De laatste jaren neemt het aantal uren en het aantal werknemers dat werkzaamheden buiten kantoor (telewerk) uitvoert in de publieke sector toe. De opkomst van COVID-19 heeft geresulteerd in een nog...Show moreDe laatste jaren neemt het aantal uren en het aantal werknemers dat werkzaamheden buiten kantoor (telewerk) uitvoert in de publieke sector toe. De opkomst van COVID-19 heeft geresulteerd in een nog snellere en verdere toename in telewerk. Deze toename kan problemen opleveren op het gebied van leiderschap omdat leiders moeten omschakelen naar leiden op afstand. Dit kan vervolgens resulteren in een lagere werkbevlogenheid onder werknemers. Gevolgen hiervan kunnen bestaan uit mindere prestaties en een lagere mentale gezondheid van werknemers, waardoor de kans op burn-outs toeneemt. Om in kaart te brengen of telewerk daadwerkelijk deze negatieve gevolgen met zich heeft gebracht, is er gekeken welke invloed telewerk door COVID-19 heeft gehad op het leiderschap waargenomen door werknemers in de publieke sector en de mate van werkbevlogenheid die zij ervaren. Om dit te onderzoeken zijn werknemers van de Amerikaanse overheid die werkzaamheden zoals gewoonlijk door konden zetten, vergeleken met werknemers die door COVID-19 verplicht moesten telewerken. Hiervoor is gebruik gemaakt van data uit The Office of Personnel Management Federal Employee Viewpoint Survey 2020. Uit de data-analyse is gebleken dat telewerkers tegen de verwachtingen in over het algemeen hoger scoorden op waargenomen leiderschap en werkbevlogenheid dan niet-telewerkers. De hogere score bij werkbevlogenheid is voornamelijk te danken aan de indirecte invloed die telewerk uitoefent middels waargenomen leiderschap. Waargenomen leiderschap heeft dan ook een grote positieve invloed op werkbevlogenheid. Andere aspecten van telewerken hebben wel een minimale maar negatieve invloed op de werkbevlogenheid. Het onderzoek kent wel enige beperkingen. Zo worden hoger- en lager management beide meegenomen, wat de resultaten minder toepasbaar maakt voor beide takken van management. Ook worden veel verschillende afdelingen meegenomen in het onderzoek waardoor de toepasbaarheid op individuele afdelingen niet hoog is. Vervolgonderzoek kan zich toespitsen op individuele afdelingen waardoor er voor deze afdelingen bruikbaar telewerkbeleid geschreven kan worden.Show less
In deze scriptie is er onderzoek gedaan naar de relatie tussen netwerkorganisatie MVO Nederland en expliciet MVO in de financiële sector. Uit de combinatie van deze twee variabelen ontstond de...Show moreIn deze scriptie is er onderzoek gedaan naar de relatie tussen netwerkorganisatie MVO Nederland en expliciet MVO in de financiële sector. Uit de combinatie van deze twee variabelen ontstond de volgende onderzoeksvraag: ‘Wat is het effect van deelname bij de netwerkorganisatie MVO-Nederland op de uitvoering van expliciet MVO-beleid in de financiële markt? Er is voor dit onderzoek een vergelijkend onderzoek gekozen. Hierbij werd een deductieve benadering toegepast, met daarin een meervoudige casestudy ( ABN-AMRO en Aegon). Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van het ‘Most Similar Systems Design’ (MSSD) en een documentanalyse. De theorieën gebruikt in dit onderzoek zijn Neo-institutionele theorie en het sociologisch institutionalisme. ABN-AMRO is aangesloten bij MVO-Nederland, Aegon is dit nietShow less
In dit onderzoek is er gekeken naar de relatie tussen de mate van overheidsinvesteringen in percentages van het GDP en het percentage vrouwen in de top van het openbaar bestuur. De dataset is...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken naar de relatie tussen de mate van overheidsinvesteringen in percentages van het GDP en het percentage vrouwen in de top van het openbaar bestuur. De dataset is samengesteld uit de Worldbank database. De sample bestaat uit 26 OECD aangesloten landen en de data is gemeten over een tijdsperiode van 12 jaar, cohort 2006-2017. De lineaire regressie liet zien dat er een positieve correlatie is tussen de onderzochte variabelen. Dit resultaat is verder bestudeerd aan de hand van literatuuronderzoek. Hoewel dit onderzoek geen causaal verband kan aantonen, laat het wel zien dat het consistent is met de gestelde verwachtingen. Dit biedt mogelijkheden voor vervolgonderzoek.Show less
Uit onderzoek blijkt dat zowel diversiteit en inclusief leiderschap van invloed zijn voor het vormen van een inclusief klimaat (Ashikali, Groeneveld en Kuipers, 2020; Van Knippenberg, De Dreu &...Show moreUit onderzoek blijkt dat zowel diversiteit en inclusief leiderschap van invloed zijn voor het vormen van een inclusief klimaat (Ashikali, Groeneveld en Kuipers, 2020; Van Knippenberg, De Dreu & Homan, 2004). Er bestaat een verband tussen inclusief leiderschap en een inclusief klimaat enerzijds, en tussen diversiteit en een inclusief klimaat anderzijds. Een inclusief werkklimaat kan veel positieve effecten met zich meebrengen, maar het kan ook negatief uitpakken wanneer personen die ‘anders’ zijn worden uitgesloten. Er wordt gesteld dat inclusief leider van groot belang is bij het vormen van een inclusief werkklimaat (Ashikali, Groeneveld & Kuijpers, 2020). Het doel van dit onderzoek is om erachter te komen welke effecten inclusief leiderschap en diversiteit hebben op een inclusief werkklimaat. Er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Wat is de invloed van de mate van diversiteit en invulling van leiderschap op de aanwezigheid van een inclusieve werk omgeving van de afdeling Dienst Terugkeer en Vertrek van het ministerie van Justitie en Veiligheid? Omdat dit in mindere mate op een kwalitatieve manier in de publieke sector is onderzocht, is dit onderzoek daar van