Na decennia van decentralisatie in het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid, is aan het eind van kabinet Rutte III een voorzichtige tendens richting centrale regie ingezet. Deze tendens is onder het...Show moreNa decennia van decentralisatie in het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid, is aan het eind van kabinet Rutte III een voorzichtige tendens richting centrale regie ingezet. Deze tendens is onder het kabinet Rutte IV, met onder andere de terugkeer van een minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, in een versnelling gekomen. Deze beweging past in het bredere concept van recentralisatie. Dit is een relatief nieuw en onderbelicht concept, zeker in de Europese context. Tegelijkertijd toont de huidige trend in het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid duidelijke tekenen van recentralisatie. Het doel van dit onderzoek is dan ook het vinden van oorzakelijke factoren voor de recentralisatie van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid. Gebaseerd op bestaande theorieën verwacht het onderzoek dat de recentralisatie het gevolg is van crises als de asielcrisis, de stikstofcrisis en de COVID-19-pandemie aan de ene kant, en de verminderde lokale invloed van landelijke coalitiepartijen aan de andere kant. Deze verwachtingen zijn getoetst middels semigestructureerde interviews, welke onder een brede groep actoren zijn afgenomen. Ook is er gezocht naar alternatieve verklaringen voor de recentralisatie van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid. De vooraf opgestelde verwachtingen worden niet, of slechts ten dele, ondersteund door het onderzoek. De verwachting dat crises een sterke invloed hebben gehad op de recentralisatie van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid wordt slechts ten dele ondersteund. De verwachting dat recentralisatie het gevolg is van verminderde lokale invloed van landelijke coalitiepartijen wordt niet ondersteund door de resultaten. Wel blijkt uit de resultaten dat de recentralisatie van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid past in een bredere (ideologische) trend van recentralisatie, en dat in deze ontwikkeling een grote rol is weggelecht voor gemeenten en individuele politici. Dit onderzoek beveelt onder andere aan om in volgend onderzoek verder te kijken naar deze alternatieve verklaringen voor de recentralisatie van het Nederlandse volkshuisvestingsbeleid.Show less
Deze scriptie onderzoekt de ervaren spanningen bij Nederlandse buurtbudgetprogramma's, met een specifieke focus op Gouda, Katwijk, Den Haag en Eindhoven. De centrale vraag richt zich op de invloed...Show moreDeze scriptie onderzoekt de ervaren spanningen bij Nederlandse buurtbudgetprogramma's, met een specifieke focus op Gouda, Katwijk, Den Haag en Eindhoven. De centrale vraag richt zich op de invloed van de democratische inrichting op deze spanningen. De scriptie is ter afronding van de master management van de publieke sector van de Universiteit Leiden. Het onderzoek combineert literatuuranalyse met percepties van respondenten, waarbij vier casussen zijn onderzocht die op basis van het model van Engbersen, Fortuin & Hofman (2010) anders zijn ingericht. De resultaten tonen drie hoofdspanningen aan. Allereerst blijkt dat beleidsmakers die kiezen voor uitgebreide participatie, meer kosten maken, maar ook meer druk ervaren om zoveel mogelijk mensen bij het buurtbudget te betrekken. Voor buurtbudgetten met vertegenwoordigende democratie geldt dit niet. Een tweede spanning doet zich voor tussen het buurtbudget en bestaande belangengroepen zoals wijkberaden. Gemeenten worstelen met de manier hoe ze wijkberaden en belangenorganisaties het beste kunnen betrekken bij het buurtbudget. Ten slotte blijkt er spanning te zijn tussen het buurtbudget en de ambtelijke organisatie. Hoe groter die afstand, hoe groter de interne ambtelijke dynamiek. Heldere kaders verminderen deze spanning. De scriptie biedt inzicht in lokale uitdagingen bij het ontwerpen van buurtbudgetten en benadrukt het belang van flexibiliteit, lokale contextkennis en aandacht voor organisatorische capaciteiten voor het succesvol inrichten van buurtbudgetprogramma's. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op gedetailleerdere casestudy's en longitudinale analyses om een gefundeerd model voor buurtbudgetten in relatie tot mogelijke spanningen te ontwikkelen.Show less
