This thesis tries to resolve the problematic development of PIE *s after r,u,k,i in Lithuanian. First it summarizes how the ruki-rule works in other branches of PIE and why one would expect it to...Show moreThis thesis tries to resolve the problematic development of PIE *s after r,u,k,i in Lithuanian. First it summarizes how the ruki-rule works in other branches of PIE and why one would expect it to work in Lithuanian as well. Then it gives an overview of the development of PIE *s after r,u,k,i in Lithuanian and goes deeper into the opinions of several scholars on how to solve the irregularities. The two main positions are that either the ruki-rule did or it did not work in Lithuanian and examples that prove the opposite are usually explained by both sides as being new formations, borrowings or possibly of different origin. However, the evidence that ruki did take place is much bigger. The last chapter researches a selection of words that show *s after r,u,k,i to possibly find out how these can be explained. Unfortunately, a proper explanation for all the words could not be found, only for some examples new, significant points were obtained. Therefore it could very well be that the variation in s after r,u,k,i is due to older dialects, where the ruki-rule perhaps did not take place, but this cannot be proven. Therefore the author prefers the explanation that the ruki-rule originally did take place in Lithuanian, but that there are cases where it appears it didn't because of flection, borrowings, or association with suffixes in -s.Show less
In deze scriptie wordt een aanpak besproken voor het vinden van een goede methode voor automatische zinsreductie. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de ondertiteling voor doven en...Show moreIn deze scriptie wordt een aanpak besproken voor het vinden van een goede methode voor automatische zinsreductie. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de ondertiteling voor doven en slechthorenden, die bij onder andere praatprogramma's beschikbaar zijn. Deze ondertiteling is naast de originele tekst gehouden. Het verschil tussen deze teksten is bekeken en aan de hand hiervan zijn enkele reductieregels opgesteld. Dit onderzoek kan worden gezien als een startpunt voor verder onderzoek naar zinsreductie.Show less
Om te onderzoeken welke rol iconiciteit speelt bij de verwerking van gebaren bij horende L2 sprekers van NGT, is een lexicale decisietaak opgesteld. De proefpersonen, beginnende of vaardige L2...Show moreOm te onderzoeken welke rol iconiciteit speelt bij de verwerking van gebaren bij horende L2 sprekers van NGT, is een lexicale decisietaak opgesteld. De proefpersonen, beginnende of vaardige L2 sprekers van NGT, moesten lexicale beslissingen maken op gebaren die getoond werden. De helft bestond uit lexicale gebaren (hoog-iconisch en laag-iconisch) en de andere helft uit pseudogebaren. Tijdens de verwerking van gebaren bleken de reactietijden op de pseudogebaren significant langzamer te zijn dan de reactietijden op de lexicale gebaren. Op de pseudogebaren werden meer fouten gemaakt, maar dat verschil was niet significant. Daarnaast lieten de resultaten, bij zowel de beginnende als vaardige L2 sprekers, geen faciliterend effect bij de hoog-iconische gebaren zien. Tevens werden bij beide groepen meer goede responses gegeven op de laag-iconische gebaren dan op de hoog-iconische gebaren.Show less
In deze scriptie wordt er gekeken naar de referentiële patronen bij RTL Boulevard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane, gesproken taal aan de balie, en de voice-overs, wat vooraf...Show moreIn deze scriptie wordt er gekeken naar de referentiële patronen bij RTL Boulevard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen spontane, gesproken taal aan de balie, en de voice-overs, wat vooraf bedachte geschreven taal is. Vooral in de voice-overs van het programma wordt er vaak verwezen met lange naamwoordgroepen, de surplus NP's. Hier worden mogelijke verklaringen voor geboden en er wordt een vergelijking gemaakt met de spontane spraak.Show less
Deze scriptie gaat over de diminutief en de augmentatief in het Swahili. De derivatie van deze twee vormen is verankerd in het naamwoordklassesysteem. Ik bespreek de vormelijke en semantische...Show moreDeze scriptie gaat over de diminutief en de augmentatief in het Swahili. De derivatie van deze twee vormen is verankerd in het naamwoordklassesysteem. Ik bespreek de vormelijke en semantische eigenschappen van deze derivatie inclusief associaties die ermee verbonden zijn. Hiervoor heb ik informanten uit Nairobi, Kenia ondervraagd, via een enquëte en persoonlijke mails.Show less
Een van de vragen die actueel is in reduplicatie studies is niet hoe reduplicatie fonologisch werkt, maar wat de betekenis van reduplicatie is. Heeft het een universele betekenis? Ik heb de...Show moreEen van de vragen die actueel is in reduplicatie studies is niet hoe reduplicatie fonologisch werkt, maar wat de betekenis van reduplicatie is. Heeft het een universele betekenis? Ik heb de verschillende betekenissen die reduplicatie kan hebben in het Wolof, een Niger-Congo taal, bestudeerd en gekeken hoe ze kunnen passen binnen bestaande theorieën over de semantiek van reduplicatie. Ik heb zes betekenissen gevonden die een geredupliceerde vorm in Wolof kan hebben: gevolg of abstractie, iteratief, ideofonisch, locatief, 'doen alsof' en intensivering. Ondanks dat reduplicatie niet meer productief is in die taal heb ik gekeken of er bepaalde beperkingen zijn in wanneer het wel en niet kan plaatsvinden. Morfologisch gezien is reduplicatie in het Wolof vaak nominaliserend, maar het lijkt niet noodzakelijk te zijn om een zelfstandig naamwoord te vormen. Wanneer het niet plaatsvindt, nemen de zelfstandige naamwoorden dezelfde vorm aan als de werkwoorden en ik zal ook kort ingaan op de betekenis van werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.Show less
Kinderen met 'Specific Language Impairment' (SLI) hebben een afwijkende spraak- taalontwikkeling, maar ze vertonen ook vaak problemen in de auditieve en neurocognitieve verwerking (Baddeley, 2012)....Show moreKinderen met 'Specific Language Impairment' (SLI) hebben een afwijkende spraak- taalontwikkeling, maar ze vertonen ook vaak problemen in de auditieve en neurocognitieve verwerking (Baddeley, 2012). Kinderen die auditieve verwerkingsproblemen hebben, hebben verschillende uitvalsymptomen waaronder het slecht verstaan in situaties met veel achtergrondlawaai en het moeilijk kunnen volgen van snelle, korte auditieve informatie of spraak die is vervormd. Een zwak auditief geheugen en/of een zwakke aandacht en problemen met richtingshoren zijn ook veelvoorkomende klachten bij kinderen met auditieve verwerkingsproblemen (Bamiou, Musiek & Luxon, 2001; Neijenhuis, 2003). In dit onderzoek zijn de resultaten van twee groepen kinderen: een groep met SLI en auditieve verwerkingsproblemen en een groep met SLI zonder auditieve verwerkingsproblemen op verschillende taaltesten vergeleken.Show less