Deze scriptie onderzoekt de ervaren spanningen bij Nederlandse buurtbudgetprogramma's, met een specifieke focus op Gouda, Katwijk, Den Haag en Eindhoven. De centrale vraag richt zich op de invloed...Show moreDeze scriptie onderzoekt de ervaren spanningen bij Nederlandse buurtbudgetprogramma's, met een specifieke focus op Gouda, Katwijk, Den Haag en Eindhoven. De centrale vraag richt zich op de invloed van de democratische inrichting op deze spanningen. De scriptie is ter afronding van de master management van de publieke sector van de Universiteit Leiden. Het onderzoek combineert literatuuranalyse met percepties van respondenten, waarbij vier casussen zijn onderzocht die op basis van het model van Engbersen, Fortuin & Hofman (2010) anders zijn ingericht. De resultaten tonen drie hoofdspanningen aan. Allereerst blijkt dat beleidsmakers die kiezen voor uitgebreide participatie, meer kosten maken, maar ook meer druk ervaren om zoveel mogelijk mensen bij het buurtbudget te betrekken. Voor buurtbudgetten met vertegenwoordigende democratie geldt dit niet. Een tweede spanning doet zich voor tussen het buurtbudget en bestaande belangengroepen zoals wijkberaden. Gemeenten worstelen met de manier hoe ze wijkberaden en belangenorganisaties het beste kunnen betrekken bij het buurtbudget. Ten slotte blijkt er spanning te zijn tussen het buurtbudget en de ambtelijke organisatie. Hoe groter die afstand, hoe groter de interne ambtelijke dynamiek. Heldere kaders verminderen deze spanning. De scriptie biedt inzicht in lokale uitdagingen bij het ontwerpen van buurtbudgetten en benadrukt het belang van flexibiliteit, lokale contextkennis en aandacht voor organisatorische capaciteiten voor het succesvol inrichten van buurtbudgetprogramma's. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op gedetailleerdere casestudy's en longitudinale analyses om een gefundeerd model voor buurtbudgetten in relatie tot mogelijke spanningen te ontwikkelen.Show less
Dit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de...Show moreDit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de relatie tussen leeftijd en PSM er enerzijds gezegd dat leeftijd wel invloed heeft op PSM terwijl onderzoek van Moynihan en Pandey een contrasterend resultaat laat zien (Moynihan & Pandey, 2007; Perry, 1990). Om te achterhalen wat het mechanisme achter deze relatie voorstelt, is ervoor gekozen om bestaande literatuur verdieping te geven in een kleinschalig onderzoek, waarbij de doelgroep is afgebakend naar backoffice ambtenaren van drie ministeries. De onderzoeksvraag luidt: hoe beïnvloedt leeftijd de mate van PSM van ambtenaren die in de backoffice werkzaam zijn van het Rijk? Om antwoord te geven op deze vraag zijn in totaal tien Rijksambtenaren geïnterviewd. De waargenomen resultaten tonen geen opmerkelijke patronen waaruit kan worden afgeleid dat leeftijd als onafhankelijke variabele een positief of negatief effect heeft op de mate van PSM.Show less
In dit onderzoek wordt het effect van de mate van het vertrouwen in de overheid op verschillende burgerparticipatievormen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat er een sterk positief effect is...Show moreIn dit onderzoek wordt het effect van de mate van het vertrouwen in de overheid op verschillende burgerparticipatievormen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat er een sterk positief effect is van het vertrouwen in de overheid op het stemmen tijdens nationale en lokale verkiezingen. Met betrekking tot het meedoen aan demonstraties en het ondertekenen van petities is er geen duidelijk effect zichtbaar.Show less
