This research has investigated the classical rhetorical concept of ‘ethos’. While the notion of ethos has been recognised and studied since Classical Antiquity, there has been a lack of...Show moreThis research has investigated the classical rhetorical concept of ‘ethos’. While the notion of ethos has been recognised and studied since Classical Antiquity, there has been a lack of methodological means to identify and evaluate specific ethos-techniques. In addition, various terminologies have been used interchangeably to describe ‘ethos’, which has led to confusion. This study has addressed both issues by investigating classical and modern notions of ethos. Conclusively, this research has broken down the concept of ethos into the term ‘invented ethos’ (also called ‘persona’) and ‘reputation’ (also called ‘situated ethos’). Accordingly, a new method was developed to determine one’s reputation, identify ethos-techniques in one’s speeches, and evaluate one’s overall ethos. As a means to test this new model, a case study was conducted of two Dutch, relatively young politicians – Thierry Baudet and Jesse Klaver – who, as new party leaders, despite their young age and relative lack of experience, won a significant number of seats for their parties, in the Dutch House of Representatives in the 2017 elections. The corpus consisted of four speeches: two speeches of each politician. The analysis suggested that Baudet scores high when it comes to his expertise, but lower on sympathy and reliability. This can be explained by the fact that, contrary to the classical and modern advice, Baudet is not very modest and uses complex language. Klaver on the other hand, scores high on sympathy, low on reliability, and average on expertise. Looking at the total scores, the theorised ethos-advices were mostly reflected in Klavers’ speeches, who also had the highest reputation score. The analysis further showed that the two politicians maintain similar ethos-aims. They are both portraying themselves as the underdogs: outsiders who are part of the public and who are fighting the political elite. Still, certain unexplored ethos-techniques were employed by both politicians. Most prominently, both make significant use of ‘namedropping’, yet with a different result. Baudet’s namedropping of inter alia literary authors and classical music, seems to be aimed at underlining his expertise, which is also stressed by his use of flowery and grandiloquent language. Contrarily, Klaver seems to employ namedropping of famous (Dutch) persons, in order to put more emphasis on his popularity and likeability, which is also supported by his more conversational tone and his casual look. Nevertheless, Baudet’s and Klaver’s growing ethos and overall popularity suggests that lack of experience of expertise is not that important. Future research is recommended to further assess the effects of self-praising, self-mockery, and namedropping, on one’s ethos. KEYWORDS: Ethos, Credibility, Reputation, Rhetoric, PoliticsShow less
Deze scriptie behandelt een vergelijkend onderzoek naar drie vroegmoderne Nederlandse vertalingen van Utopia en hoe deze zich verhouden tot de tekst van Thomas More. Hierbij is er voornamelijk...Show moreDeze scriptie behandelt een vergelijkend onderzoek naar drie vroegmoderne Nederlandse vertalingen van Utopia en hoe deze zich verhouden tot de tekst van Thomas More. Hierbij is er voornamelijk aandacht besteed voor de dialoog in Boek I.Show less
In dit onderzoek wordt beschreven hoe literatuur kan worden ingezet in het hedendaags burgerschapsonderwijs. Dit is gedaan om het literatuuronderwijs te stimuleren. Er wordt beargumenteerd dat...Show moreIn dit onderzoek wordt beschreven hoe literatuur kan worden ingezet in het hedendaags burgerschapsonderwijs. Dit is gedaan om het literatuuronderwijs te stimuleren. Er wordt beargumenteerd dat literatuur kan worden ingezet om leerlingen om te leiden tot kritische burgers met kennis over zichzelf en de wereld om zich heen. Om aan te tonen dat literatuur kan worden ingezet om met leerlingen te spreken over een thema van burgerschap 'Immigratie', worden er drie romans geanalyseerd die inspelen op dit thema.Show less
In zijn reisverhaal De laatste resten tropisch Nederland doet W.F. Hermans verslag van zijn reis naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Deze scriptie plaatst De laatste resten tropisch Nederland...Show moreIn zijn reisverhaal De laatste resten tropisch Nederland doet W.F. Hermans verslag van zijn reis naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Deze scriptie plaatst De laatste resten tropisch Nederland in het onderzoek naar Hermans’ autonomie en wil een aanvulling hierop zijn. Autonomie blijkt in dit reisverhaal namelijk anders te functioneren dan in Hermans’ ‘gecanoniseerde’ romans.Show less
