Dutch speakers have difficulty distinguishing such Russian sounds as /tj/ and /tjj/, or /tj/ and /tʃ/. The Perceptual Assimilation Model stipulates that we analyse sounds in a second language in...Show moreDutch speakers have difficulty distinguishing such Russian sounds as /tj/ and /tjj/, or /tj/ and /tʃ/. The Perceptual Assimilation Model stipulates that we analyse sounds in a second language in terms of those from the first based on articulatory similarities. It predicts that if two sounds in a speaker’s second language are analysed as the same sound in the first, they will be difficult to distinguish. Proposing that Dutch speakers analyse Russian /tj/, /tʃ/, and /tjj/ as Dutch [tʃ], I used an AXB-task to systematically investigate Dutch speakers’ ability to distinguish the Russian sounds /t/ and /d/, the coronals /t/, /tj/, /tʃ/, and /tjj/, and the sibilants /ʃ/ and /ʃj/. Since stress affects the vowel quality of the vowel following plain and palatalised consonants differently, I also investigated the effect of stress. Last, participants indicated how easy it was to distinguish the contrast. Analyses revealed that the Dutch participants performed worse than the Russian speakers on /tj/-/tʃ/, /tj/-/tʃ/, /tʃ/-/tjj/, and /ʃ/-/ʃj/, while still having an accuracy of well above .50. Initial stress was only found to negatively influence discrimination of /tj/-/tjj/. The Russian speakers also performed worse on the /tj/-/tjj/ contrast, meaning results on this contrast are to be interpreted with caution. These results show that, while Dutch speakers experience difficulty with perceptually distinguishing sounds not available in Dutch, this difficulty is attenuated. This is important, because it confirms that Dutch learners of Russian should focus on these sounds, while at the same time suggesting that they already have a good head start.Show less
The Taita Hills in Southern Kenya are a culturally and linguistically interesting location. Previous linguistic research has shown that even though only Bantu languages are spoken in the area,...Show moreThe Taita Hills in Southern Kenya are a culturally and linguistically interesting location. Previous linguistic research has shown that even though only Bantu languages are spoken in the area, there might have been Southern Cushitic habitation in the past. Taita Bantu words that resemble Cushitic words might be loanwords that were borrowed in a past period of language contact. This idea of extinct Southern Cushitic languages in the Taita Hills was proposed by Christopher Ehret and Derek Nurse in 1981. This thesis aims to critically review their article “The Taita Cushites”. Several tables with proposed Southern Cushitic loanwords in the Taita Bantu languages are included in the article. By reviewing 41 of these proposed loanwords, the accuracy of the article’s conclusions will be tested. New data is available on the Southern Cushitic and Bantu languages of East Africa that was not present yet in 1981. Using this data, new insights in the existence of the Taita Cushitic language(s) could be gained.Show less
Extracting and generalizing rules from a complex input is one of the foundations of learning a language and can be studied using artificial grammar learning tasks. Different results have been found...Show moreExtracting and generalizing rules from a complex input is one of the foundations of learning a language and can be studied using artificial grammar learning tasks. Different results have been found, between artificial grammar learning studies but also within these studies. This thesis tries to explain some of this variance by looking into whether different study backgrounds influence the ability to learn an artificial grammar in adults. The experiment is based on earlier research conducted by Geambaşu (2018), in which she tested adults’ ability to learn an artificial grammar by using clear and vague instructions. She found participants who received clear instructions (explicit instruction condition) to perform better in the experiment than participants who received vague instructions (implicit instruction condition). The participants in the present task were divided into two groups: linguistics students and science students, since they differ most in their courses. They were exposed to the grammar via a passive familiarization and tested with yes/no grammaticality judgment task. The two instruction conditions and the stimuli were similar to those used by Geambaşu (2018). Participants who received clear instructions were expected to perform better in the task, than participants who received vague instructions. Further, participants with a linguistic study background were expected to have more explicit language knowledge and therefore perform better in the task, than participants with a science study background. Results indicate that there is no difference in the ability to extract and generalize rules from the sequences between students with a linguistics study background and students with a science study background. Further, no effect was found based on the different instruction conditions or for the pattern participants were exposed to. However, participants who showed explicit knowledge of the rule, by indicating a strategy based on extracting and generalizing the pattern of the sequences, performed significantly better.Show less
