Verschillende eerdere onderzoeken tonen aan dat er sprake is van genderstereotypen bij sportverslaggeving, maar voor het Nederlands zijn dit soort onderzoeken nog schaars. Het doel van dit...Show moreVerschillende eerdere onderzoeken tonen aan dat er sprake is van genderstereotypen bij sportverslaggeving, maar voor het Nederlands zijn dit soort onderzoeken nog schaars. Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de mate waarin er bij sportverslaggeving sprake is van stereotyperend taalgebruik. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een corpusonderzoek waarbij een inhoudsanalyse en een transitiviteitsanalyse zijn gebruikt. Er is gekeken naar 334 clauses uit sportverslaggeving uit het AD en de Telegraaf over mannelijke en vrouwelijke voetballers en mannelijke en vrouwelijke hockeyers. De inhoudsanalyse richtte zich op de benamingen die werden gebruikt voor vrouwelijke en mannelijke sporters en de transitiviteitsanalyse werd gebruikt om te onderzoeken welke soort processen er bij beide geslachten het meest frequent voorkwamen en of dit significant van elkaar verschilde. Uit de resultaten van de inhoudsanalyse kunnen vanwege de kleine aantallen geen duidelijke kwantitatieve conclusies getrokken worden. Bij de transitiviteitsanalyse is gekeken naar hoe vaak mannelijke en vrouwelijke sporters werden gekoppeld aan een bepaald soort proces, zoals een materieel of mentaal proces. De resultaten van de transitiviteitsanalyse waren niet significant en de resultaten voldoen dus niet aan de verwachting dat er bij vrouwelijke sporters meer mentale processen worden gebruikt en bij mannelijke sporters meer materiële processen. Er is dus, tegen de verwachting in, geen sprake van stereotyperend taalgebruik bij sportverslaggeving. In toekomstig onderzoek is het belangrijk dat er wordt gekeken naar een grotere verscheidenheid aan dagbladen en naar het geslacht van de auteur van het artikel. Daarnaast zou het interessant zijn om te kijken naar het verschil in hoe vaak mannelijke en vrouwelijke sporters zelf aan het woord komen in artikelen van sportverslaggeving. Ten slotte zou het interessant kunnen zijn om naar meer verschillende sporten te kijken en bijvoorbeeld eveneens naar een typische ‘vrouwensport’ zoals turnen.Show less
Abstract In dit BA eindwerkstuk heb ik onderzocht welke soorten conversationele humor voorkomen in sitcoms. Ik heb dit gedaan door middel van het beantwoorden van mijn hoofdvraag "In welke...Show moreAbstract In dit BA eindwerkstuk heb ik onderzocht welke soorten conversationele humor voorkomen in sitcoms. Ik heb dit gedaan door middel van het beantwoorden van mijn hoofdvraag "In welke categorieën binnen conversationele humor van Dynel (2009) vallen de talige grappen die worden gemaakt in sitcoms?”. Voor dit onderzoek heb ik in eerste instantie een kwalitatieve analyse uitgevoerd en daarna een kwantitatieve analyse. Ten eerste heb ik twee afleveringen van sitcoms voor volwassenen en twee afleveringen van sitcoms voor preadolecenten bekeken en van iedere talige uiting waarna een lachband volgde besloten van wat voor soort humor hier sprake was en die, wanneer mogelijk, ingedeeld in de categorieën van conversationele humor die Dynel (2009) heeft opgesteld. Daarna heb ik een kwantitatieve analyse uitgevoerd om te bekijken hoe vaak iedere vorm van conversationele humor voorkomt. Aan de hand van deze analyses heb ik een conclusie kunnen trekken. Door de categorieën van Dynel aan te houden en zelf nog twee extra categorieën - “andere soort humor” en “geen humor” - op te stellen, heb ik de talige uitingen in de sitcoms die door de makers zelf als grappig worden beschouwd, gecategoriseerd. Alle categorieën van Dynel worden in de sitcoms gebruikt, maar wel in verschillende mate. Naast de bestaande categorieën van conversationele humor werden er ook veel potentiële grappen in de categorie “andere soort humor” ingedeeld. Na de analyse kwamen er uit deze categorie drie nieuwe categorieën naar voren: 1) Personage-specifiek, 2) Context-specifiek, en 3) Zelf-referentie. Deze categorieën kunnen ingedeeld worden in conversationele humor, doordat ze gebaseerd zijn op interactie.Show less
“Als er in Nederland een nieuw praatprogramma wordt gelanceerd, zeggen de makers vaak: ‘Wij laten mensen uitpraten; bij ons krijgen gasten eindelijk de tijd.’ Ik heb dan het gevoel dat ze het tegen...Show more“Als er in Nederland een nieuw praatprogramma wordt gelanceerd, zeggen de makers vaak: ‘Wij laten mensen uitpraten; bij ons krijgen gasten eindelijk de tijd.’ Ik heb dan het gevoel dat ze het tegen DWDD hebben. Ik laat inderdaad niet iedereen uitpraten; waarom zou ik? Ik probeer erop toe te zien dat het programma elke seconde boeiend is, en daar horen af en toe interrupties bij. Het zou een mooie, saaie boel worden als we iedereen lieten uitpraten, toch?” (Roggeveen, 2015). Het onderbreken van gasten in talkshows wordt op verschillende internetfora uitvoerig besproken. Matthijs van Nieuwkerk wordt ervan beticht zijn gasten niet uit te laten spreken. Door middel van kwalitatief onderzoek is Eva Jinek vergeleken met Matthijs van Nieuwkerk. Vanwege de beperkte mogelijkheden van de scriptie kan slechts een voorzichtige aanname gedaan worden. Op basis van het gedane onderzoek lijken interrupties in het genre talkshows redelijk normaal te zijn, bij beide presentatoren.Show less