In kranten, tijdschriften, op sociale media en in de politiek wordt sinds 2021 steeds vaker gesproken over een verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur, politici en ambtenaren (Van der Meer,...Show moreIn kranten, tijdschriften, op sociale media en in de politiek wordt sinds 2021 steeds vaker gesproken over een verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur, politici en ambtenaren (Van der Meer, 2023). Er wordt zelfs gesproken van een zogeheten crisisgevoel in de samenleving. Dit crisisgevoel is ontstaan door een combinatie van verschillende nationale en internationale crises (Van der Meer, 2023). De oorzaak hiervan is dat in de afgelopen jaren verschillende crises hebben plaatsgevonden waarbij, direct of indirect, sprake was van overheidsfalen. Denk onder meer aan de Inflatiecrisis, de Energiecrisis, de Klimaatcrisis, de Stikstofcrisis, de Statushouders- en Vluchtelingencrisis, de Woningmarktcrisis en de Toeslagencrisis (Van der Meer, 2022). Deze crises hebben een zekere vorm van wantrouwen aangewakkerd in de samenleving ten opzichte van het openbaar bestuur. Het vertrouwen in het openbaar bestuur leek eind 2022 een dieptepunt te hebben bereikt. Tekenend hiervoor waren de omgekeerde vlaggen die overal in het land hingen. Wel moet gezegd worden dat het verminderd vertrouwen zich niet beperkt tot het openbaar bestuur alleen. Dit vraagstuk gaat immers verder dan het gevoel dat er sprake is van een onbetrouwbare overheid, niet goed functionerende politici of een slechte publieke dienstverlening. Het gaat juist over een verminderd vertrouwen in allerlei instituties in het land zoals banken, ziekenhuizen, de rechtspraak, de media en het onderwijs (Van der Meer, 2023; Blok & Lummel, 2022)’’. Derhalve kan worden gesteld dat beide vaststellingen waar zijn: het verminderd vertrouwen in het openbaar bestuur kent verschillende oorzaken èn is onlosmakelijk verbonden met de crises die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. In deze masterscriptie wordt onderzoek gedaan naar de invloed van de Toeslagenaffaire op het verminderd vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur en de betrouwbaarheid van publieke dienstverlening. Welke verklarende factoren spelen hierbij een rol? Hoe hangen burgervertrouwen en betrouwbaarheid van publieke dienstverlening met elkaar samen? In hoeverre is het burgervertrouwen gepolariseerd? En in hoeverre is de Toeslagenaffaire een katalysator of juist een hoofdoorzaak geweest van het dalende burgervertrouwen? De vraagstelling die laatstgenoemde vragen bij elkaar brengt en centraal staat in dit onderzoek, luidt: ''In hoeverre heeft het overheidsfalen in de Toeslagenaffaire het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur en de betrouwbaarheid van de publieke dienstverlening negatief beïnvloed?''.Show less
Publieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van...Show morePublieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van risico-gestuurd toezicht op jeugdhulpaanbieders geconfronteerd worden met conflicterende waarden en of de manier waarop de betrokken toezichthouders hiermee omgaan kan worden verklaard. Vanuit de observatie van vijf analysebijeenkomsten en vijf verdiepende interviews komen 72 besluiten naar voren. Besluiten gebaseerd op waarden van transparantie en wederkerigheid (theta-waarden) komen binnen deze 72 besluiten het meeste voor, gevolgd door besluiten rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden). Naar aanleiding van de observaties en interviews concludeert dit onderzoek dat de professionele waardenvoorkeur veelal vanuit intern collegiaal overleg wordt gevormd. Hiertoe staat de toezichthouders een aantal middelen te beschikking: het laten meelezen van rapporten; intervisiegesprekken; teamvergaderingen; of, moreel beraad. Thema’s als het proportionaliteitsbeginsel en de responsiviteit van het toezicht benoemen toezichthouders als belangrijke basis voor deze werkwijzen. Daarnaast komt uit de resultaten van dit onderzoek naar voren dat waardenvoorkeuren een relatie lijken te hebben met de bron van het waardenconflict. Waardenconflicten vanuit enkel open normen leiden in de meeste gevallen tot besluiten gericht op transparantie en wederkerigheid (theta-waarden). Wanneer gezien wordt dat er een normovertreding speelt wordt daarentegen gezien dat besluiten meer gericht zijn op waarden rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden).Show less