toegevoegde waarde voor de wetenschap. Op basis van de literatuur zijn twee verwachtingen opgesteld. In dit onderzoek is de focus gelegd op een team van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er zijn negen interviews afgenomen met medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Daarnaast hebben deze medewerkers nog een korte digitale vragenlijst ingevuld. Uit de antwoorden van de interviews en vragenlijsten is gebleken dat er, ondanks het weinige contact met de leidinggevende, wel sprake is van inclusief leiderschap, maar dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat het inclusieve werkklimaat door het inclusieve leiderschap komt. Wel heeft de diversiteit binnen het team bijgedragen aan het bestaan van een inclusief werkklimaat. De conclusie is dan ook dat inclusief leiderschap en diversiteit beide voor een inclusief klimaat kunnen zorgen, maar dat het geen vereiste hoeven te zijn. Omdat in dit onderzoek de focus lag op demografische verschillen (leeftijd, geslacht en etniciteit) liggen er nog kansen voor vervolgonderzoek op het gebied van niet-waarneembare verschillen.Show less
en onderzoek naar de verantwoordingslijnen in de publiek-private samenwerking. Er wordt gekeken naar de realisatie van een CCS project genaamd Porthos. Door een kwalitatief onderzoek wordt...Show moreen onderzoek naar de verantwoordingslijnen in de publiek-private samenwerking. Er wordt gekeken naar de realisatie van een CCS project genaamd Porthos. Door een kwalitatief onderzoek wordt onderzocht of er sprake is van informatie asymmetrie.Show less
In dit onderzoek is de relatie tussen risicovoorkeuren en solidariteit op landniveau onderzocht vanuit economisch-bestuurskundig oogpunt. Dit onderzoek is gedaan aan de hand van data uit de Global...Show moreIn dit onderzoek is de relatie tussen risicovoorkeuren en solidariteit op landniveau onderzocht vanuit economisch-bestuurskundig oogpunt. Dit onderzoek is gedaan aan de hand van data uit de Global Preference Survey. Deze data is verzameld op een representatieve manier in meer dan zeventig landen en betreft de economisch voorkeuren per land. Solidariteit is onderzocht aan de hand van vier indicatoren, namelijk gezondheid, werkeloosheid, inkomensongelijkheid en onderwijs. Tevens is solidariteit een uitdrukking van de verzorgingsstaat. De bevindingen tonen aan dat er een positief verband is tussen solidariteit en risicovoorkeuren, wat in lijn is met de literatuur. Dit houdt dus in dat landen met een hogere mate van solidariteit meer risicogedrag vertonen. Deze bevindingen zijn belangrijk aangezien er op basis van dit model vervolgonderzoek kan worden gedaan. Het verband tussen risicovoorkeuren en solidariteit als uitdrukking van de verzorgingsstaat, wat gevonden is in dit onderzoek, geeft dus een gedegen aanzet tot verder onderzoek binnen dit veld.Show less
Een hoge mate van politieke participatie draagt bij aan een stabiele democratie. Om deze reden zouden overheden moeten inzetten op verhoging van de politieke participatie. Uit eerder gedane studies...Show moreEen hoge mate van politieke participatie draagt bij aan een stabiele democratie. Om deze reden zouden overheden moeten inzetten op verhoging van de politieke participatie. Uit eerder gedane studies weten we dat dit onder andere kan door het verhogen van de leerplichtige leeftijd. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of dit effect in de 21e eeuw nog steeds geldt. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: In hoeverre hebben veranderingen in leerplichtwetgeving effect op de politieke participatie in Nederland? Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn er meerdere regressies uitgevoerd. Ten eerste wordt de relatie tussen het aantal jaren onderwijs en politieke participatie in Europa in beeld gebracht. Daarnaast wordt er gekeken naar het effect van een leerplichtwijziging uit 2007 in Nederland op de politieke participatie. Met behulp van deze beleidswijziging is een quasi-experiment opgezet, waarin door middel van verschillende indicatoren voor politieke participatie kan worden gekeken naar het algehele begrip. Aan de hand van de uitgevoerde regressies kan geconcludeerd worden dat een toename van het aantal jaren onderwijs ervoor zorgt dat men in Europa meer politiek participeert. Daarnaast zorgt de verhoging van de leerplichtige leeftijd in Nederland ervoor dat de mate van politieke participatie in dit land toeneemt. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit voor andere Europese landen ook geldt. Op basis hiervan wordt aanbevolen dat Europese landen met een relatief lage leerplichtige leeftijd deze zouden moeten verhogen om een hogere mate van politieke participatie te bewerkstelligen. Eventueel vervolgonderzoek zou een soortgelijk onderzoek kunnen zijn met meerdere landen en een grotere database.Show less
Verzelfstandiging bij de overheid is al een aantal jaren een trend. Een type organisatievorm dat hierbij hoort is de zogenaamde zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een organisatie die wat meer op...Show moreVerzelfstandiging bij de overheid is al een aantal jaren een trend. Een type organisatievorm dat hierbij hoort is de zogenaamde zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Een organisatie die wat meer op afstand staat van de politiek en waar de minister niet direct voor verantwoordelijk is. Maar wat als die organisatie niet de prestaties haalt die (vanuit de samenleving en/of politiek) gewenst zijn, wie is er dan verantwoordelijk. In dit onderzoek is gekeken naar of en hoe de verantwoordingsrelatie tussen zbo en ministerie is veranderd na een reeks van incidenten. Er is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek.Show less