Dit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin...Show moreDit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin vanuit het burgerperspectief bijdragen aan het verkleinen van een informatie-asymmetrie tussen coproducerende burgers en overheidsprofessionals? Over de informatie-asymmetrie en Digital Twins is niet zo veel bekend. Op basis van literatuuronderzoek en acht vignette-interviews is de conclusie dat een Digital Twin zeker een een geschikt middel zijn om de informatie-asymmetrie tussen burger en overheid te verkleinen. De asymmetrie zit in de proces- en vakkennis tussen zowel burgers onderling als de overheid en de burger. Dit creëert ongewenste verschillen. Een Digital Twin kan een rol spelen om die asymmetrie te verkleinen. Ondanks de ondersteuning van een Digital Twin zal tussen overheid en burger altijd een vorm van informatie-asymmetrie aanwezig blijven. Het toevoegen van verschillende informatieniveaus is een oplossing om de verschillende doelgroepen tussen de burgers beter te bereiken.Show less
Binnen de huidige literatuur is er nog weinig onderzoek gedaan naar de ervaren betrokkenheid en samenwerking tussen burgers en professionals. Van Eijk (2018) deed onderzoek naar deze betrokkenheid...Show moreBinnen de huidige literatuur is er nog weinig onderzoek gedaan naar de ervaren betrokkenheid en samenwerking tussen burgers en professionals. Van Eijk (2018) deed onderzoek naar deze betrokkenheid en samenwerking wat betreft coproductie tussen de politie, gemeenteambtenaren en buurtpreventieteams en concludeerde daarin dat het van belang is dat professionals en burgers niet alleen betrokken moeten zijn, maar deze betrokkenheid ook zichtbaar moeten maken voor hun coproductiepartners. Percepties die burgers en professionals hebben over het engagement van hun coproductiepartners hebben invloed op de inspanningen die men bereid is te investeren, en vooral in het geval van burgers ook op de beslissing om al dan niet betrokken te blijven bij het coproductieproces. Het onderzoek door Van Eijk (2018) is uitgevoerd binnen één gemeente en daarom wordt vervolgonderzoek gesuggereerd zodat de bevindingen kunnen worden getoetst aan de context van andere gemeentes. Dit onderzoek zal deze bevindingen onderzoeken en toetsen binnen de gemeente Midden-Delfland, waarin verwacht wordt dat de exogene factoren en kenmerken van deze omgeving mogelijk van invloed kunnen zijn op de eerdere bevindingen door van Eijk (2018). Door een single case study uit te voeren wordt geprobeerd antwoord te geven op de vraag hoe de ervaren betrokkenheid tussen de politie, gemeenteambtenaren en buurtpreventieteams binnen de gemeente Midden-Delfland impact op de samenwerking heeft wat betreft buurtpreventie. De empirische gegevens in dit onderzoek worden verzameld doormiddel van groeps- en individuele interviews. De resultaten tonen aan dat de gemeente grootte van Midden-Delfland inderdaad impact heeft op de ervaren betrokkenheid en samenwerking. De hoge mate van ervaren betrokkenheid bevorderd de samenwerking, zorgt ervoor dat de coproductiepartners zich gesteund voelen tijdens deze samenwerking en inspireert hen om actief bij te dragen aan deze samenwerking. De nieuwe wijze van informatiedeling, namelijk via whatsapp, wordt als nieuwe factor in dit onderzoek gezien die bevorderend is op deze samenwerking. Het onderzoek wordt afgesloten met een bespreking van de praktische implicaties van deze bevindingen.Show less
