De energietransitie is een van de belangrijkste opgaven van deze generatie. Bij de klimaattop van de Verenigde Naties die in 2015 plaatsvond in Parijs is een akkoord gesloten met 195 landen,...Show moreDe energietransitie is een van de belangrijkste opgaven van deze generatie. Bij de klimaattop van de Verenigde Naties die in 2015 plaatsvond in Parijs is een akkoord gesloten met 195 landen, waaronder 27 Europese Unie lidstaten, om het huidige energiesysteem te transformeren ten behoeve van het klimaat. De afspraken hebben ondertussen een weg gevonden tot op het gemeentelijke bestuursniveau. Afspraken die voortkomen uit Multi-level Governance kennen verschillende beleidsrondes waarop actoren invloed kunnen uitoefenen. Er is veel informatie bekend over de invloed van private actoren op de afspraken die gemaakt zijn op nationaal en internationaal niveau. In dit onderzoek wordt er gekeken naar het gemeentelijke bestuursniveau. Er wordt gekeken naar de invloed van private actoren op het Rotterdams Klimaatakkoord voor de Haven en de industrie en hoe de metagovernancepositie van de Gemeente Rotterdam van invloed is geweest op de uitkomsten in het akkoord. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is er een kwalitatieve en deductieve single casestudy uitgevoerd en de onderzoeksgegevens zijn verzameld door middel van interviews en deskresearch. Uit de analyse van de resultaten blijkt dat private actoren het overgrote deel van hun beleidswensen volledig terug zien komen in de uitkomsten die hebben geleid tot het Rotterdams Klimaatakkoord voor de Haven en industrie. De Gemeente Rotterdam is voor het behalen van de CO-reductiedoelstelling afhankelijk van de kennis, expertise, producten en diensten van de private actoren. De invloed die de overheid heeft komt voornamelijk voort uit de financiële middelen, maar op gemeentelijk niveau zijn de financiële middelen niet van voldoende omvang om invloed uit te oefenen op de uitvoering van alle private actoren. Doordat private actoren beschikken over de hulpmiddelen waarvan de gemeente afhankelijk is, hebben zij een machtspositie binnen het Multi-level Governance netwerk. Bij de uitvoering van de energietransitie is er tussen de private actoren ook sprake van onderlinge afhankelijkheden. Hierdoor kunnen per project de machtposities van de private actoren ook wisselen. De gemeente heeft voornamelijk een invloedrijke rol doordat zij wel de macht hebben over het samenstellen en het bepalen van het einddoel van het netwerk. Samenvattend kan worden gezegd dat private actoren een invloedrijke rol hebben bij gemeentelijke beleidsakkoorden en neemt de gemeente deel als gelijkwaardig lid aan het Multi-level Governance netwerk. Er is voornamelijk sprake van invloed van de gemeente vooraf aan de onderhandelingen bij het samenstellen en bepalen van het einddoel van het netwerkShow less
Masterscriptie over het burgerparticipatietraject bij Winkelcentrum de Kopermolen in de Leidse Merenwijk, waarbij er een koppeling wordt gelegd met interactief beleid.
Met de discretionaire ruimte hebben frontlijnwerkers veel invloed op de mate en wijze waarop burgers ondersteuning ontvangen. Uit de literatuur blijkt dat er verschillen kunnen zitten tussen...Show moreMet de discretionaire ruimte hebben frontlijnwerkers veel invloed op de mate en wijze waarop burgers ondersteuning ontvangen. Uit de literatuur blijkt dat er verschillen kunnen zitten tussen frontlijnwerkers en de wijze waarop ze deze ruimte invullen. In dit vergelijkend onderzoek is met behulp van 10 diepte interviews onderzocht op welke wijze gemeentelijke frontlijnwerkers (consulenten) in twee gemeenten invulling geven aan de discretionaire ruimte in totstandkoming van Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-ondersteuning, en aan de hand van welke organisatorische factoren verschillen verklaard kunnen worden.Show less
De invoering van de Wet passend onderwijs en het bijbehorende stelsel Passend Onderwijs in 2014 hebben ertoe geleid dat er meer aandacht is gekomen voor ouderbetrokkenheid. Ouderbetrokkenheid maakt...Show moreDe invoering van de Wet passend onderwijs en het bijbehorende stelsel Passend Onderwijs in 2014 hebben ertoe geleid dat er meer aandacht is gekomen voor ouderbetrokkenheid. Ouderbetrokkenheid maakt deel uit van de maatregelen om de beperkte doelrealisatie van passend onderwijs te verbeteren. Met name in de klas komt passend onderwijs momenteel in beperkte mate tot stand. In het huidige onderzoek is in kaart gebracht in hoeverre ouderbetrokkenheid bijdraagt aan het realiseren van passend onderwijs in de klas binnen het regulier basisonderwijs in Den Haag en hoe dit verklaard kan worden. De onderzoeker heeft gebruik gemaakt van deskresearch en semigestructureerde interviews met leerkrachten en andere respondenten die op bestuurlijk niveau dan wel in de praktijk met ouderbetrokkenheid en passend onderwijs te maken hebben. Het onderzoek wijst uit dat op alle overkoepelende bestuurlijke niveaus geen strikte vereisten worden opgelegd, maar vooral wordt gestimuleerd om met ouderbetrokkenheid aan de slag te gaan. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijk voor het realiseren van ouderbetrokkenheid bij de scholen. Het onderzoek wijst uit dat ouderbetrokkenheid bijdraagt aan de totstandkoming van passend onderwijs in de klas. Ouderbetrokkenheid zorgt ervoor dat leerkrachten (extra) inzichten krijgen in de behoeften van leerlingen. Dit stelt leerkrachten in staat om passende activiteiten te plannen, noodzakelijke ondersteuning te organiseren en haalbare doelen te stellen voor (individuele) leerlingen. Door het onderwijs zo aan te passen dat het aansluit bij de behoeften van leerlingen realiseren leerkrachten passend onderwijs in de klas. De mate waarin ouders betrokken zijn is van belang. Dit is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder eigenschappen van ouders, de inzet van leerkrachten en het beleid en de werkwijze van de school.Show less
Met de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 naar de gemeenten poogde het Rijk het beleid dichter bij de burger te brengen. Echter om de taken van de jeugdzorg uit te voeren, moesten de...Show moreMet de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015 naar de gemeenten poogde het Rijk het beleid dichter bij de burger te brengen. Echter om de taken van de jeugdzorg uit te voeren, moesten de gemeenten opschalen naar regionaal niveau. Ook de beloften van maatwerk en kostenefficiëntie zijn niet volledig waargemaakt. Binnen het onderzoek werd een onderscheid gemaakt tussen lokaal maatwerk en individueel maatwerk. Lokaal maatwerk betekent dat gemeenten het beleid aanpassen aan de lokale context. Individueel maatwerk staat symbool voor een specifiek aanbod van producten en diensten die aangepast zijn aan de behoeften en wensen van de cliënt. Dit onderzoek is gericht op individueel maatwerk. Binnen dit onderzoek is gepoogd om een bijdrage te leveren aan de kennislacune omtrent de bijdrage van intergemeentelijke samenwerkingen door de formulering van de volgende onderzoeksvraag: In hoeverre draagt de intergemeentelijke samenwerking Regio Hart van Brabant bij aan de totstandkoming van individueel maatwerk bij de aanpak van kindermishandeling en hoe kan dit verklaard worden? Ter beantwoording van de hoofdvraag werd deskresearch uitgevoerd en werden interviews afgenomen. Het betreft een single case study, waarbij de casus Regio Hart van Brabant centraal staat. Regio Hart van Brabant is een intergemeentelijke samenwerking binnen de regio Midden- Brabant tussen de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk. De gemeente Tilburg functioneert binnen de intergemeentelijke samenwerking als centrumgemeente. Vanuit de theorie werden twee hypothesen opgesteld. In de eerste hypothese werd de verwachting geformuleerd dat gemeenten binnen intergemeentelijke samenwerkingen streven naar schaalvoordelen, waardoor gemeenten meer neigen naar standaardisatie in plaats van individueel maatwerk. De eerste hypothese werd in het onderzoek verworpen. De intergemeentelijke samenwerking draagt via schaalvoordelen (kennis en ervaring, specialistische capaciteit en kwaliteitsbevordering) positief bij aan individueel maatwerk. In de praktijk blijkt dat intergemeentelijke samenwerking ook resulteert in bureaucratische belemmeringen die nadelig zijn voor de schaalvoordelen ‘specialistische capaciteit’ en ‘kennis en ervaring’. 4 In de tweede hypothese werd de verwachting geformuleerd dat intergemeentelijke samenwerkingen gekenmerkt worden door een gebrek aan democratische legitimiteit, waardoor burgers geen (in)directe invloed kunnen uitoefenen binnen de beleidscyclus om individueel maatwerk te waarborgen. De tweede hypothese werd gedeeltelijk bevestigd. Regio Hart van Brabant draagt positief bij aan individueel maatwerk door de inzet van ervaringsdeskundigen. Tevens draagt Regio Hart van Brabant bij aan het leveren van individueel maatwerk door de stevigere onderhandelingspositie die de samenwerking biedt tegenover het Rijk. Echter wordt binnen het onderzoek bevestigd dat intergemeentelijke samenwerking een negatief effect heeft op de sturingsmogelijkheden van lokale politici. Ook wordt de