Dit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin...Show moreDit onderzoek gaat over de opkomende digitale trend de Digital Twin en of burgers denken dat het de informatie-asymmetrie kan verkleinen. De hoofdvraag van dit onderzoek is: Kan een Digital Twin vanuit het burgerperspectief bijdragen aan het verkleinen van een informatie-asymmetrie tussen coproducerende burgers en overheidsprofessionals? Over de informatie-asymmetrie en Digital Twins is niet zo veel bekend. Op basis van literatuuronderzoek en acht vignette-interviews is de conclusie dat een Digital Twin zeker een een geschikt middel zijn om de informatie-asymmetrie tussen burger en overheid te verkleinen. De asymmetrie zit in de proces- en vakkennis tussen zowel burgers onderling als de overheid en de burger. Dit creëert ongewenste verschillen. Een Digital Twin kan een rol spelen om die asymmetrie te verkleinen. Ondanks de ondersteuning van een Digital Twin zal tussen overheid en burger altijd een vorm van informatie-asymmetrie aanwezig blijven. Het toevoegen van verschillende informatieniveaus is een oplossing om de verschillende doelgroepen tussen de burgers beter te bereiken.Show less
Over op wat voor manier boundary spanning kwaliteiten via sociaal kapitaal effect hebben op de duurzaamheid van een right to challenge initiatief in Nederland.
Dit onderzoek gaat over hoe gemeentelijke professionals aankijken tegen het concept democratische legitimiteit in het coproduceren van beleid met burgers, en hoe zij hun eigen rol zien in dit...Show moreDit onderzoek gaat over hoe gemeentelijke professionals aankijken tegen het concept democratische legitimiteit in het coproduceren van beleid met burgers, en hoe zij hun eigen rol zien in dit proces. Gemeentes gaan steeds meer op zoek naar samenwerking met burgers – de doelgroep – in het vormgeven en uitvoeren van beleid, om op een efficiënte en effectieve manier te kunnen besturen. Er zijn met deze ontwikkeling veel vragen ontstaan omtrent de democratische legitimiteit van de nieuwe en directere vorm van samenwerken met (groepen) burgers, genaamd ‘coproductie’. Coproductie wordt beschouwd als de gezamenlijke ontwikkeling van beleidsoplossingen tussen gemeente en burgers (Leyenaar, 2009, p.10). Democratische legitimiteit gaat over draagvlak voor beleid, maar bijvoorbeeld ook over de rechtvaardiging van beslissingen van overheidsinstanties en de controleerbaarheid van deze instanties door burgers (Eshuis & Edwards, 2013, p1070-1071). Omdat er in het nastreven van democratische legitimiteit in coproductieprocessen vaak tegenstrijdigheden zijn tussen elementen als participatie en representatie (van burgers) en participatie en verantwoording over beleid, zoekt dit onderzoek uit hoe gemeentelijke professionals tegen democratische legitimiteit aankijken, en welke rol zij aan zichzelf toekennen in het coproductieproces met burgers. Dit laatste is belangrijk omdat gemeentelijke professionals nog altijd doorslaggevende keuzes maken omtrent beleid. Wanneer beleid niet aansluit op de wensen van burgers kan dit de uitval van coproductieprocessen veroorzaken en de positie van de kwetsbare burgers verergeren. Q-methodologie is toegepast om met behulp van vooraf geformuleerde stellingen de verschillende visies van onderzochte respondenten te ontdekken, met als resultaat twee prominente discoursen (visies). De ontdekte discoursen, ‘De optimistische professional aan het roer’ en ‘De waakzame professional aan het roer’, staan respectievelijk voor een positieve en wat meer kritische houding jegens de rol van burgers in coproductieprocessen, met de redenering dat burgers de efficiëntie en effectiviteit van het proces kunnen belemmeren. Beide visies pleiten ondanks hun verschillen voor een intensieve sturingsrol van de gemeente, waarschijnlijk vanuit de angst dat wanneer zij als professionals te veel beslissingsbevoegdheid wegleggen bij groepen burgers, zij controle verliezen over het verloop en de uitkomst van het coproductieproces en daarmee het risico lopen dat er weinig terecht komt van efficiënte en effectieve beleidsontwikkeling. Zij moeten dan verantwoording afleggen over beleid waar zij weinig aan hebben bijgedragen en wat misschien niet eens werkt.Show less
Samenwerken is een challenge. Gemeenten hebben een wens tot meer Right to Challenge (RtC). RtC houdt in dat een buurt of wijk het recht krijgt om lokale voorzieningen en taken van de gemeente te...Show moreSamenwerken is een challenge. Gemeenten hebben een wens tot meer Right to Challenge (RtC). RtC houdt in dat een buurt of wijk het recht krijgt om lokale voorzieningen en taken van de gemeente te challengen als zij denken dit zelf anders en beter te kunnen organiseren. Om dit te bewerkstelligen moet een gemeente inwoners ondersteunen en begeleiden die de challenge aangaan. Dit lukt echter niet in alle gevallen en dat zou wel eens kunnen liggen aan de rol die de professional aanneemt. Vanuit deze constatering is een onderzoek gestart naar de verschillende rollen van de professionals die direct betrokken zijn bij bewonersinitiatieven ontstaan via RtC. Deze studie is