Het kan van adverteerders redelijkerwijs worden gezegd dat zij strategisch manoeuvreren. Enerzijds proberen zij een doelgroep zo effectief te overtuigen van hun boodschap, anderzijds hebben zij...Show moreHet kan van adverteerders redelijkerwijs worden gezegd dat zij strategisch manoeuvreren. Enerzijds proberen zij een doelgroep zo effectief te overtuigen van hun boodschap, anderzijds hebben zij veel verschillende grenzen om zich aan te houden: zowel de discussieregels als grenzen van het actietype. Deze grenzen zijn vastgelegd in de Nederlandse Reclame Code (NRC), die in stand wordt gehouden door de Reclame Code Commissie (RCC) en het College van Beroep (CvB) van de Stichting Reclame Code (SRC). Ook de adviezen van de Stichting zijn gebonden aan een kader. Het doel van dit onderzoek is analyseren in hoeverre de gronden waarop de RCC en het CvB hun beslissingen baseren, verfijnd kunnen worden aan de hand van de inzichten uit de pragmatiek. In de pragmatiek is al veel geschreven over misleiding, maar er is nog geen systematische manier om uitingen te analyseren. Daarom is – na het behandelen van de literatuur over coöperatie, liegen, manipulatie en bedrog vanuit een Griceaans perspectief – een eerste poging gedaan om een operationele definitie op te stellen. Deze is vervolgens gebruikt om drie dossiers van de SRC te (her)analyseren. In deze zaken hebben zowel de RCC als het CvB uitspraken gedaan, die niet altijd overeenkwamen, wat erop duidt dat er niet zonder meer overeenstemming is als het gaat om uitspraken over misleiding. Dit biedt ook de mogelijkheid tot verfijning van de gronden. Uit de analyse bleek dat er zeker manieren zijn waarop de inzichten uit de pragmatiek de gronden van de uitspraken kunnen verfijnen. Allereerst door de operationele definitie van misleiding mee te nemen, waarbij verschillende elementen geëxpliciteerd worden, die nu slechts gevoelsmatig behandeld lijken te worden. Daarnaast door niet alleen op de letterlijke tekst te focussen, ontstaat er een mogelijkheid ook het effect van implicaties en implicaturen te zien, die worden opgeroepen maar niet letterlijk aanwezig zijn. Als laatste is er nog een praktisch punt, dat in de behandeling van de RCC al verder wordt doorgezocht naar statistische onderbouwing van argumenten van de twee partijen. Hoewel er nog een aantal kanttekeningen en verbeterpunten te noemen zijn bij de analyse en resultaten/conclusies, laat dit onderzoek wel een mogelijkheid zien. De uitspraken over misleiding van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep kunnen consistenter worden onderbouwd, door inzichten uit de pragmatiek te gebruiken. Vervolgonderzoek zou deze inspanning op grotere schaal kunnen uitvoeren, om te kijken of de conclusies ook kwantificeerbaar zijn.Show less
In dit onderzoek heb ik bestudeerd of de veertiende-eeuwse Roman van Heinric en Margriete van Limborch van Hein van Aken aanknopingspunten biedt om als Young-Adult literatuur benaderd te worden en...Show moreIn dit onderzoek heb ik bestudeerd of de veertiende-eeuwse Roman van Heinric en Margriete van Limborch van Hein van Aken aanknopingspunten biedt om als Young-Adult literatuur benaderd te worden en op deze manier makkelijker opgenomen kan worden in het voortgezet onderwijs.Show less
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek naar modaal gebruik van soms. Met behulp van een samengesteld subcorpus uit tweets wordt de functie achterhaald van soms in vraagzinnen. De literatuur...Show moreDit onderzoek is een kwalitatief onderzoek naar modaal gebruik van soms. Met behulp van een samengesteld subcorpus uit tweets wordt de functie achterhaald van soms in vraagzinnen. De literatuur stelt dat modaal soms enkel in vraagzinnen voor kan komen en inwisselbaar is met misschien. Om de functie van modaal soms te bepalen is naar de verschillen en overeenkomsten tussen temporeel en modaal soms gekeken. Uit de studie is duidelijk geworden dat soms zowel modaal als temporeel de kern ‘er is’ bevat. Modaal soms is niet altijd inwisselbaar met misschien, bij veel gevallen van soms bevat de zin niet dezelfde boodschap als misschien gebruikt wordt. Dit is aangetoond door modaal soms te categoriseren in de categorieën bevestigingsvraag, nuance, suggestief en provoceren. In de categorieën suggestief en provoceren past misschien vaak niet op de plek van soms, de spreker weet zelf het antwoord al en wil een beeld oproepen of een reactie uitlokken. Soms kan dus zinnen beleefder maken, maar kan ook voorkomen in zinnen die nietbeleefd bedoeld zijn. Tijdens de analyse van het corpusmateriaal is gebleken dat soms zich leent voor een specifieke constructie, de of niet soms-constructie. Deze constructie heeft een dwingend karakter, is sterker dan de bevestigingsvraag met toch, maar is minder sterk dan of niet dan. De constructie helpt de functie van soms vast te stellen door te kijken naar de rol van soms binnen de constructie.Show less
