This master's thesis investigates the framing of climate change discourse in Dutch media and parliamentary debates and examines the potential influence of these frames on climate change policy...Show moreThis master's thesis investigates the framing of climate change discourse in Dutch media and parliamentary debates and examines the potential influence of these frames on climate change policy-making. Employing content analysis, three dominant frames were identified: the Systemic Change Frame, the Industry Responsibility Frame, and the Politics Frames. The study uncovers similarities and divergences between the media and political debates, highlighting how discourse can shape public perception and policy responses. Despite the Dutch-focused context, the research underscores the broader implications of discourse framing in climate change communication and policy-making. The thesis acknowledges its limitations, including the absence of direct policy impact measurement and calls for future research to explore these dimensions. This work contributes to understanding the complex interplay between media discourse, public perception, and political decision-making. It offers valuable insights for climate change stakeholders navigating policy responses in the face of this global issue.Show less
We notice the rise in activism, particularly towards social discrimination issues such as anti-racism, women’s rights, and LGBTQ+ rights in Europe (insights YPulse, July 2020; Zuiderveen Borgesius...Show moreWe notice the rise in activism, particularly towards social discrimination issues such as anti-racism, women’s rights, and LGBTQ+ rights in Europe (insights YPulse, July 2020; Zuiderveen Borgesius et al., 2018). However, governments tend to publicly underweight these issues and activism remain (The Guardian, November 2020; France24, June 2020). Alongside, we notice non-governmental organisations often use, create, and disseminate knowledge on social discrimination (Datta & Baertl, 2020). Particularly, they target public powers and urge them to institutionalise more policies, based on this knowledge (runnymedetrust.org; rota.org.uk; tnova.fr; jean-jaures.org). The lack of governmental response i.e. increase in public commitment, would predict a lack of interaction with this knowledge, as it has become increasingly visible and accessible with the rise of social movements. Accordingly, we aim to determine whether public powers and non-governmental organisations use different kinds of knowledges, and whether this can explain their differences in commitment. The literature predicts that organisational structures and/ or organisational ideologies can influence whether public powers and non-governmental organisations use the same knowledges (Stone, Daviter 2015). We aim to shed light on knowledge-use on social discrimination by interviewing five actors in the field of social discrimination in France. Notably, this inductive analysis is based on interviews from both governmental and non-governmental actors, to determine their respective knowledge-uses. This design considers the existing scientific claims while allowing us to uncover new influences with open-ended interview questions. This study finds that the French government and NGOs share the same ideology and can use the same knowledge. Instead, it is obstacles such as internal resistance, the political agenda, the NGOs’ coalition levels, the level of political action, and coordination issues that could explain the lack of public commitment.Show less
Evidence-based policymaking has gained in popularity and as a result science and politics interact more than ever. This interaction has been a topic of discussion, proposing that there is a...Show moreEvidence-based policymaking has gained in popularity and as a result science and politics interact more than ever. This interaction has been a topic of discussion, proposing that there is a philosophical conflict. This thesis attempts to find out if this apparent philosophical conflict occurs in the real world, something the scientific literature on this topic has not yet done. By conducting semi-structured interviews with practitioners on both sides of the interaction data has been collected to aid in answering the following research question; ‘‘Does, and if so how, a conflict of philosophies exist in the world of policy practice?’’ This thesis finds that there is a philosophical conflict in the world of policy practice between science and politics. Their philosophies are incompatible. This philosophical conflict however does not seem to affect the interaction between the two in their day-to-day work. In practice, they have pragmatically solved the conflict. Future research ought to interview a wider spectrum of politicians, for this thesis struggled to get responses from a wider range of political parties. There also ought to be more focus on the conceptualisation of concepts in the interviews. This will make interviewing less complicated.Show less