Het minipubliek is een vorm van deliberatieve participatie waarbij lekenburgers zich na beraadslaging uitspreken over bepaalde beleidsvraagstukken. Binnen de wetenschapsliteratuur is echter lange...Show moreHet minipubliek is een vorm van deliberatieve participatie waarbij lekenburgers zich na beraadslaging uitspreken over bepaalde beleidsvraagstukken. Binnen de wetenschapsliteratuur is echter lange tijd veel nadruk gelegd op een congruentiebenadering en weinig op de daadwerkelijke invloed van minipublieken op beleidmakers (zie Literatuuroverzicht). Vrydagh en Caluwaerts (2020) voorzagen in dat gemis met het opzetten van een Sequential Impact Matrix Framework (SIM-raamwerk) dat naar enige causaliteit streeft door de beleidsvoorkeuren van beleidsmakers – het Zorginstituut Nederland (ZIN) en het ministerie van VWS – van vóór en ná het minipubliek te vergelijken met de beleidsvoorkeuren van het minipubliek en deze vervolgens schematisch onder te verdelen in de verschillende soorten van beleidsbeïnvloeding (zie Beleidsvoorkeuren en beleidsmakers). In dit onderzoek staat het minipubliek Burgerforum ‘Keuzes in de zorg’ centraal. Niet alleen voorziet dit Burgerforum in de oproep van Vrydagh en Caluwaerts een ingewikkelder minipubliek te onderzoeken om zo het SIM-raamwerk te toetsen, ook geeft het nieuwe inzichten in de aanbeveling van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) om minipublieken structureel in te bedden in de basiszorgpakketvaststelling (zie Het minipubliek Burgerforum ‘Keuzes in de zorg’). Dit SIM-raamwerk vormt de basis van de documentanalyse in dit onderzoek, maar is aangevuld met de tevens door Vrydagh en Caluwaerts voorgestelde interviews met de beleidsmakers ter controle van de onderzoeksbevindingen (zie Dataverzamelingsmethoden). Blijkens het SIM-raamwerk hebben de beleidsvoorkeuren van het Burgerforum op wisselende wijze de beleidsvoorkeuren van het ZIN en het ministerie van VWS beïnvloed, waarbij vooral sprake is van beperkt veranderende en ondersteunende invloeden. Daarbij valt uit de interviews met respondenten van beide beleidsmakers op te maken dat de daadwerkelijke invloed gering is, daar noch het ZIN noch het ministerie van VWS aanleiding zagen de beleidsvoorkeuren van het Burgerforum ter overweging te nemen (zie Bevindingen). Aldus kan het Burgerforum ‘Keuzes in de zorg’ beter gezien worden als een proefneming voor toekomstige inzet van minipublieken zoals de WRR adviseert, dan als een “raadgevend advies” aan de beleidsmakers dat hun beleidsvoorkeuren zou hebben beïnvloed (zie Conclusie).Show less
Dit onderzoek gaat in op de vraag: “Op welke manier worden de taken en verantwoordelijkheden rondom de inrichting van de ruimtelijke ordening verdeeld bij de invoering van de NOVI en wat verklaart...Show moreDit onderzoek gaat in op de vraag: “Op welke manier worden de taken en verantwoordelijkheden rondom de inrichting van de ruimtelijke ordening verdeeld bij de invoering van de NOVI en wat verklaart de veranderende regierol van het Rijk?” Nederland staat voor een aantal enorme opgaven die volgens minister Ollongren een gezamenlijke aanpak vereisen. De regierol van het Rijk zal hierom moeten veranderen. De doelstelling van dit onderzoek was een duidelijke weergave van hoe de taken en verantwoordelijkheden verdeeld gaan worden na de invoering van de NOVI en wat redenen zijn voor het Rijk op de regierol meer naar zich toe te trekken. Het betreft een kwalitatief onderzoek van inductieve aard. Dit wil zeggen dat er een documentenanalyse is uitgevoerd. Er zijn Kamerstukken, Kamerdebatten en een interview met de minister geobserveerd. Tot slot zijn er twee interviews afgenomen met relevante respondenten. Uit de analyse kwam naar voren dat de regierol van het Rijk niet drastisch zal veranderen. De taken en verantwoordelijkheden blijven grotendeels hetzelfde verdeeld als voorheen. De zorg over het ontbreken van een bindend karakter neemt minister Ollongren weg, een visie daar wordt naar gehandeld, ook zonder in de wet verankerd te zijn. Wat betreft een verklaring voor de veranderende regierol van het Rijk kwam er naar voren in het onderzoek dat het Rijk op dit moment voor zulke grote opgaven staat dat het simpelweg niet door één bestuurslaag kan worden opgelost. Dit kwam naar voren in het interview met de minister, maar