Dit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de...Show moreDit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de relatie tussen leeftijd en PSM er enerzijds gezegd dat leeftijd wel invloed heeft op PSM terwijl onderzoek van Moynihan en Pandey een contrasterend resultaat laat zien (Moynihan & Pandey, 2007; Perry, 1990). Om te achterhalen wat het mechanisme achter deze relatie voorstelt, is ervoor gekozen om bestaande literatuur verdieping te geven in een kleinschalig onderzoek, waarbij de doelgroep is afgebakend naar backoffice ambtenaren van drie ministeries. De onderzoeksvraag luidt: hoe beïnvloedt leeftijd de mate van PSM van ambtenaren die in de backoffice werkzaam zijn van het Rijk? Om antwoord te geven op deze vraag zijn in totaal tien Rijksambtenaren geïnterviewd. De waargenomen resultaten tonen geen opmerkelijke patronen waaruit kan worden afgeleid dat leeftijd als onafhankelijke variabele een positief of negatief effect heeft op de mate van PSM.Show less
Binnen dit onderzoek is getracht om op een kwalitatieve wijze te onderzoeken of een nationaal algoritmeregister bijdraagt aan de publieke waarden 'transparantie' en 'verantwoording' over de inzet...Show moreBinnen dit onderzoek is getracht om op een kwalitatieve wijze te onderzoeken of een nationaal algoritmeregister bijdraagt aan de publieke waarden 'transparantie' en 'verantwoording' over de inzet van AI en algoritmen door de overheid. Hiertoe is een casestudie uitgevoerd naar het Algoritmeregister van de Nederlandse overheid. Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van literatuuronderzoek, deskresearch en semigestructureerde interviews met deskundige praktijkmensen uit de publieke sector van Nederland. De bevindingen laten zien dat een nationaal algoritmeregister bijdraagt aan de transparantie en verantwoording over de inzet van AI en algoritmen door de overheid. Niettemin onderstrepen ze ook het belang van een wettelijke verplichting voor publieke organisaties om hun algoritmen écht te publiceren in het algoritmeregister.Show less
In kranten, tijdschriften, op sociale media en in de politiek wordt sinds 2021 steeds vaker gesproken over een verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur, politici en ambtenaren (Van der Meer,...Show moreIn kranten, tijdschriften, op sociale media en in de politiek wordt sinds 2021 steeds vaker gesproken over een verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur, politici en ambtenaren (Van der Meer, 2023). Er wordt zelfs gesproken van een zogeheten crisisgevoel in de samenleving. Dit crisisgevoel is ontstaan door een combinatie van verschillende nationale en internationale crises (Van der Meer, 2023). De oorzaak hiervan is dat in de afgelopen jaren verschillende crises hebben plaatsgevonden waarbij, direct of indirect, sprake was van overheidsfalen. Denk onder meer aan de Inflatiecrisis, de Energiecrisis, de Klimaatcrisis, de Stikstofcrisis, de Statushouders- en Vluchtelingencrisis, de Woningmarktcrisis en de Toeslagencrisis (Van der Meer, 2022). Deze crises hebben een zekere vorm van wantrouwen aangewakkerd in de samenleving ten opzichte van het openbaar bestuur. Het vertrouwen in het openbaar bestuur leek eind 2022 een dieptepunt te hebben bereikt. Tekenend hiervoor waren de omgekeerde vlaggen die overal in het land hingen. Wel moet gezegd worden dat het verminderd vertrouwen zich niet beperkt tot het openbaar bestuur alleen. Dit vraagstuk gaat immers verder dan het gevoel dat er sprake is van een onbetrouwbare overheid, niet goed functionerende politici of een slechte publieke dienstverlening. Het gaat juist over een verminderd vertrouwen in allerlei instituties in het land zoals banken, ziekenhuizen, de rechtspraak, de media en het onderwijs (Van der Meer, 2023; Blok & Lummel, 2022)’’. Derhalve kan worden gesteld dat beide vaststellingen waar zijn: het verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur kent verschillende oorzaken èn is onlosmakelijk verbonden met de crises