machtsbalans binnen Regio Hart van Brabant tussen de centrumgemeente en de andere regiogemeenten verstoord. Het verzwakken van de sturingsmogelijkheden van lokale politici (hetgeen gedeeltelijk voortvloeit uit de verstoorde interne machtsbalans) heeft een negatieve invloed op het leveren van individueel maatwerk. Lokale politici hebben een belangrijke rol bij het waarborgen van individueel maatwerk, aangezien de lokale politici het beleid kunnen bijsturen als er binnen de casussen geen individueel maatwerk tot stand komt. Al met al draagt de intergemeentelijke samenwerking Regio Hart van Brabant positief en negatief bij aan het leveren van individueel maatwerk bij de aanpak van kindermishandeling.Show less
De aard van het probleem van een onwerkbaar bestuur kan in meerdere factoren gelegen zijn. Het kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan ineffectief leiderschap op basis van een mismatch in de coherentie...Show moreDe aard van het probleem van een onwerkbaar bestuur kan in meerdere factoren gelegen zijn. Het kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan ineffectief leiderschap op basis van een mismatch in de coherentie en samenstelling van het bestuur. De besturen van menig overheidsorganisatie op afstand bestaan namelijk uit een mix van bestuurders met een publieke en private achtergrond. Sommige bestuurders komen uit het bedrijfsleven, andere uit de overheid, politiek of maatschappelijk middenveld. Sommige bestuurders zijn op en top expert op een vakgebied, maar hebben een andere opleiding genoten dan hun medebestuurders. Deze verschillende achtergronden van bestuurders kunnen zijn uitwerking hebben op de teamprestaties van de bestuurlijke top. Dit kan in zowel positieve als negatieve zin. Diversiteit in teams binnen de publieke sector kan namelijk leiden tot een correcte afspiegeling van de samenleving, met meerdere perspectieven en dus een uitgebreidere overweging van vraagstukken. Maar diversiteit in teams (op basis van hun professionele achtergrond en de ervaring die zij hebben opgedaan binnen de private of publieke sector) zou ook kunnen leiden tot bijvoorbeeld een verschil in individueel leiderschap(gedrag) die niet in overeenstemming is met de leiderschapsstijlen van andere leden van het bestuur. Of dit leidt tot conflicten, en in het ernstigste geval tot bestuurlijk falen, is de vraag. In deze scriptie staat de volgende vraag dan ook centraal: In hoeverre heeft professionele diversiteit (binnen bestuurlijke teams) invloed op bestuurlijk falen? Het onderzoek zal worden opgezet aan de hand van triangulatie. Er wordt namelijk gebruik gemaakt van kwalitatieve en een kwantitatieve dataverzamelings- en analysemethode in de onderzoeksopzet. Er wordt kwalitatief inductief onderzoek gedaan naar literatuur betreffende leiderschap(sstijlen) (in de publieke sector), verschillen tussen publiek en privaat leiderschap en literatuur met betrekking tot diversiteit in teams en wat dit voor uitkomsten heeft op de teamprestaties. Vervolgens wordt hieruit een hypothese opgesteld. Daarnaast is het een casestudie, omdat er een documentenanalyse wordt uitgevoerd naar de misstanden in het verleden bij het Commissariaat voor de Media (CvdM) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit geschiedt aan de hand van “process tracing” in kranten, maar ook middels het bestuderen van documenten van onderzoekscommissies. Deze twee voornoemde marktautoriteiten worden kwantitatief onderzocht door middel van interpretatie en analyse in een dataset waarbij gegevens gebruikt worden van huidige en vorige bestuurders binnen de organisatie die gecodeerd zijn op basis van opleidingsachtergrond en of zij eerder in de publieke of private sector hebben gewerkt. Deze professionele achtergronden van bestuurders van de NZa en het CvdM (waarbij bestuurlijk falen is geconstateerd) worden onderzocht op een zekere diversiteit of juist complementariteit op het gebied van opleiding- en loopbaanachtergrond. Vervolgens worden deze data vergeleken met de data van een 12-tal andere marktautoriteiten (waarbij geen bestuurlijk falen is geconstateerd). De samenstelling van de bestuurlijke toppen bij deze marktautoriteiten (op basis van de individuele professionele achtergronden van huidig en oud-bestuurders binnen de organisatie) worden vergeleken met de besturen van de NZa en het CvdM. Op basis van vergelijking tussen data van deze besturen, en of er overeenkomsten of juist verschillen worden geconstateerd, wordt duidelijk of er een correlatie bestaat tussen professionele diversiteit binnen bestuurlijke teams en bestuurlijk falen.Show less