ook in alle Kamerbrieven. Het is een visie die een gezamenlijke aanpak vereist. In het interview met Vlieland naar voren dat als het Rijk de afspraken rondom de CO2-normen wil behalen, er meer regie nodig is vanuit het Rijk. Gemeenten kunnen dit niet alleen oplossen. De conclusie van dit onderzoek is daarom dat er bij de toekomstige verdeling van taken en verantwoordelijkheden rondom de ruimtelijke ordening nauwelijks sprake is van een verandering. Het Rijk zal krachtiger gaan sturen, maar dit is slechts richtinggevend. Een reden voor de veranderende regierol is dat de opgaven waar Nederland nu voor staat, een gezamenlijke aanpak vereisen. Het kan niet door een enkele bestuurslaag worden opgelost. Het wordt in de definitieve NOVI omschreven als het werken als één overheid.Show less
Sinds de coronacrisis is er veel in de samenleving verandert. Een van deze veranderingen is het lobbyen. Lobbyen is een proces dat erg van belang is voor de democratie. Om effectief te lobbyen...Show moreSinds de coronacrisis is er veel in de samenleving verandert. Een van deze veranderingen is het lobbyen. Lobbyen is een proces dat erg van belang is voor de democratie. Om effectief te lobbyen worden vaak lobby strategieën gebruikt. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken wat voor impact de coronacrisis heeft gehad op de lobby strategieën en hun succes. Het kijkt specifiek naar de onderwijssector. Hiervoor is gekozen omdat het een maatschappelijk belangrijke sector is die altijd actief is geweest in het lobbyen. De onderzoeksvraag is dus; “Hoe beïnvloedt de coronacrisis het succes van de lobbystrategie binnen de onderwijssector?” In de literatuur is onderzoek gedaan over het lobbyen voor de onderwijssector. Hieruit is gebleken dat onderwijs wordt gezien als een maatschappelijk goed. Dit betekent dat de politiek openstaat voor input vanuit deze sector. Het contact met de politiek is een van de belangrijkste aspecten van de lobby voor het onderwijs. Verder wordt er vaak gelobbyd vanuit een coalitie; verschillende instanties werken samen om invloed uit te oefenen op de politiek, in plaats van dit individueel te doen. Het andere deel van de literatuur komt uit het onderzoek dat is gedaan over lobby strategieën tijdens een crisis. Hieruit is gebleken dat een lobbyist goede contacten moet hebben met de media, beleidsmakers en elkaar om succesvol te zijn tijdens een crisis. Uit de literatuur voor lobby strategieën voor het onderwijs en tijdens een crisis zijn drie hypotheses opgesteld. Deze hypotheses zijn onderzocht doormiddel van interviews. Er zijn drie lobbyisten geïnterviewd; van de Universiteit Rotterdam, Universiteit Twente en de VSNU. De interviews waren semigestructureerd. Dit gaf de mogelijkheid voor de lobbyisten om veel details te geven en daarover door te vragen. Dit laat meer diepgang toe. Tegelijkertijd zorgt de structuur ervoor dat de interviews wel de onderzoekvraag beantwoorden en bij het onderwerp blijven. Hierna zijn de interviews getranscribeerd en gecodeerd. Door het gebruiken van de codeboom is er een analyse geschreven en een antwoord op de onderzoeksvraag gevonden. Wat uit het onderzoek is gebleken is dat er door de coronacrisis niet heel veel is veranderd. Er zijn aanpassingen gemaakt aan de strategieën maar die zijn niet compleet omgegooid. In de tijd van de coronacrisis was er een demissionair kabinet, nieuwe verkiezingen en een lange formatie. Dit zijn allemaal aspecten die ook voor veranderingen hebben gezorgd. Deze veranderingen houden in dat er minder gebruik is gemaakt van de media, er meer samenwerking heeft plaats gevonden en dat de communicatie met de beleidsmedewerkers online werd gedaan. De impact op het succes is verschillend en vaak ook lastig om te beoordelen. Echter hebben netwerken met beleidsmedewerkers