die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. In deze masterscriptie wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de Toeslagenaffaire op het verminderd vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur en de betrouwbaarheid van publieke dienstverlening. Welke verklarende factoren spelen hierbij een rol? Hoe hangen burgervertrouwen en betrouwbaarheid van publieke dienstverlening met elkaar samen? In hoeverre is het burgervertrouwen gepolariseerd? En in hoeverre is de Toeslagenaffaire een katalysator of juist een hoofdoorzaak geweest van het dalende burgervertrouwen? De vraagstelling die laatstgenoemde vragen bij elkaar brengt en centraal staat in dit onderzoek, luidt: ''In hoeverre heeft het overheidsfalen in de Toeslagenaffaire het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur en de betrouwbaarheid van de publieke dienstverlening negatief beïnvloed?''.Show less
In dit onderzoek wordt het effect van de mate van het vertrouwen in de overheid op verschillende burgerparticipatievormen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat er een sterk positief effect is...Show moreIn dit onderzoek wordt het effect van de mate van het vertrouwen in de overheid op verschillende burgerparticipatievormen onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat er een sterk positief effect is van het vertrouwen in de overheid op het stemmen tijdens nationale en lokale verkiezingen. Met betrekking tot het meedoen aan demonstraties en het ondertekenen van petities is er geen duidelijk effect zichtbaar.Show less
Door de jaren heen hebben verschillende discussies in het land de spanningen bloot gelegd tussen bestuurders van regionale samenwerkingsverbanden en gemeenteraden. Zo zijn er zorgen over...Show moreDoor de jaren heen hebben verschillende discussies in het land de spanningen bloot gelegd tussen bestuurders van regionale samenwerkingsverbanden en gemeenteraden. Zo zijn er zorgen over besluitvormingsprocessen en is er kritiek op de legitimiteit van het regionaal bestuur. In dit onderzoek worden aanbevelingen gegeven die legitimering van regionale samenwerkingsverbanden doen vergroten. Daarbij wordt de vraag beantwoord in hoeverre bestuurders invloed kunnen uitoefenen en welke factoren nog meer van belang kunnen zijn. Regionale samenwerkingsverbanden kunnen uit verschillende soorten regelingen bestaan. De mate van legitimiteit is afhankelijk van wat soort regeling het is. Wil je de betrokkenheid, en zo ook de legitimering vergroten, kan je als raad ervoor kiezen om voor een soort regeling te kiezen waar raadsleden ook in participeren. Wanneer gekozen wordt voor een collegeregeling is het van belang de raad bij de voorbereiding goed mee te nemen. Het betekent dat je als gemeenteraad goed moet nadenken per samenwerkingsverband wat voor soort regeling dit moet zijn. Naast de verschillende verschijningsvormen van regionale samenwerkingsverbanden, is de mate van samenwerking en de manier waarop de governance is ingericht ook van belang voor legitimering van besluitvorming. Het is belangrijk dat raadsleden weten wat hun instrumentarium is. Daarnaast komt naar voren dat griffiers een cruciale taak hebben als het gaat om meer regio in de raad te krijgen om zodoende betrokkenheid te vergroten. Wanneer het gaat om de governance kan een regionale prioritering worden gemaakt, waarna gestalte gegeven kan worden aan regionale experteams, waarbij per gemeenten raadsleden worden afgevaardigd. Het gebruik van de theorie van de two level game en de toepasbaarheid op de regionale en lokale arena, heeft ervoor gezorgd dat er een beter beeld is ontstaan van de invloed die bestuurders kunnen hebben op de legitimering van bestuurlijke besluitvorming. De theorie van two level games zegt dat het van belang is dat zowel op lokaal als regionaal niveau de uitkomsten van onderhandelingen goed worden begrepen. Diegenen die als linking pin hierin acteren zijn de bestuurders. Bij het acteren in de lokale en regionale arena is het van belang dat bestuurders zich laten voeden met informatie vanuit de raad en regelmatig een terugkoppeling geven aan de raad. Zij vergroten hiermee de democratische legitmering door de raad een versterkt gevoel te geven van controleerbaarheid.Show less
Publieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van...Show morePublieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van risico-gestuurd toezicht op jeugdhulpaanbieders geconfronteerd worden met conflicterende waarden en of de manier waarop de betrokken toezichthouders hiermee omgaan kan worden verklaard. Vanuit de observatie van vijf analysebijeenkomsten en vijf verdiepende interviews komen 72 besluiten naar voren. Besluiten gebaseerd op waarden van transparantie en wederkerigheid (theta-waarden) komen binnen deze 72 besluiten het meeste voor, gevolgd door besluiten rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden). Naar aanleiding van de observaties en interviews concludeert dit onderzoek dat de professionele waardenvoorkeur veelal vanuit intern collegiaal overleg wordt gevormd. Hiertoe staat de toezichthouders een aantal middelen te beschikking: het laten meelezen van rapporten; intervisiegesprekken; teamvergaderingen; of, moreel beraad. Thema’s als het proportionaliteitsbeginsel en de responsiviteit van het toezicht benoemen toezichthouders als belangrijke basis voor deze werkwijzen. Daarnaast komt uit de resultaten van dit onderzoek naar voren dat waardenvoorkeuren een relatie lijken te hebben met de bron van het waardenconflict. Waardenconflicten vanuit enkel open normen leiden in de meeste gevallen tot besluiten gericht op transparantie en wederkerigheid (theta-waarden). Wanneer gezien wordt dat er een normovertreding speelt wordt daarentegen gezien dat besluiten meer gericht zijn op waarden rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden).Show less
Het burgerberaad is een aan populariteit toenemende participatietool in Nederland, waarbij een lotingsmechanisme voor deelnemers ervoor moet zorgen dat diverse sociale groepen gehoord worden....Show moreHet burgerberaad is een aan populariteit toenemende participatietool in Nederland, waarbij een lotingsmechanisme voor deelnemers ervoor moet zorgen dat diverse sociale groepen gehoord worden. Doordat deelname niet verplicht is, vindt er zelfselectie onder de participanten plaats en in praktijk blijken jongeren, mensen met een migratieachtergrond, praktisch opgeleiden en mensen met weinig vertrouwen in de overheid minder te participeren. In deze scriptie is daarom onderzocht tegen welke obstakels deze moeilijk bereikbare groepen aanlopen en hoe deze drempels weg te nemen zijn door de visie van buurtwerkers en sleutelpersonen in de wijk centraal te zetten. Een analyse middels het CLEAR framewerk, een diagnostische tool die de drempels tot participatie samenvat en manieren om hiermee om te gaan, laat zien op welke manieren moeilijk bereikbare groepen te betrekken zijn. Hierbij staat centraal dat een persoonlijke manier van deelnemers uitnodigen verschillende drempels kan verminderen. Een factor die niet in het CLEAR framewerk opgenomen is, maar in de interviews naar voren komt, is het belang van diversiteit binnen organisaties. Dit zorgt voor nieuwe communicatieroutes naar doelgroepen, de verwachting beter begrepen en gehoord te worden en legt impliciete uitsluitingsmechanismen voor andere sociale groepen bloot.Show less
Dit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin...Show moreDit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin vanuit het burgerperspectief bijdragen aan het verkleinen van een informatie-asymmetrie tussen coproducerende burgers en overheidsprofessionals? Over de informatie-asymmetrie en Digital Twins is niet zo veel bekend. Op basis van literatuuronderzoek en acht vignette-interviews is de conclusie dat een Digital Twin zeker een een geschikt middel zijn om de informatie-asymmetrie tussen burger en overheid te verkleinen. De asymmetrie zit in de proces- en vakkennis tussen zowel burgers onderling als de overheid en de burger. Dit creëert ongewenste verschillen. Een Digital Twin kan een rol spelen om die asymmetrie te verkleinen. Ondanks de ondersteuning van een Digital Twin zal tussen overheid en burger altijd een vorm van informatie-asymmetrie aanwezig blijven. Het toevoegen van verschillende informatieniveaus is een oplossing om de verschillende doelgroepen tussen de burgers beter te bereiken.Show less