In deze scriptie staat de functie van modale partikelclusters in imperatieve uitingen centraal. De pragmatische inhoud van modale partikels is zeer subtiel en vaak lastig precies te benoemen. In...Show moreIn deze scriptie staat de functie van modale partikelclusters in imperatieve uitingen centraal. De pragmatische inhoud van modale partikels is zeer subtiel en vaak lastig precies te benoemen. In imperatieve uitingen drukken modale partikels afzwakking of versterking uit (Vismans 1994). Daarnaast beschikken modale partikels van beide typen ook over individuele functies en mogelijkheden. In modale partikelclusters is er sprake van een complexe interactie tussen de verschillende elementen, wat in het bijzonder hun pragmatische inhoud extra interessant maakt. Clusters met uitsluitend versterkende of afzwakkende modale partikels dragen bij aan een respectievelijk negatievere en positievere interpretatie van een uiting. De functies van versterking en afzwakking zijn relevant gebleken, al zijn de verschillende modale partikels niet per se verbonden aan slechts één van de twee functies. In het bijzonder bij gemengde modale partikelclusters (met versterkende en afzwakkende elementen) is gebleken dat de grenzen van deze indeling flexibel moeten worden opgevat. Gemengde clusters fungeren soms als afzwakkend, soms als versterkend en bevatten soms elementen van beide functies. Afzwakkende en versterkende elementen heffen elkaar niet op, maar het is onduidelijk hoe ze elkaar precies beïnvloeden. Samen dragen ze hoe dan ook bij aan een relatief positieve evaluatie van imperatieve uitingen. Uitingen met gemengde modale partikelclusters worden meestal vriendelijker gevonden dan neutrale imperatieve uitingen of uitingen die versterkende modale partikels bevatten.Show less
Verhagen stelde in zijn theorie dat zinnen met ‘niet’ in negatieve argumentatieve richting sturen. Ik heb laten zien dat er ook vragen met een ontkenning zijn die in positieve argumentatieve...Show moreVerhagen stelde in zijn theorie dat zinnen met ‘niet’ in negatieve argumentatieve richting sturen. Ik heb laten zien dat er ook vragen met een ontkenning zijn die in positieve argumentatieve richting sturen. Daarom heb ik de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: hoe weet de taalgebruiker wanneer ‘niet’ positief geïnterpreteerd moet worden? Specifieker: in hoeverre is aan de constructie van zulke zinnen te zien dat ‘niet’ positief is? Nadat ik de weinige literatuur heb besproken die er over dit onderwerp te vinden is, heb ik corpusonderzoek gedaan. Ik heb daarvoor 200 vraagzinnen met ‘niet’ geanalyseerd. Ik heb de zinnen in twee groepen verdeeld: de groep waar het meteen duidelijk is dat de in negatieve of in positieve argumentatieve richting stuurt en de groep waar dat zonder de context niet duidelijk is. Het is mij opgevallen dat ‘niet’ in twee betekenissen voorkomt: als ontkenning en als partikel met weinig betekenis. Bij de positieve argumentatieve richting wordt de ‘niet’ steeds als partikel gebruikt. Zinnen met de ontkenning ‘niet’ sturen na de context steeds richting ‘nee’, zinnen met partikel richting ‘ja’. Het bleek dat deze vragen steeds een suggestie doen. Soms was dit iets suggestiever dan anders, maar steeds werd er nieuwe informatie gegeven. Zonder de context was niet meteen duidelijk welke betekenis we hier aan ‘niet’ konden toekennen. Het is opvallend dat binnen de vraagwoordvragen en binnen de ja/nee vragen geen enkele zin met sowieso positief is gevonden. Bij de zinnen waar het nog niet duidelijk was zonder de context viel het op dat die na interpretatie met de context de zinnen veel vaker positief dan negatief geïnterpreteerd werden. Daarna heb ik kenmerken van de constructies gezocht. Bij vraagwoordzinnen viel op dat bij de positieve richting ‘niet’ na het vraagwoord kon staan, dit gebeurde nooit bij de negatieve richting. Bij ja/nee vragen in mededelende vorm zagen we ‘, niet?’ wat altijd richting ‘ja’ stuurt, en zagen we een kleine vraagzin aan het eind van de zin ‘is het niet?’ wat ook altijd richting ‘ja’ stuurt. Dit zijn eigenlijk de enige vormen in de constructie die ondubbelzinnig laten zien dat ‘niet’ positief geïnterpreteerd moet worden. Voor de zinnen waar dit niet in voorkomt, zullen we toch in de context moeten blijven kijken.Show less
In deze scriptie wordt er gekeken naar de referentiële patronen bij RTL Boulevard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane, gesproken taal aan de balie, en de voice-overs, wat vooraf...Show moreIn deze scriptie wordt er gekeken naar de referentiële patronen bij RTL Boulevard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane, gesproken taal aan de balie, en de voice-overs, wat vooraf bedachte geschreven taal is. Vooral in de voice-overs van het programma wordt er vaak verwezen met lange naamwoordgroepen, de surplus NP's. Hier worden mogelijke verklaringen voor geboden en er wordt een vergelijking gemaakt met de spontane spraak.Show less