deductief. Dit betekent dat er gebruik is gemaakt van rollen opgesteld vanuit een eerder onderzoek van Vanleene, Voets & Verschuere (2017). Zij onderzochten drie mogelijke effecten die coproductie tussen inwoners en overheid kan opleveren als inclusie, versterking positie inwoners en billijkheid van de voordelen van coproductie tussen overheid en inwoners. Het onderzoek laat zien dat de professionals, in dit geval opbouwwerkers, een positieve bijdrage kunnen leveren op bovenstaande elementen van coproductie als zij een bepaalde rol aannemen, namelijk de rol van vriend, leider, bemiddelaar en vertegenwoordiger. In het huidige onderzoek is getoetst op welke wijze de vier rollen invloed hebben op de samenwerking met RtC. Dit is gedaan door zowel de professional als de inwoner betrokken bij vier challenges in de gemeente Rotterdam te interviewen. Vervolgens in de resultaten te omschrijven welke rollen zichtbaar zijn. In de conclusie te bepalen of het mechanisme, de rol van de ambtenaar heeft invloed op samenwerking, standhoudt. Daaruit blijkt dat samenwerken een uitdaging (challenge) blijft en dat de ene rol meer invloed heeft op samenwerken dan de ander.Show less
Beleidsmakers en politici willen coproductie inzetten bij het ontwikkelen van innovatieve publieke diensten die daadwerkelijk voldoen aan de behoeftes van burgers. Het lijkt alsof deze instrumenten...Show moreBeleidsmakers en politici willen coproductie inzetten bij het ontwikkelen van innovatieve publieke diensten die daadwerkelijk voldoen aan de behoeftes van burgers. Het lijkt alsof deze instrumenten worden gezien als een effectieve werkwijze om het vertrouwen van de burger te heroveren. Er ontbreken echter empirische studies die deze aanname bevestigen. De gewenste en verwachte effecten zijn onvoldoende onderzocht waardoor de verwachte effecten ideologisch van aard kunnen zijn en dit is deels terug te zien in de academische literatuur. Er wordt in de literatuur nog betrekkelijk weinig kritische noten gezet bij de aanname die stelt dat coproductie onder meer leidt tot het leveren van betere publieke diensten en dat dit vervolgens tot meer vertrouwen in de overheid zal leiden. Deze thesis richt zich op de effecten van coproductie, maar op een ander belangrijk en tot nu toe minder vaak beantwoord vraagstuk. Meer specifiek identificeert deze thesis het volgende gat in de literatuur dat de uitkomsten van coproductie onvoldoende zijn onderzocht. De focus ligt meer op of de vraag of coproductie leidt tot meer effectiviteit, efficiency, klanttevredenheid en burgerbetrokkenheid. Deze thesis zal het geheel aan kennis vergroten over de specifieke uitkomsten van coproductie en of dit de democratische kloof ook zal doen verkleinen. Om de geïdentificeerde wetenschappelijke gat te onderzoeken zijn de volgende twee verwachtingen opgesteld. De eerste verwachting in dit onderzoek is dat bij een slechte coördinatie en mismatch van de verwachtingen bij coproductie het vertrouwen van de burger in de overheid niet zal toenemen. De tweede verwachting is dat een lage mate van external political efficacy ertoe zal leiden dat het vertrouwen van de burger in de overheid niet zal toenemen. Om deze twee verwachtingen te testen in de praktijk zijn er 12 semigestructureerde interviews afgenomen bij twee diverse groepen in De Kleine Wereld en de Bloemenbuurt, te Amsterdam Noord. Er zijn zes interviews afgenomen bij burgers die wel hebben deelgenomen aan een coproductieproject en zes interviews bij burgers die niet hebben deelgenomen aan dit project. Krijgen burgers in toenemende mate vertrouwen in de overheid, zodra en nadat zij hebben deelgenomen aan een coproductieproject? De onderzoeksbevindingen die zijn voortgekomen uit de interviews tonen aan dat het vertrouwen in de gemeente Amsterdam niet is toegenomen als de burgers uit Amsterdam Noord gaan coproduceren. Uit de analyse is gebleken dat een gebrekkige transparantie in de genomen beslissingen, schaarse terugkoppeling van informatie richting de coproducerende burger en het competitie-element tijdens het coproductieproces leidde tot een slechte coördinatie van het coproductieproces, waardoor burgers tijdens een dergelijk proces vaak in het duister tastten. Hierdoor hebben de coproducerende burgers andere verwachtingen dan de gemeenteambtenaren uit Amsterdam die het proces aansturen. Coproducerende burgers krijgen voldoende gelegenheid om inspraak te leveren, maar krijgen in onvoldoende mate terugkoppeling over wat er met deze input is gebeurd. Hierdoor hebben de burgers een lage mate van political efficacy. De twee verwachtingen van dit onderzoek zijn aangenomen en er kan geconcludeerd worden dat na het deelnemen aan de coproductieproject het vertrouwen van de burgers in de gemeente Amsterdam niet is toegenomen. Er is sprake is van een slechte coördinatie van het coproductieproces, mismatch van verwachtingen tussen de coproducerende burgers en gemeenteambtenaren en onvoldoende terugkoppeling over de genomen beslissingen. Op basis van de beantwoording van de onderzoeksvraag zijn de volgende vijf aanbevelingen geformuleerd: 1. Stel een specifiek kader op met de doelen, taken, rolverdeling, transparantie en financiering, waardoor het coproductieproces voor alle deelnemende partijen duidelijk is. 2. Wees er van bewust dat de coproducerende burgers naast inspraak ook transparantie willen over de genomen beslissingen. 3. Wees er van bewust dat het competitie-element tijdens het coproductieproces de coproducerende burgers demotiveert. 4. Wees er van bewust dat coproductieprojecten leiden tot verwachtingen bij de coproducerende partijen. 5. Realiseer als gemeente dat maar een klein groep zal coproduceren.Show less