What types of constructions in Leti replace serial verb constructions commonly found cross-linguistically?; Can verb-adverb constructions be reanalysed as serial verb constructions?; Does the...Show moreWhat types of constructions in Leti replace serial verb constructions commonly found cross-linguistically?; Can verb-adverb constructions be reanalysed as serial verb constructions?; Does the diachronic shift from verbs to adverbs in Leti show correspondence with similar cross-linguistic processes? These are the three research questions of interest addressed in this thesis.Show less
Dit BA-eindwerkstuk gaat over de framing van zwarte en witte vrouwelijke atleten in verschillende Nederlandse kranten. De hoofdvraag die centraal staat is: In hoeverre worden zwarte en witte...Show moreDit BA-eindwerkstuk gaat over de framing van zwarte en witte vrouwelijke atleten in verschillende Nederlandse kranten. De hoofdvraag die centraal staat is: In hoeverre worden zwarte en witte vrouwelijke atleten verschillend geframed in Nederlandse kranten?. De kranten waarvoor de framing bekeken wordt, zijn de Volkskrant, het Algemeen Dagblad (AD) en De Telegraaf. Er is voor deze kranten gekozen omdat ze van oudsher verschillen op ideologisch gebied; de Volkskrant kan links op het politieke spectrum geplaats worden; het AD midden; en De Telegraaf rechts. In totaal zijn er 10 artikelen van elke krant meegenomen. Het corpus heeft dus in totaal een grootte van 30 artikelen waarvan de artikelen verspreid waren over de jaren van 2013 tot en met 2019. De framing voor de twee atleetgroepen is onderzocht aan de hand van een aangepaste versie van de (kwalitatieve en kwantitatieve) methode van Van Gorp (2007). Voor het analyseren is er een inductieve en deductieve fase doorlopen waarbij de frames gereconstrueerd en gecontroleerd werden. Uit de framingsanalyse bleek dat er in totaal 13 frames gereconstrueerd konden worden. Daarvan werden twee frames voor beide atleetgroepen gebruikt: het metamorfose- en het doorzettersframe. Er konden echter ook frames gereconstrueerd worden die exclusief voor een van de twee atleetgroepen gebruikt werden. Voor de zwarte vrouwelijke atleten waren dit het wonder-, diva- en krachtpasterframe en voor de witte vrouwelijke atleten het underdog-, zwoeger-, en work-in-progressframe. De drie kranten verschilden niet sterk in het gebruik van de verschillende frames. Bij het reconstrueren van de frames zijn ook nog een aantal sport- en atleet-specifieke beschrijvingen naar boven gekomen. Voor atletiek betrof het beschrijvingen met snelheid, voor boksen ging het om stoten; voor turnen het benoemen van de lengte. Simone Biles werd consequent kort genoemd; Kiki Bertens als iemand die niet mentaal sterk is en Shelly-Ann Fraser-Pryce als iemand die in de schaduw van anderen staat.Show less
Mensen die met een buitenlands accent spreken krijgen vaak te maken met discriminatie op basis van hun accent als gevolg van stigmatisering. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat moedertaalsprekers...Show moreMensen die met een buitenlands accent spreken krijgen vaak te maken met discriminatie op basis van hun accent als gevolg van stigmatisering. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat moedertaalsprekers in veel opzichten een voorsprong hebben op sprekers met een buitenlands accent, en dat gestigmatiseerde accenten ook negatiever worden beoordeeld dan minder gestigmatiseerde accenten. In deze scriptie worden de oordelen vergeleken van tachtig Nederlandse moedertaalsprekers over NT2ers met een Brits of Koerdisch accent. In een online enquête gaven zij scores aan de spreker, die zij hoorden in een opname, op verschillende aspecten die te maken hadden met ‘status’ en ‘solidariteit. Uit de resultaten kwam naar voren dat de spreker met Brits als moedertaal significant beter beoordeeld werd op zowel de status als de solidariteitsaspecten. In een exploratieve analyse waarin de inschatting van het land van herkomst werd meegenomen werd er geen significant effect gevonden van deze verwachting op de gegeven scores.Show less