Het Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat...Show moreHet Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat is een betrouwbare, kwalitatieve publieke dienstverlening. Daarom is het extra belangrijk om de huidige problematiek in de publieke dienstverlening het hoofd te bieden. Loyale tegenspraak lijkt hier een goede rol in te kunnen spelen doordat op deze manier eerder signalen kunnen worden gesignaleerd en geagendeerd om tijdig te handelen om problemen op te lossen, of niet erger te laten worden. Loyale tegenspraak is volgens Van der Meer en Dijkstra (2021) een handeling waarbij voice wordt geuit die wel of niet wordt gewaardeerd door de normatieve omgeving op basis van ‘loyalty, trust, en appraisal’. Deze onderdelen zitten verwerkt in de drie barrières tot tegenspraak van Van der Meer en Dijkstra (2021): het mogen, willen en kunnen. Omdat deze scriptie opzoek is naar de kennis, ervaring en vaardigheden die benodigd zijn bekwaam loyale tegenspraak te kunnen uiten zijn de onderdelen van dit ‘kunnen’ van Van der Meer en Dijkstra (2021) verwerkt tot een conceptueel model voor verder onderzoek. Dit conceptueel is nader uitgewerkt en aangevuld en geverifieerd door interviews af te nemen met experts. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen behoefte is om deze domeinen van Van der Meer en Dijkstra (2021) verder uit te bereiden en dat het conceptueel model als basis als compleet kan worden gezien. Door middel van aanvullingen uit geschreven bronnen en interviews is er, volgens de experts, een compleet overzicht opgesteld met de benodigde kennis, ervaring en vaardigheden die om bekwaam loyale tegenspraak te kunnen tonen. Verder heeft deze scriptie ook kunnen concluderen dat de onderdelen ‘rolkennis, morele moed door zelfvertrouwen, dossierkennis en kritische adviesvaardigheden door de experts worden gezien essentieel voor het bekwaam kunnen tonen van loyale tegenspraak. Hierbij valt op dat veel van de belangrijke onderdelen van loyale tegenspraak overeenkomen met het ‘ambtelijk vakmanschap’, en dat de ambtelijke dienst al veel van deze kennis, ervaring en vaardigheden zou moeten bezitten binnen een kwalitatief ambtelijk apparaat. Naast deze randvoorwaarde van goed ambtelijk vakmanschap worden er door de experts nog twee belangrijke randvoorwaarden genoemd die deze kennis, ervaring en vaardigheden op de proef kunnen stellen: een sociaal veilige werkomgeving, en een integer bestuur. Hierbij gaat het niet om het perspectief van de leidinggevende of politiek-ambtelijke top, maar om hoe de ambtenaar dit ervaart.Show less
Tegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten,...Show moreTegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten, anderzijds neemt de druk toe om politiek sensitief en responsief te zijn. Deze paradox weerspiegelt een verschuiving in de rol van ambtenaren, waarbij zij steeds meer dienen als instrument voor de bewindspersoon in diens politieke ambities. De ambtenaar in kwestie balanceert tussen traditionele bureaucratische normen verweven in het ministeriële bestel en de loyale uitvoering van de wil van verkozen politici, waarbij de ambtenaar zich in politieke aangelegenheden mengt. Dit onderzoek richt zich op de ambtenaren die zich bezighouden met overheidscommunicatie via de sociale media van bewindspersonen op Nederlandse ministeries. Er wordt onderzocht in welke mate functionele politisering van hun werkzaamheden plaatsvindt en wat dit veroorzaakt.Show less
De Nederlandse Arbeidsinspectie is de Rijkstoezichthouder op de wet- en regelgeving op het gebied van arbeid in Nederland. Daarbij zet de organisatie risicogericht toezicht in, waarmee wordt...Show moreDe Nederlandse Arbeidsinspectie is de Rijkstoezichthouder op de wet- en regelgeving op het gebied van arbeid in Nederland. Daarbij zet de organisatie risicogericht toezicht in, waarmee wordt gestreefd naar het vinden van de grootste risicovolle situaties op de arbeidsmarkt en het bereiken van maatschappelijk effect door eerlijk, gezond en veilig werk te bevorderen. Dit onderzoek gaat in op de vraag of de doelen van het risicogerichte toezicht van de Nederlandse Arbeidsinspectie worden behaald en geeft verklaringen voor de mate van doelbereiking.Show less
