Publieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van...Show morePublieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van risico-gestuurd toezicht op jeugdhulpaanbieders geconfronteerd worden met conflicterende waarden en of de manier waarop de betrokken toezichthouders hiermee omgaan kan worden verklaard. Vanuit de observatie van vijf analysebijeenkomsten en vijf verdiepende interviews komen 72 besluiten naar voren. Besluiten gebaseerd op waarden van transparantie en wederkerigheid (theta-waarden) komen binnen deze 72 besluiten het meeste voor, gevolgd door besluiten rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden). Naar aanleiding van de observaties en interviews concludeert dit onderzoek dat de professionele waardenvoorkeur veelal vanuit intern collegiaal overleg wordt gevormd. Hiertoe staat de toezichthouders een aantal middelen te beschikking: het laten meelezen van rapporten; intervisiegesprekken; teamvergaderingen; of, moreel beraad. Thema’s als het proportionaliteitsbeginsel en de responsiviteit van het toezicht benoemen toezichthouders als belangrijke basis voor deze werkwijzen. Daarnaast komt uit de resultaten van dit onderzoek naar voren dat waardenvoorkeuren een relatie lijken te hebben met de bron van het waardenconflict. Waardenconflicten vanuit enkel open normen leiden in de meeste gevallen tot besluiten gericht op transparantie en wederkerigheid (theta-waarden). Wanneer gezien wordt dat er een normovertreding speelt wordt daarentegen gezien dat besluiten meer gericht zijn op waarden rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden).Show less
Het Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat...Show moreHet Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat is een betrouwbare, kwalitatieve publieke dienstverlening. Daarom is het extra belangrijk om de huidige problematiek in de publieke dienstverlening het hoofd te bieden. Loyale tegenspraak lijkt hier een goede rol in te kunnen spelen doordat op deze manier eerder signalen kunnen worden gesignaleerd en geagendeerd om tijdig te handelen om problemen op te lossen, of niet erger te laten worden. Loyale tegenspraak is volgens Van der Meer en Dijkstra (2021) een handeling waarbij voice wordt geuit die wel of niet wordt gewaardeerd door de normatieve omgeving op basis van ‘loyalty, trust, en appraisal’. Deze onderdelen zitten verwerkt in de drie barrières tot tegenspraak van Van der Meer en Dijkstra (2021): het mogen, willen en kunnen. Omdat deze scriptie opzoek is naar de kennis, ervaring en vaardigheden die benodigd zijn bekwaam loyale tegenspraak te kunnen uiten zijn de onderdelen van dit ‘kunnen’ van Van der Meer en Dijkstra (2021) verwerkt tot een conceptueel model voor verder onderzoek. Dit conceptueel is nader uitgewerkt en aangevuld en geverifieerd door interviews af te nemen met experts. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen behoefte is om deze domeinen van Van der Meer en Dijkstra (2021) verder uit te bereiden en dat het conceptueel model als basis als compleet kan worden gezien. Door middel van aanvullingen uit geschreven bronnen en interviews is er, volgens de experts, een compleet overzicht opgesteld met de benodigde kennis, ervaring en vaardigheden die om bekwaam loyale tegenspraak te kunnen tonen. Verder heeft deze scriptie ook kunnen concluderen dat de onderdelen ‘rolkennis, morele moed door zelfvertrouwen, dossierkennis en kritische adviesvaardigheden door de experts worden gezien essentieel voor het bekwaam kunnen tonen van loyale tegenspraak. Hierbij valt op dat veel van de belangrijke onderdelen van loyale tegenspraak overeenkomen met het ‘ambtelijk vakmanschap’, en dat de ambtelijke dienst al veel van deze kennis, ervaring en vaardigheden zou moeten bezitten binnen een kwalitatief ambtelijk apparaat. Naast deze randvoorwaarde van goed ambtelijk vakmanschap worden er door de experts nog twee belangrijke randvoorwaarden genoemd die deze kennis, ervaring en vaardigheden op de proef kunnen stellen: een sociaal veilige werkomgeving, en een integer bestuur. Hierbij gaat het niet om het perspectief van de leidinggevende of politiek-ambtelijke top, maar om hoe de ambtenaar dit ervaart.Show less
In dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten...Show moreIn dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten die hetzelfde ambtelijk apparaat kunnen aansturen.Show less
Kwalitatief onderzoek naar de beslissingsbevoegdheid van docenten en onderwijsondersteunend personeel in het voortgezet onderwijs bij het registreren van (on)geoorloofd verzuim.