In de loop der jaren is er een groot aantal muziekgenres ontstaan, bestaande uit liedjes die vaak gepaard gaan met songteksten. Mensen die naar muziek luisteren, krijgen hierdoor ook veel van deze...Show moreIn de loop der jaren is er een groot aantal muziekgenres ontstaan, bestaande uit liedjes die vaak gepaard gaan met songteksten. Mensen die naar muziek luisteren, krijgen hierdoor ook veel van deze songteksten te horen. Vooral in het popgenre bestaan veel liedjes die dagelijks te horen zijn op de radio, in winkels en op festivals, waardoor een grote hoeveelheid mensen wordt blootgesteld aan de ‘communicatieve’ impact van de songteksten. Er bestaan echter ook andere muziekgenres waar veel naar geluisterd wordt en waar mensen de teksten van te horen krijgen. Dit BA-eindwerkstuk kijkt in hoeverre de invloed van de muziekgenres pop, metal, hip-hop en country gereflecteerd is in de stijl van de songteksten van deze muziekgenres. Om de stijlen van de songteksten te analyseren en met elkaar te vergelijken, wordt er gebruik gemaakt van de registeranalyse van Biber en Conrad (2019). In de registeranalyse wordt er gekeken naar de (kenmerkende) register- en genrekenmerken van de songteksten van de verschillende genres, om te zien of er bij de songteksten van de verschillende muziekgenres ook sprake is van een eigen register. Er wordt gekeken naar de woordenschat door middel van lexicale diversiteit (Type-Token-Ratio, MLTD, en Yule’s K) en een keyword analysis. Ook wordt er gekeken naar andere lexicale kenmerken zoals scheldwoorden en verwijzingen naar de eerste persoon enkelvoud en naar overige aspecten zoals non-lexicale woorden en songtekststructuren (bijvoorbeeld: verse-chorus of verse-chorus-bridge). De analyse wordt uitgevoerd op een corpus van 46.777 woorden bestaande uit songteksten van de volgens Spotify 30 bekendste artiesten en bands van de vier muziekgenres pop, metal, hip-hop en country. De resultaten tonen aan dat er interessante verschillen optreden tussen de songteksten van de verschillende muziekgenres. Alle muziekgenres hebben eigen keywords, die aansluiten op de algemene thema’s van de muziekgenres, de lexicale diversiteit is het hoogst voor het hip-hopgenre en het laagst voor het popgenre. Ook is het aantal scheldwoorden en non-lexicale woorden het meest typerend voor het hip-hopgenre, het popgenre heeft de meeste verwijzingen naar de eerste persoon enkelvoud en het pop-, metal- en hip-hopgenre hebben ook elk een eigen voorkeur voor songtekststructuren. Deze verschillen tonen aan dat er reden is om te geloven dat er voor elk van deze muziekgenres sprake is van een eigen songtekstregister.Show less
In het hedendaagse Nederlandse werkleven worden veel werkvelden nog steeds gedomineerd door één gender: mannen hebben technische beroepen terwijl vrouwen werken in de kinderopvang en zorg. In dit...Show moreIn het hedendaagse Nederlandse werkleven worden veel werkvelden nog steeds gedomineerd door één gender: mannen hebben technische beroepen terwijl vrouwen werken in de kinderopvang en zorg. In dit onderzoek is onderzocht of vacaturetaal een bijdrage levert aan deze scheve verdeling. Uit een korte corpusstudie en een uitgebreide enquête blijkt dat vacaturetaal genderstereotypen in de hand werkt: agentic termen, woorden die stereotiep aan mannen worden gekoppeld, zijn vooral te vinden in vacatureteksten voor functies waar mannen de overhand hebben. Bij stereotiepe vrouwenberoepen vinden we vooral communal termen terug. Echter, vacaturetaal blijkt ook een mogelijke oplossing te bieden voor de scheve verdeling in het werkveld: door paarvormen (agent/agente) in plaats van de generieke mannelijke vorm (agent) of de m/v-vorm (agent (m/v)) te gebruiken in de functietitel, worden vrouwen meer aanwezig in de mentale representatie. De rest van de vacaturetekst moet zowel agentic als communal en weinig genderneutrale termen bevatten om aantrekkelijk te zijn voor beide genders. Kortom, diversiteit in vacaturetaal zorgt voor diversiteit op de werkvloer.Show less
This study compares the use of the Dutch definite articles ‘de’ and ‘het’ by three groups of learners of Dutch as an L2 with different L1 backgrounds: French, Polish and Indonesian. It was expected...Show moreThis study compares the use of the Dutch definite articles ‘de’ and ‘het’ by three groups of learners of Dutch as an L2 with different L1 backgrounds: French, Polish and Indonesian. It was expected that the French group would be most accurate in their article use when looked at the distinction between common gender and neuter gender contexts and was least likely to avoid definite article use by means of substitution (with an indefinite article) or omission due to positive language transfer effects. The Polish group was expected to perform less accurate than the French group only in terms of article use, not gender distinction. The Indonesian group was expected to perform less accurate than the French group on both fronts. In order to test the hypotheses a corpus study was conducted. The results did not confirm the hypotheses, no effects of language transfer were found.Show less