Deze scriptie laat zien hoe de waardering van de verschillende types landschapschilderkunst uit de 17de eeuw heel verschillend was in de 18de en de 20ste eeuw. De 18de-eeuwse kunstcriticus Arnold...Show moreDeze scriptie laat zien hoe de waardering van de verschillende types landschapschilderkunst uit de 17de eeuw heel verschillend was in de 18de en de 20ste eeuw. De 18de-eeuwse kunstcriticus Arnold Houbraken met zijn Grote schouburgh en de 20ste-eeuwse kunsthistoricus Wolfgang Stechow met zijn Dutch Landscape Painting schrijven ieder in zijn opus magnum over de ontwikkeling van de landschapschilderkunst uit de 17de eeuw. Hun keuzes van landschapskunstenaars die zij bespraken waren beïnvloed door de overheersende overtuigingen in de maatschappij en de wereld van kunstgeschiedenis van hun tijd - het classicisme in het geval van Houbraken en het impressionisme in het geval van Stechow.Show less
In verschillen gemeenschappen wordt er meer dan één taal tijdens dezelfde conversatie gesproken. Dit kan een manier of een stijl van spreken zijn waarin tweetaligen tussen twee of meer talen zich...Show moreIn verschillen gemeenschappen wordt er meer dan één taal tijdens dezelfde conversatie gesproken. Dit kan een manier of een stijl van spreken zijn waarin tweetaligen tussen twee of meer talen zich bewegen (Jeff MacSwan, 2000). Dit fenomeen wordt Code-switching genoemd. Dit fenomeen is sinds de jaren 50 veel bestudeerd (Walters, 2005) en er zijn taalkundigen die code-switching als een originele manier van taalgebruik zien en als een ontwikkeling van taalkennis bij tweetalige sprekers (Klimpfinger, 2007). Toch kan dit fenomeen alleen maar op basis van bepaalde morfosyntactische regels uitgevoerd worden (Poplack, 1980; Myers-Scotton, 1993; MacSwan, 1999; MacSwan 2000). In deze literatuurstudie kijk ik naar twee recente en controversiële visies op beperkingen op code-switching. De eerste visie die besproken wordt is het Matrix Language-Frame model voor code-switching (Carol Myers-Scotton, 1993). De tweede visie die ik over beperkingen op code-switching weergeef, is het Minimalist Program model (MacSwan, 1999). Het doel van deze literatuurscriptie is te bekijken welk van de bovenstaande modellen de beperkingen van de plaatsing van het bijvoeglijk naamwoord binnen de naamwoordgroep in code-switching Nederlands-Spaans kan verklaren.Show less
'Code-switching' is een onderwerp waarbij veel vragen worden gesteld. Het bestuderen van asymmetrische en symmetrische 'Code-switching' en de tijdkosten, zijn actuele onderzoeken. Veel definities...Show more'Code-switching' is een onderwerp waarbij veel vragen worden gesteld. Het bestuderen van asymmetrische en symmetrische 'Code-switching' en de tijdkosten, zijn actuele onderzoeken. Veel definities brengen 'Code-switching' in verband met Transfer ? Hoe onderscheidt men Transfer en leerstrategieen ? Is 'Code-switching een oorzaak van cross-linguitic activation of wordt 'Code-switching' tevens gebruikt als een leerstrategie. Onderzoekers bestuderen neurocognitieve mechanismen om meer te leren over 'Code-switching' en of het alleen een kenmerk bij tweetalige sprekers is.Show less
Is code-switching een leerstrategie of niet, of is code-switching alleen maar een kenmerk van tweetaligheid, Een aantal onderzoekers hebben bevestigt dat het een resultaat was van parallele cross...Show moreIs code-switching een leerstrategie of niet, of is code-switching alleen maar een kenmerk van tweetaligheid, Een aantal onderzoekers hebben bevestigt dat het een resultaat was van parallele cross-language activationShow less
In my paper I decided to compare how fast people learn Dutch as their third language compared to how they learn it as their fourth. My hypothesis was that the people who learn it as fourth are...Show moreIn my paper I decided to compare how fast people learn Dutch as their third language compared to how they learn it as their fourth. My hypothesis was that the people who learn it as fourth are gonna be better (they'll have better mastery of the language after the same amount of time following the same course compared to people who learn it as their third language). To test my hypothesis I ran an experiment with the help of students who were learning Dutch at the Leiden University. They came from 2 different courses and each group had a selection of students who learned Dutch as third or fourth language.Show less