De klimaatwetenschap is van cruciaal belang om de gesignaleerde klimaatproblematiek te onderzoeken en op te lossen, maar uit onderzoek blijkt dat deze benodigde wetenschap nog regelmatig...Show moreDe klimaatwetenschap is van cruciaal belang om de gesignaleerde klimaatproblematiek te onderzoeken en op te lossen, maar uit onderzoek blijkt dat deze benodigde wetenschap nog regelmatig onvoldoende wordt gevonden of gebruikt door beleidsmakers. Er is namelijk sprake van een kloof tussen wetenschap en beleid, waardoor klimaatkennis moeizaam een weg baant van wetenschappelijk onderzoek naar klimaatbeleid. Met het oog op deze problematiek is onderzoek gedaan naar het kennisgebruik van beleidsmakers bij de Nederlandse klimaatstrategieën aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: ‘Hoe wordt kennis gebruikt door beleidsmakers voor de Nederlandse klimaatstrategieën en welke factoren hebben invloed op dit kennisgebruik?’ De Nederlandse klimaatstrategieën bestaan uit twee verschillende strategieën: klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Er zijn in totaal 15 beleidsmakers van ministeries en onderzoekers van kennisinstellingen die zich bezighouden met deze klimaatstrategieën geïnterviewd. De resultaten uit de interviews zijn gecodeerd aan de hand van de beschreven literatuur uit het theoretisch kader. Uit deze resultaten zijn drie verschillende conclusies gekomen. De eerste conclusie van dit rapport is dat kennis voor de klimaatstrategieën op verschillende manieren en schaalniveaus door beleidsmakers wordt gebruikt. Kennis wordt door beleidsmakers het meest gebruikt vanuit een vaak voorkomende wisselwerking tussen vraag en aanbod van de wetenschap. Dit soort kennisgebruik speelt zich voornamelijk af bij specifieke vraagstukken, waarbij een beleidsmaker één vraag of meerdere vragen uitzet bij een onderzoeker, voor een relatief eenvoudig antwoord. Voor grote klimaatprogramma’s of -akkoorden wordt kennis meer gebruikt vanuit een constructivistische samenwerking tussen meerdere stakeholders. Dit soort kennisgebruik komt in vergelijking met de relatief eenvoudige vraagstukken minder vaak voor, omdat deze grote ‘kennisprojecten’ ook minder opgezet worden vanuit het ministerie. De tweede conclusie stelt dat vier factoren in verschillende mate van invloed zijn op de klimaatstrategieën. Deze factoren zijn: de invloed van kennisinstellingen en tussenpersonen, de invloed van politieke besluitvorming, de mate van onzekerheid van de kennis, en de invloed van middelen en competenties vanuit de overheid. De derde conclusie beargumenteert dat een variatie in het kennisgebruik van beide strategieën aanwezig is. Er is namelijk een verschil in de beïnvloeding van factoren en kennisgebruik op het beleid van de strategieën. Beleidsmakers van klimaatmitigatie hebben te maken met een scala aan beleidsterreinen en -opties, politieke belangen en stakeholders die invloed kunnen hebben op de keuze voor het uiteindelijke klimaatbeleid en bijbehorende kennisgebruik. Voor beleidsmakers van klimaatadaptatie is hun kennisgebruik grotendeels afhankelijk van de klimaatscenario’s (en bijbehorende onzekerheid). Daarnaast is het kennisgebruik bij klimaatadaptatie – relatief gezien – eenvoudiger. De beleidsopties en bijbehorend kennisgebruik worden minder beïnvloed door de maatschappelijke, politieke en culturele aspecten, maar ook omdat de vraagstukken van het adaptatiebeleid rechtlijniger zijn, waardoor er minder behoefte is voor politiek debat. De beperkingen van dit onderzoek komen voort uit het aantal geïnterviewde beleidsmakers, wat de representativiteit van de onderzoekseenheden en de grootschaligheid van het onderzoek aantast. Hierdoor is dit onderzoek beperkt in het geven van verdiepend inzicht in het kennisgebruik van een specifiek beleidsterrein. Om de beperkingen van dit onderzoek te compenseren, wordt het aanbevolen om een casestudy naar het kennisgebruik van een klimaatprogramma of klimaatbeleidsterrein te doen. Ten tweede wordt de suggestie gedaan om verder (kwantitatief) te duiden welke factor zwaarder weegt bij het kennisgebruik van beleidsmakers. Tenslotte worden er praktische aanbevelingen gegeven, voortkomend uit de gesprekken met beleidsmakers en onderzoekers. Het wordt ten eerste aanbevolen om, in het kader van continuïteit en beleidsgeheugen, beleidsmakers langer op een plek te laten zitten binnen het ministerie en meer te investeren in personeel voor het klimaatbeleid. Ten tweede wordt de (nieuwe) Nederlandse Minister van Klimaat en Energie en zijn ambtenaren aanbevolen de verschillende klimaatbeleidsterreinen integraal aan elkaar te verbinden en een langetermijnvisie te maken en te bewaken. Daarnaast wordt de voorkeur gegeven om zoveel mogelijk beleidsterreinen bij één ministerie te beleggen, zodat één minister eindverantwoordelijk is voor het gehele klimaatbeleid en zo ook de urgentie van beleidsterreinen bewaakt. Tot slot wordt de suggestie gedaan dat de kennis vanuit de wetenschap beleidsrelevanter voor de beleidsmaker gemaakt moet worden. Onderzoekers geven als suggestie dat zij vaker met beleidsmakers aan tafel willen zitten om verwachtingen uit te spreken en een mogelijke mismatch te voorkomen.Show less
en onderzoek naar de verantwoordingslijnen in de publiek-private samenwerking. Er wordt gekeken naar de realisatie van een CCS project genaamd Porthos. Door een kwalitatief onderzoek wordt...Show moreen onderzoek naar de verantwoordingslijnen in de publiek-private samenwerking. Er wordt gekeken naar de realisatie van een CCS project genaamd Porthos. Door een kwalitatief onderzoek wordt onderzocht of er sprake is van informatie asymmetrie.Show less
Verzelfstandiging bij de overheid is al een aantal jaren een trend. Een type organisatievorm dat hierbij hoort is de zogenaamde zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een organisatie die wat meer op...Show moreVerzelfstandiging bij de overheid is al een aantal jaren een trend. Een type organisatievorm dat hierbij hoort is de zogenaamde zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een organisatie die wat meer op afstand staat van de politiek en waar de minister niet direct voor verantwoordelijk is. Maar wat als die organisatie niet de prestaties haalt die (vanuit de samenleving en/of politiek) gewenst zijn, wie is er dan verantwoordelijk. In dit onderzoek is gekeken naar of en hoe de verantwoordingsrelatie tussen zbo en ministerie is veranderd na een reeks van incidenten. Er is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek.Show less