en samenwerking wel geleid tot meer succes dan als dit niet werd gedaan. De impact die de coronacrisis heeft gehad op lobby strategieën binnen de onderwijssector is beperkt gebleven. Mede door het feit dat, op het moment van dit onderzoek, de crisis nog steeds gaande is. Op basis van dit onderzoek kunnen er aanpassingen gemaakt worden op lopende lobby strategieën en kan er een plan worden gemaakt door lobbyisten in het geval dat er nog een crisis komt. Ook vult het een gat in de literatuur voor onderzoek over lobby strategieën tijden een crisis en lobby strategieën voor het hoger onderwijs.Show less
De overheid stimuleert het bestaan en ontstaan van burgerinitiatieven in het kader van de stijgende kosten bij het oplossen van maatschappelijke kwesties (Rijksoverheid, 2020). Aangezien deze maat...Show moreDe overheid stimuleert het bestaan en ontstaan van burgerinitiatieven in het kader van de stijgende kosten bij het oplossen van maatschappelijke kwesties (Rijksoverheid, 2020). Aangezien deze maat-schappelijke kwesties ingewikkeld zijn en een duurzame benadering vereisen, kan het ontstaan van burgerinitiatieven op zichzelf geen absoluut einddoel zijn; ze dienen nog wel te blijven voortbestaan (Koppenjan et al, 2004). Ook is er niet veel bekend over de vraagstukken omtrent de voorwaarden voor het voortbestaan van burgerinitiatieven en in welke mate burgerinitiatieven het vermogen heb-ben om op een duurzame manier te beantwoorden aan lokale behoeften ( Van Meerkerk et al, 2015). Onderzoek naar duurzaamheid van burgerinitiatieven binnen de publieke sfeer kan op deze manier een maatschappelijke en wetenschappelijke bijdrage leveren aan het onderzoeksveld. Het concept van boundary spanning uit de wetenschappelijke literatuur biedt theoretische handvatten om het bestaan van duurzaamheid inzichtelijk te maken. Deze studie stelt zich ten doel om het verband tussen boundary spanning en duurzaamheid aan de hand van een aantal mechanismen te verkennen en verklaren. Hierbij is er met een multiple-casestudy gekeken naar drie burgerinitiatieven op het gebied van leefbaarheid. De onderzoeksvraag van de stu-die is: ‘Hoe leidt boundary spanning tot duurzaamheid van burgerinitiatieven?’ Boundary spanning heeft positieve effecten op duurzaamheid door 1) een toename van financiële hulpbronnen, 2)een verbeterde kwaliteit van actorrelaties door de afname van conflicten, 3) de toe-name van veerkracht van het activiteitenaanbod bij veranderingen in de vraag (zoals wijzigende ge-meentedoelen/bezuinigingen) en 4) het bestaan van een bestendige groep gebruikers door het bezit van goede kennis van de wensen van de lokale gemeenschap. De ontwikkelingsfase waarin een burgerinitiatief zich bevindt kan als (tijdens het onderzoek opgedo-ken) afzonderlijke variabele een invloed hebben op de positieve relatie van boundary spanning en duurzaamheid. Door effectievere en diepgaandere relaties als gevolg van een verder gevorderd ont-wikkelingsfase is een burgerinitiatief beter in staat om een duurzaam bestaan te realiseren. Een belangrijke aanbeveling voor vervolgonderzoek is dan ook het betrekken van deze variabele in de bestudering van de mechanismen van boundary spanning in hun relatie met duurzaamheid. Allereerst kan er verder verkend worden wat de exacte rol (mediërend/modererend) is van de variabele binnen het conceptueel model van deze studie en vervolgens wat de precieze mechanismen zijn van deze variabele in het verband met de reeds gebruikte concepten in dit onderzoek. Een praktische aanbeve-ling voor toekomstig onderzoek richt zich op de verzameling van data door meer partijen te betrekken bij het meten van het brede concept van boundary spanning. De meningen en visies van burgers en/of mede initiatieven kunnen inzichten hierin verrijken.Show less