Dit onderzoek is gericht op de succesfactoren van gedecentraliseerd beleid. De factoren die in dit onderzoek naar voren komen zijn het beleid en de beleidstheorie, de organisatie, de uitvoerders en...Show moreDit onderzoek is gericht op de succesfactoren van gedecentraliseerd beleid. De factoren die in dit onderzoek naar voren komen zijn het beleid en de beleidstheorie, de organisatie, de uitvoerders en de omgeving. Het doel van dit onderzoek is kennis inzichtelijk maken over de succesfactoren die noodzakelijk zijn voor effectief gedecentraliseerd beleid. In dit onderzoek wordt de vraag gesteld wat de doelen van de decentralisaties zijn, in hoeverre deze zijn behaald en waar verbeterpunten liggen. Dit wordt gedaan door de empirie te toetsen aan succes- en faalfactoren die voortvloeien uit de theorie. De empirie die centraal staat in dit onderzoek is de decentralisatie van de Wmo. De Wmo regelt hulp en ondersteuning aan burgers zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en deel kunnen nemen aan de maatschappij. Naast het centrale Wmo beleid en landelijke resultaten, zijn ook de best en worst performing gemeenten geanalyseerd en getoetst aan de succesfactoren zodat een uitgebreide en verdiepende verklaring kan worden gevonden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat momenteel geen concreet, volledig antwoord te geven is op de vraag in hoeverre de doelstellingen van het gedecentraliseerde Wmo beleid bereikt zijn. Dit komt voornamelijk omdat de doelen onvoldoende duidelijk geformuleerd zijn. Ook is er momenteel geen verplichte, centrale monitor om resultaten te meten waardoor er weinig zicht is op de resultaten van de Wmo. Uit de resultaten die er wel zijn, kunnen we concluderen dat het decentraliseren van de Wmo niet volledig gefaald is. Zo blijkt dat Wmo-gebruikers tevreden zijn over hoe de zorg aansluit op hun behoeften, doordat gemeenten maatwerk kunnen bieden. Wat ook uit de resultaten naar voren komt is dat gemeenten momenteel veelal over onvoldoende (specialistische) kennis beschikken over bepaalde beperkingen en doelgroepen. Deze (specialistische) kennis is wel nodig om goed aan te kunnen sluiten bij de doelgroep, om zodoende tot een juiste maatwerkvoorziening te komen die past bij de hulpvraag van de cliënt. Het beschikken van specialistische kennis binnen gemeenten blijkt uit de analyse niet noodzakelijk te zijn. Gemeenten worden namelijk geacht de regiefunctie op zich te nemen. Dit betekent dat zij een verbindingstaak hebben, waarbij zij bemiddelen tussen actoren om tot een gezamenlijke uitvoering te komen. Verder blijkt uit de analyse dat gemeenten financieel in de knel zitten door het gedecentraliseerde Wmo beleid. Uit de verdiepende casussen komt naar voren dat een financieel tekort niet direct hoeft te leiden tot een versoberde uitvoering van het beleid. Ook blijkt dat meer budget niet direct leidt tot een betere uitvoering. Een groter (en wellicht duurder) zorgaanbod draagt niet per se bij aan een effectieve en efficiëntere uitvoering van het Wmo beleid. Een goed overzicht van het aanbod en betrokken actoren dragen daarentegen wel bij aan een effectieve en efficiëntere uitvoering en dienstverlening.Show less
De beleidsterreinen van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening krijgen veel politieke aandacht. Dit heeft gevolgen voor het Rijksvastgoedbedrijf, het agentschap dat verantwoordelijk is voor het...Show moreDe beleidsterreinen van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening krijgen veel politieke aandacht. Dit heeft gevolgen voor het Rijksvastgoedbedrijf, het agentschap dat verantwoordelijk is voor het in gebruik geven, beheren en onderhouden van de gebouwen en gronden van de Rijksoverheid. Dit verkennende onderzoek geeft inzicht in de veranderingen van deze traditionele uitvoeringspraktijk.Show less
In dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten...Show moreIn dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten die hetzelfde ambtelijk apparaat kunnen aansturen.Show less
Kwalitatief onderzoek naar de beslissingsbevoegdheid van docenten en onderwijsondersteunend personeel in het voortgezet onderwijs bij het registreren van (on)geoorloofd verzuim.