This thesis analyses the relationship between leadership and citizens’ motivation during processes of co-production. In particular, this research tries to test whether the transformational...Show moreThis thesis analyses the relationship between leadership and citizens’ motivation during processes of co-production. In particular, this research tries to test whether the transformational leadership of professionals have an influence on the motivation of citizens to stay engaged in processes of co-production. Each dimension of this particular style of leadership is analysed and is applied to the motivation of citizens in the context of co-production. This research aims to explain whether there exists a relationship between the transformative leadership style and a continued engaged motivation of citizens during processes of co-production.Show less
Vrijwel alle gemeenten in Nederland staan voor de opgave om de hoeveelheid huishoudelijk restafval per inwoner per jaar aanzienlijk te verminderen. De burgers spelen hierin een grote rol, aangezien...Show moreVrijwel alle gemeenten in Nederland staan voor de opgave om de hoeveelheid huishoudelijk restafval per inwoner per jaar aanzienlijk te verminderen. De burgers spelen hierin een grote rol, aangezien burgers veelal verantwoordelijk zijn voor het aanleveren en scheiden van hun huishoudelijk afval. Voor veel lokale overheden en overheidsorganisaties is het van belang om burgers te motiveren om bij te dragen aan dit coproductieproces. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen welke beleidsfactoren kunnen worden gebruikt om burgers te motiveren en in welke mate deze de motivatie beïnvloeden. Hierbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: “In welke mate motiveert de inzet van verschillende beleidsfactoren door lokale overheden burgers tot participatie in het coproductieproces van het scheiden van huishoudelijk afval?” In dit onderzoek is voor vier beleidsfactoren geanalyseerd hoe deze de motivatie bij burgers tot het scheiden van afval beïnvloeden, namelijk: 1. Gemak voor burgers 2. Communicatie 3. Training 4. Externe stimulatie De steekproef voor dit onderzoek bestaat uit 324 inwoners van de gemeente Nissewaard, waar de NV REINIS verantwoordelijk is voor de afvalverwerking. De variabelen voor de verschillende beleidsfactoren zijn gevormd naar beschikbare literatuur omtrent coproductie en het scheiden van afval en de praktijk van REINIS. Uit de analyse komt naar voren dat alle beleidsfactoren elementen bevatten die een significant gewicht hebben binnen de motivatie bij burgers om afval te scheiden. Hierbij komen enkele variabelen naar voren als belangrijke predictor, zoals de afstanden die burgers moeten afleggen naar afvalpunten, de mate waarin burgers zich betrokken voelen, de kennis van burgers over het scheiden van afval en de hoogte van de afvalstoffenheffing. Met al deze variabelen zal rekening gehouden moeten worden wanneer lokale overheden of overheidsorganisaties burgers willen motiveren tot het scheiden van afval. Specifiek voor de gemeente Nissewaard en REINIS blijkt de beleidsfactor communicatie een belangrijk punt waar verbetering behaald kan worden. Zo geven veel respondenten aan zich niet betrokken te voelen bij het coproductieproces en graag meer communicatie te willen ontvangen vanuit REINIS. Hier ligt voor REINIS veel ruimte om burgers te motiveren tot het scheiden van afval.Show less
Living labs as an innovative form of co-creation challenges public professionals in their daily work when they represent the local government in the living lab. Aiming to distinguish perspectives...Show moreLiving labs as an innovative form of co-creation challenges public professionals in their daily work when they represent the local government in the living lab. Aiming to distinguish perspectives of public professionals on their roles and tasks in the living lab, Q-methodology was used and resulted in three perspectives: The representing professional, the online professional and the participating professional. The perspectives provide insight in the relation between the local government and the living lab and the research uncovered a small gap between theoretical knowledge about possible roles and how public professionals themselves identify them, empirically. The results of Q-methodology are not generalizable and therefore it could be interesting to further study the institutional context of living labs and how this context affects the roles and tasks of the public professional.Show less