass Index (BMI) in this placebo effect. This study...Show moreThis research aimed to investigate whether food choices can be affected by placebo suggestions and the role of body image satisfaction and Body Mass Index (BMI) in this placebo effect. This study involved 22 participants aged 18-35. In the placebo group, participants received suggestions that a vagus nerve stimulation will decrease their hunger, while the control group received no suggestions. The vagus nerve stimulation was a sham procedure and did not stimulate the nerve. Participants' BMI was calculated followed by measuring body image satisfaction by completing the Body Self Image Questionnaire (BSIQ). Hunger was measured at baseline and post-suggestions. Additionally, food choice was measured with a computer task, in which participants had to choose between healthy and unhealthy food items. The statistical analysis showed no significant differences between the placebo and control groups for food choice (p = 0.56), baseline hunger (p = 0.69), and hunger post suggestions (p = 0.96). Additionally, hunger did not predict healthy food choice (p = 0.89) and body image (p = 0.77) and BMI (p = 0.32) did not moderate the effect of the suggestions on food choice. These results indicate that short suggestions might not be enough to affect hunger and food choices. The lack of effect found might be due to a small sample size and future research should include larger samples and longitudinal research design. Understanding the role of expectations and placebo effects in hunger, can in the future help develop strategies to promote healthier eating.Show less
Background. Picky eating behavior and physical activity are strongly associated with health in children (Karklina et al., 2011). By investigating the associations between shyness, picky eating...Show moreBackground. Picky eating behavior and physical activity are strongly associated with health in children (Karklina et al., 2011). By investigating the associations between shyness, picky eating behavior and physical activity in children and parental stress we could potentially define better intervention programs to prevent health disorders such as cardiovascular disease, diabetes, osteoporosis, anaemia, heart problems and earlier death, by identifying if physical activity, shyness and parental stress are potential areas of treatment. Aims. To investigate (1) if parental stress predicts shyness in ten-year-old children; (2) the association between shyness and picky eating behavior; and (3) the association between shyness and physical activity in ten-year-old children. Methods. A total of 3610 parents of Dutch children (50.6% girls) participated in the study. The mean age of the children was 10.19 (SD=.501; ranging from 8 to 12) Multiple regression analyses were conducted. Results. Shyness was predicted by parental stress (F(4,3601)=44.693, p<.00), picky eating behavior (F(4, 3479) = 12,942, p < .001) and higher levels of shyness were associated with being a boy and older age. Picky eating behavior was predicted by shyness (F(4, 3479) = 60,957, p < .001). Higher levels of picky eating behaviour were associated with lower levels of shyness and having the male gender and the family situation. Higher levels of physical activity were associated with lower levels of shyness and having the male gender. Conclusion. More research must be done with more reliable assessment tools and more universally accepted definitions of the variables. Lower levels of shyness were associated with more picky eating behavior, which is reassuring but our effect sizes and internal consistencies were low. Parental stress and shyness were positively associated with each other. Shyness and physical activity were negatively associated with each other. Since a lack of physical activity has risks such as developing cardiovascular disease, it is important to identify parental stress and shyness in 10-year-olds and provide support and advice to the parents of these 10-year-olds to be able to avert more serious outcomes.Show less