Naar aanleiding van de problemen in de uitvoering en de roep om de menselijke maat weer terug te brengen is recent het 'werken volgens de bedoeling' als beleidsinstrument geïntroduceerd binnen het...Show moreNaar aanleiding van de problemen in de uitvoering en de roep om de menselijke maat weer terug te brengen is recent het 'werken volgens de bedoeling' als beleidsinstrument geïntroduceerd binnen het openbaar bestuur. Doel is het verbeteren van de kwaliteit van de beleidsprestatie. In dit kwalitatieve onderzoek is onderzocht in hoeverre de doelstellingen van het IUC-veranderprogramma ‘Vooruit naar de Bedoeling’ zijn gerealiseerd voor wat betreft de uitvoering van de aanbestedingswet en hoe de mate van succes zich laat verklaren? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de succes- en faalfactoren van Hoogerwerf et al. (2021) gebruikt waaraan dialoog en reflectie als wezenlijk onderdeel van ‘werken volgens de bedoeling’ zijn toegevoegd als verklarende variabele. De verwachting was dat het ‘werken volgens de bedoeling’ tot een beter begrip zou leiden van de te realiseren kwaliteit van de dienstverlening. Op basis van de resultaten in dit onderzoek is dat echter niet aangetoond want hoewel het belang van conforme uitvoering van de Aanbestedingswet niet in twijfel wordt getrokken, wordt de doel-middelen relatie nog niet breed aanvaard en geaccepteerd en ervaren stakeholders van het IUC (vooralsnog) niet dat interactie leidt tot het gezamenlijk reflecteren op de te leveren bedoeling en/of dat hun bedoeling meeweegt in de oordeelsvorming en het handelen van een IUC-medewerker; regels en oneigenlijke doelen lijken nog steeds te prevaleren. Desalniettemin zijn er tekenen die erop duiden dat deze werkwijze potentie heeft om waarde toe te voegen aan de kwaliteit van de uitvoering. De data uit dit onderzoek laten namelijk zien dat dit beleidsinstrument 'werken volgens de bedoeling' potentie kan hebben wanneer het voeren van een dialoog met stakeholders en gezamenlijke reflectie op de bedoeling meer tot wasdom komt en dat het de moeite waard is om verder te onderzoeken hoe de elementen dialoog en reflectie bijdragen aan het discours over de kwaliteit van de dienstverlening, over de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering en hoe kan worden voorkomen dat de bedoeling ‘gets lost in translation’.Show less
In deze scriptie is vanuit historisch perspectief het Nederlandse vluchtelingenbeleid omtrent de Hongaarse vluchtelingen met de huidige instroom van Syrische vluchtelingen vergeleken. Onderzocht is...Show moreIn deze scriptie is vanuit historisch perspectief het Nederlandse vluchtelingenbeleid omtrent de Hongaarse vluchtelingen met de huidige instroom van Syrische vluchtelingen vergeleken. Onderzocht is in hoeverre er sprake is van verschillen of overeenkomsten in het vluchtelingenbeleid toentertijd en heden ten dage. Aangezien er in de bestaande literatuur tot op heden nog relatief weinig aandacht is geweest voor dit historisch perspectief, is er onder meer gekeken naar zowel de beleidskaders als de organisatorische aspecten van het asielbeleid in beide perioden. Hierbij zijn de grondslagen van bestuurshistorisch onderzoek en een bijbehorende historisch-institutionele benadering toegepast.Show less
Een onderzoek naar de invoering van e-governance in de vorm van digitale dienstverlening bij Dienst Publiekszaken van de gemeente Den Haag en de succes- en faalfactoren van overheidsbeleid
Een casusstudie naar het gebruik van de opbrengst van het waterbeheerprogramma 2016-2021, als inbreng voor het opstellen van het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rivierenland aan de...Show moreEen casusstudie naar het gebruik van de opbrengst van het waterbeheerprogramma 2016-2021, als inbreng voor het opstellen van het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rivierenland aan de hand van het Strategisch Planningsmodel van Bryson (2011).Show less