Naar aanleiding van de problemen in de uitvoering en de roep om de menselijke maat weer terug te brengen is recent het 'werken volgens de bedoeling' als beleidsinstrument geïntroduceerd binnen het...Show moreNaar aanleiding van de problemen in de uitvoering en de roep om de menselijke maat weer terug te brengen is recent het 'werken volgens de bedoeling' als beleidsinstrument geïntroduceerd binnen het openbaar bestuur. Doel is het verbeteren van de kwaliteit van de beleidsprestatie. In dit kwalitatieve onderzoek is onderzocht in hoeverre de doelstellingen van het IUC-veranderprogramma ‘Vooruit naar de Bedoeling’ zijn gerealiseerd voor wat betreft de uitvoering van de aanbestedingswet en hoe de mate van succes zich laat verklaren? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de succes- en faalfactoren van Hoogerwerf et al. (2021) gebruikt waaraan dialoog en reflectie als wezenlijk onderdeel van ‘werken volgens de bedoeling’ zijn toegevoegd als verklarende variabele. De verwachting was dat het ‘werken volgens de bedoeling’ tot een beter begrip zou leiden van de te realiseren kwaliteit van de dienstverlening. Op basis van de resultaten in dit onderzoek is dat echter niet aangetoond want hoewel het belang van conforme uitvoering van de Aanbestedingswet niet in twijfel wordt getrokken, wordt de doel-middelen relatie nog niet breed aanvaard en geaccepteerd en ervaren stakeholders van het IUC (vooralsnog) niet dat interactie leidt tot het gezamenlijk reflecteren op de te leveren bedoeling en/of dat hun bedoeling meeweegt in de oordeelsvorming en het handelen van een IUC-medewerker; regels en oneigenlijke doelen lijken nog steeds te prevaleren. Desalniettemin zijn er tekenen die erop duiden dat deze werkwijze potentie heeft om waarde toe te voegen aan de kwaliteit van de uitvoering. De data uit dit onderzoek laten namelijk zien dat dit beleidsinstrument 'werken volgens de bedoeling' potentie kan hebben wanneer het voeren van een dialoog met stakeholders en gezamenlijke reflectie op de bedoeling meer tot wasdom komt en dat het de moeite waard is om verder te onderzoeken hoe de elementen dialoog en reflectie bijdragen aan het discours over de kwaliteit van de dienstverlening, over de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering en hoe kan worden voorkomen dat de bedoeling ‘gets lost in translation’.Show less
Deze scriptie gaat over het percentage vrouwen aan de top binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). We leven in een samenleving waarin diversiteit en inclusiviteit een steeds...Show moreDeze scriptie gaat over het percentage vrouwen aan de top binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). We leven in een samenleving waarin diversiteit en inclusiviteit een steeds belangrijker wordende thema is. Veel organisaties passen hun personeelsbeleid hierop aan en proberen gelijke kansen te bevorderen. Echter, zijn er nog veel organisaties die er moeite mee hebben om hun personeelsbeleid aan te passen en concrete doelen te formuleren. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen wat de stand van zaken bij de RVO is, als het gaat om de doorstroming van vrouwen naar het midden- en topmanagement tussen de jaren 2015-2020. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag gesteld: Welke factoren hebben invloed op de doorstroming van vrouwen naar het midden- en topmanagement binnen de RVO en in hoeverre kan een verhoogde vrouwenquotum een instrument zijn om een meer gelijke verdeling te realiseren? De factoren worden uitvoerig besproken en gekoppeld aan de RVO om te kijken hoe de stand van zaken nu is in die organisatie. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is er gebruik gemaakt van een case study. De case study in dit onderzoek beschrijft de situatie omtrent het aantal vrouwen in het midden- en topmanagement van de RVO in de jaren 2015-2020 en of/welke instrumenten er zijn ingezet om de doorstroming op gang te krijgen. Daarnaast is er gebruik gemaakt van het team ServicePunt Werken (SPW). Er zijn vragenlijsten naar hen gestuurd om meer inzicht te krijgen in de organisatiecultuur en wat hun perceptie, als werknemers van de RVO, is over het diversiteits- en inclusiviteitsbeleid van de organisatie. Op basis hiervan is naar voren gekomen dat er binnen de RVO meer aandacht is geweest voor genderstereotypering dan voor andere factoren. De man-vrouw verhouding binnen de gehele organisatie is van 2015-2020 redelijk gelijk gebleven. In het midden- en topmanagement zijn er wel veel verschuivingen zichtbaar, waardoor er meer vrouwen zitting hebben genomen in hogere functies. Niet alle aspecten zijn onderzocht, omdat er een beperkte tijdsperiode was voor het schrijven van deze scriptie en het onderzoeken. Ook heeft het onderzoek zich met de vragenlijst gericht op één team, maar het zou beter zijn geweest om de gehele organisatie te betrekken bij het onderzoek om zo tot een algehele conclusie te komen over de organisatie en het diversiteits- en inclusiviteitsbeleid.Show less
In Amsterdam Nieuw-West is de vaccinatiegraad onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief laag. In dit onderzoek wordt er aandacht besteedt aan de achterliggende redenen van de...Show moreIn Amsterdam Nieuw-West is de vaccinatiegraad onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond relatief laag. In dit onderzoek wordt er aandacht besteedt aan de achterliggende redenen van de bewoners om zich niet te laten vaccineren tegen het coronavirus en welke instrumenten, ingezet door de overheid, GGD, buurtcentra, etc. ervoor zouden kunnen zorgen en hebben gezorgd dat de vaccinatiegraad omhoog gaat.Show less
In deze scriptie is vanuit historisch perspectief het Nederlandse vluchtelingenbeleid omtrent de Hongaarse vluchtelingen met de huidige instroom van Syrische vluchtelingen vergeleken. Onderzocht is...Show moreIn deze scriptie is vanuit historisch perspectief het Nederlandse vluchtelingenbeleid omtrent de Hongaarse vluchtelingen met de huidige instroom van Syrische vluchtelingen vergeleken. Onderzocht is in hoeverre er sprake is van verschillen of overeenkomsten in het vluchtelingenbeleid toentertijd en heden ten dage. Aangezien er in de bestaande literatuur tot op heden nog relatief weinig aandacht is geweest voor dit historisch perspectief, is er onder meer gekeken naar zowel de beleidskaders als de organisatorische aspecten van het asielbeleid in beide perioden. Hierbij zijn de grondslagen van bestuurshistorisch onderzoek en een bijbehorende historisch-institutionele benadering toegepast.Show less
Een casusstudie naar het gebruik van de opbrengst van het waterbeheerprogramma 2016-2021, als inbreng voor het opstellen van het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rivierenland aan de...Show moreEen casusstudie naar het gebruik van de opbrengst van het waterbeheerprogramma 2016-2021, als inbreng voor het opstellen van het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Rivierenland aan de hand van het Strategisch Planningsmodel van Bryson (2011).Show less