In het Nederlands is het woord er in verschillende functies te gebruiken. Men onderscheidt grammaticale functies en verwijzende functies. Beide soorten hebben nog verdere onderverdelingen. Bij de...Show moreIn het Nederlands is het woord er in verschillende functies te gebruiken. Men onderscheidt grammaticale functies en verwijzende functies. Beide soorten hebben nog verdere onderverdelingen. Bij de verwijzende functies vormt de functie er in combinatie met een voorzetsel een uitzondering. Deze functie wordt ook als voornaamwoordelijk bijwoord aangeduid en ondergaat daarmee ook de splitsingsregels die gelden voor deze woordsoort. Het voornaamwoordelijk bijwoord is vaker onderzocht, maar alleen in bredere zin (Haeseryn 1989,Van der Horst 1992, Honselaer 1994), evenals de presentatieve vormen van er (Grondelaers 1994, van Boxtel 2005). Specifiek over er in combinatie met een voorzetsel is, voor zover ik weet, nog geen onderzoek gedaan, zeker niet wat betreft de verwerving ervan door T2-leerders. Een ander punt is dat de splitsingsregels ook weer onderverdeeld zijn in drie vormen waarbij de splitsing verplicht, facultatief of onmogelijk is. Voor de voornaamwoordelijke bijwoorden met er zijn daarvan de meest voorkomende vormen de verplichte of onmogelijke splitsing. Verder spelen er nog verschillende regels met betrekking tot de plaats in de zin van het voorzetsel een rol in het correcte gebruik van deze functie van er.Show less
Speelt taalaanleg een belangrijke rol voor de ‘ultimate attainment’ van tweetaligen? Want er is een groot verschil tussen de ‘ultimate attainment’ tussen vroege en late tweetaligen. In deze...Show moreSpeelt taalaanleg een belangrijke rol voor de ‘ultimate attainment’ van tweetaligen? Want er is een groot verschil tussen de ‘ultimate attainment’ tussen vroege en late tweetaligen. In deze scriptie ga ik met literatuuronderzoek na of er een verbinding is op het aspect van morfosyntaxis en collocaties tussen de taalaanleg en het 'age effect'. Door onderzoeken over taalaanleg en near-nativeness kunnen we zien dat taalaanleg een voorwaarde is voor late tweetaligen om ‘near- native’ niveau te bereiken. Volgens de meeste onderzoekers speelt taalaanleg een belangrijke rol in morfosyntaxis voor late tweetaligen. Voor vroege tweetaligen kan het zijn dat taalaanleg bepaalde effecten heeft. Voor de rol van taalaanleg in collocaties lijkt het duidelijk dat taalaanleg hierin een belangrijke rol speelt voor late tweetaligen.Show less
An indepth look at the manner in which the 1654 painting by Govert Flinck "Allegory on the memory of Frederick Henry, prince of Orange, with the portrait of his widow Amalia van Solms" functioned...Show moreAn indepth look at the manner in which the 1654 painting by Govert Flinck "Allegory on the memory of Frederick Henry, prince of Orange, with the portrait of his widow Amalia van Solms" functioned in the decorative program of Amalia von Solms's "large cabinet", its use of rhetorical rules among other similarities to form a continuation with the Orange Hall in Huis ten Bosch and the grave monument of William the Silent, as well as the political and social events that influenced the subject matter of the painting. // Een onderzoek naar het schilderij 'Allegorie op de nagedachtenis van Frederik Hendrik, prins van Oranje, met het portret van zijn weduwe Amalia van Solms' door Govert Flinck uit 1654. Er wordt gekeken naar hoe het schilderij in het decoratieprogramma van Amalia van Solms' 'grote kabinet' functioneerde. Verder wordt de gevormde continuïteit tussen het schilderij, de Oranjezaal en het praalgraf van Willem de Zwijger door o.a. het toepassen van de regels van een lof- en lijkrede besproken. Ook wordt er gekeken naar de bredere politieke en sociale ontwikkelingen die mogelijk invloed op het schilderij hebben gehad.Show less
Marokkanen vormen in Nederland een van de grootste minderheidsgroepen. Wanneer kwamen zij naar Nederland en waarom? Hoe leven zij in Nederland? En bovenal: wat is het beeld dat autochtone...Show moreMarokkanen vormen in Nederland een van de grootste minderheidsgroepen. Wanneer kwamen zij naar Nederland en waarom? Hoe leven zij in Nederland? En bovenal: wat is het beeld dat autochtone Nederlanders hebben van Marokkanen? Op deze vragen is ingegaan in de scriptie. Eerst is de geschiedenis van Marokkanen kort geschetst en is gekeken naar een aantal problematieken waarmee deze groep vaak wordt geassocieerd. Tegen die achtergrond is hierna ingegaan op de hoofdvraag van het onderzoek, namelijk hoe Marokkanen de afgelopen twee decennia werden beschreven door autochtone Nederlandse schrijvers. Om deze vraag te beantwoorden zijn vijf romans onderzocht, namelijk Hajar en Daan van R. Anker, Tirza van A. Grunberg, Vluchtwegen van M. van Kempen, Het meisje met het hoofddoekje van M. Schouten en VSV van L. de Winter. Hierbij zijn – aan de hand van statistieken van het CBS – vijf hoofdthema’s geselecteerd waarop is gelet, namelijk Theo van Gogh en Mohammed B., radicalisme bij Marokkaanse jongeren, de hoofddoekproblematiek, vooroordelen, geloof en onderwijs. De conclusie is om twee redenen van grote betekenis. Ten eerste vanwege het nieuwe onderzoeksgebied. De visie van Marokkaanse schrijvers op Nederland en de multiculturele samenleving, werd al herhaaldelijk uiteengezet. Deze scriptie geeft echter een idee van de andere kant: het beeld van Marokkanen bij autochtone Nederlandse schrijvers en daarmee ook – en dit is de tweede reden – van het beeld van Marokkanen bij “De gemiddelde Nederlander”.Show less