In deze scriptie worden twintig reisverhalen uit vier jaargangen van het tijdschrift Avenue onderzocht vanuit een postkoloniale benadering, omdat reisverhalen veel informatie bevatten over het ...Show moreIn deze scriptie worden twintig reisverhalen uit vier jaargangen van het tijdschrift Avenue onderzocht vanuit een postkoloniale benadering, omdat reisverhalen veel informatie bevatten over het (post)koloniale denken van de auteurs. In de analyse van de reisverhalen ben ik op zoek gegaan naar verhuld koloniale denkbeelden van auteurs, aan de hand van de volgende vier discoursen die Debbie Lisle (2006) onderscheidt: literair genre; literaire subjectiviteit; moderne geografie en nostalgie. Uit de analyse van de reisverhalen is gebleken dat de vier discoursen in zowel de onderzochte reisverhalen uit de jaargangen 1967-1968 als uit de jaargangen 993-1994 voorkomen, wat laat zien dat in deze verhalen dus ook verhuld koloniale denkbeelden van de auteurs naar voren komen. Hieruit is gebleken dat de onderzochte auteurs van de teksten uit de jaargangen 1993-1994 niet zozeer meer postkoloniaal bewustzijn vertonen dan de auteurs van teksten uit de jaargangen 1967-1968 van het tijdschrift Avenue.Show less
In de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar...Show moreIn de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar zichzelf refereren in hun uiting. Hierin zou het Nederlands verschillen van het Engels, waar uitingen als same zonder referentie naar degene die de uiting doet expliciete positieve alignment uit kunnen drukken. In het Nederlands komt sinds enkele jaren echter de vaste combinatie maar echt voor in onvolledige zinnen, wat een vergelijkbare functie lijkt te hebben als combinaties als echt wel, echt hoor en echt hè in onvolledige zinnen. In dit onderzoek wordt de functie van deze echt-constructies gespecificeerd met behulp van de theorie over stancetaking en alignment. Hiervoor worden openbare Twittergesprekken geanalyseerd op de aanwezigheid van andere elementen in de directe co-tekst van echt-constructies die wijzen op de inname stance en het uitdrukken van alignment. Uit de gegevens blijkt dat echt-constructies voor komen met verschillende elementen die positieve alignment uitdrukken. Onder die elementen vallen alignment markers als ja en ook, het toepassen van parafrase en uitbreiding, het gebruik van emoticons, het toepassen van afwijkende interpunctie en onconventioneel hoofdlettergebruik. Vanwege de inbedding van de echt-constructies in deze elementen wordt geconcludeerd dat de echt-constructies markeerders van positieve interpersoonlijke alignment zijn. Of taalgebruikers bij het inzetten van deze alignment-markeerders volledige verantwoordelijkheid dragen voor hun stance, zoals bij het gebruik van same, is nog onduidelijk en lijkt sterk contextafhankelijk. Dat echt-constructies bruikbaar zijn voor het uitdrukken van positieve alignment kan het gevolg zijn van de hedge-functie van echt: het is een epistemisch bijwoord dat een hoge mate van zekerheid uitdrukt over de waarheid van een propositie, waardoor het ook een hoge mate van positieve alignment uit kan drukken. In de nieuwe constructie maar echt zou het kunnen dat maar deze hoge-graadlezing nog verder versterkt. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het duiden van mogelijke functieverschillen tussen de varianten van de echt-constructie en deze verschillen met experimenteel onderzoek ondersteunen.Show less
In deze scriptie staat de vraag centraal: 'Hoe werd in literatuur, in het bijzonder historische romans, en literatuurgeschiedschrijving het Nederlandse beeld van het eigen verleden geconstrueerd?’...Show moreIn deze scriptie staat de vraag centraal: 'Hoe werd in literatuur, in het bijzonder historische romans, en literatuurgeschiedschrijving het Nederlandse beeld van het eigen verleden geconstrueerd?’ Er worden drie literatuurgeschiedenissen en vier historische romans geanalyseerd uit de periode 1800-1860. Niet zozeer de constructie van het verleden wordt geanalyseerd, maar de manier waarop teksten bij de lezer identificatie met zo'n constructie bereiken staat centraal. Methodologisch vertrek ik vanuit een model voor identificatie van Smith (1995), aangescherpt door Giovanelli (2008). Op basis van een overzicht van empirisch identificatieonderzoek (Cohen & Tal-Or 2017) zijn drie tekstuele kenmerken geselecteerd: vertelperspectief, beschrijvingen en het type narratief (naar Soni 2007). Alle casus worden op deze kenmerken geanalyseerd; bij de literatuurgeschiedenissen wordt wel in plaats van perspectief gekeken hoe de auteur zijn ethos construeert. In alle gevallen wordt de (idee)historische context betrokken bij de tekstinterpretatie.Show less