This thesis considers how the research practices of manuscript scholars may influence the design of a digital information environment that holds their primary sources. It subsequently considers how...Show moreThis thesis considers how the research practices of manuscript scholars may influence the design of a digital information environment that holds their primary sources. It subsequently considers how such an information environment could influence these reserach practices in turn. The conclusion to this thesis considers how the aforementioned developments fit in with the discussion on social and technological determinism.Show less
Revolutionair of Traditioneel? Een studie naar elementen van militaire revolutie in de rekeningen van de veldtochten van Antoon van Bourgondië naar Luxemburg in 1412 en 1413.
In de literatuur komt het beeld naar voren dat de eerste decennia na de oorlog de niet-joodse Nederlanders hun doden, zoals de gesneuvelde militairen en de verzetshelden herdachten en dat ze geen...Show moreIn de literatuur komt het beeld naar voren dat de eerste decennia na de oorlog de niet-joodse Nederlanders hun doden, zoals de gesneuvelde militairen en de verzetshelden herdachten en dat ze geen oog hadden voor de herdenking van de slachtoffers van de jodenvervolging. Als er sprake was van een vroege herdenking van de jodenvervolging, dan stonden de redders centraal, zoals bij het beeld van Joodse dankbaarheid of de Dokwerker. Pas in de jaren ’60 zou er veel meer aandacht komen voor de herdenking van joodse slachtoffers van de jodenvervolging door niet-joodse Nederlanders. In Amsterdam lagen de zaken toch wat anders. Ook bij niet-joodse Nederlanders was al vanaf een vroeg stadium oog voor de herdenking van de joodse slachtoffers uit de oorlog. Dit zien we met name bij de Hollandse Schouwburg. Vanaf het eerste moment werkten joodse en niet-joodse Nederlanders samen om de Hollandse Schouwburg een waardige bestemming te geven. De aankoopkosten en de verwachte verbouwingskosten van de Hollandse Schouwburg waren hoger dan welk oorlogsgerelateerd herdenkingsmonument in die tijd dan ook. Ondanks de hoge aankoopkosten werd de actie voor de aankoop van de Hollandse Schouwburg één van de succesvolste inzamelingen ten behoeve van een oorlogsmonument in Nederland. Dit kwam omdat de inzamelingsactie was gericht op het hele Nederlandse volk, die gesteund werd door alle belangrijke maatschappelijke groeperingen die er op dat moment in Nederland waren. Voor sommige leden van het comité Hollandse Schouwburg was geld geven voor de Hollandse Schouwburg zelfs een ereplicht. De zoektocht naar een economisch verantwoorde en tegelijkertijd waardige bestemming voor de Hollandse Schouwburg duurde vanaf de overdracht door het comité aan de gemeente Amsterdam in 1950 enkele jaren. B&W had de intentie om een goede bestemming te vinden voor de Hollandse Schouwburg en wilde de verplichting die het was aangegaan graag inlossen. In 1953 kwam B&W dan ook met een goed doordacht plan, waarbij zij bereid was veel geld te investeren in restauratie van de Hollandse Schouwburg. De bedoeling van dit plan was dat de staat Israël de Hollandse Schouwburg zou gaan gebruiken voor allerlei culturele activiteiten en de Hollandse schouwburg een levend monument zou worden. Het is verbazingwekkend om te ontdekken dat ondanks het overleg dat er geweest was met belangrijkste vertegenwoordigers uit de joodse gemeenschap een flink deel van de Amsterdamse joden tegen de herdenking, middels dit Israëlplan is. De orthodoxe joden wilden niet meer aan deze plek herinnerd worden en zagen liever dat de gemeente Amsterdam een goed bod deed op de synagogen aan het D.J. Meijerplein. Voor hen waren de synagogen het belangrijkste monument. De zionisten keerden zich tegen de Hollandse Schouwburg, omdat ze vonden dat de staat Israël geen geld moest investeren in Nederlandse doelen. Zij hadden in de persoon van de redacteur van het NIW grote invloed op de publieke opinie. Ondanks een grote meerderheid voor het Israëlplan in de gemeenteraad van Amsterdam trok de staat Israël zich onder de indruk van het protest terug. De Hollandse Schouwburg had het in zich om één van de vroegste nationale monumenten met betrekking tot de jodenvervolging te worden, maar door allerlei verklaarbare omstandigheden was de officiële onthulling tot herdenkingsmonument pas in 1962. De Hollandse Schouwburg moet niet gezien worden als een uitzondering op de regel in de vroege herdenkingscultuur. Het monument is er voor ruim 60.000 Amsterdamse joden en representeert daarmee de herdenking van het grootste deel van de omgekomen joodse gemeenschap in heel Nederland. Het monument heeft dan ook een veel grotere statuur dan het vaak krijgt toebedeeld. In het publieke debat van de vijftiger jaren in Amsterdam kwam ook de herdenking van de jodenvervolging aan bod. Een bijdrage daaraan leverde Prof. Dr. W.M. Woerdeman, die in 1954 in een adres aan de raad, namens meer dan honderd prominente Amsterdammers, vroeg om de naamsverandering van De Weteringcircuit in het Spinozaplein, om daarmee de massamoord op tienduizenden stadgenoten te herdenken. Het uitgebreide debat in de gemeenteraad leidde tot de belofte van de gemeenteraad om een apart monument voor de omgekomen joodse stadgenoten voor te stellen. Ook bij de actie tot het behoud van het Anne Frankhuis waren prominente Amsterdammers actief. Naast de Hollandse Schouwburg zijn er nog een aantal vroege monumenten in Amsterdam, waarbij niet-joodse Nederlanders actief waren. Met name de herdenking op de openbare scholen valt op. Op een aantal openbare scholen waar tijdens de oorlogsjaren een groot aantal leerlingen van joodse afkomst zaten, werd na de oorlog een herdenkingsplaat onthuld. Opmerkelijk is de herdenkingscultuur op het Amsterdams Lyceum die pal na de oorlog ontstond en voort duurt tot op de dag van vandaag. De belangrijkste vooroorlogse beroepsgroepen, zoals de diamantbewerkers en de straatventers, werden met aparte gedenkplaten of kleine monumenten herdacht. Bij sommige herdenkingen was een jubileum de aanleiding om een herdenkingsplechtigheid te organiseren, zoals het monument voor de markthandelaren uit 1959. Het bestaande beeld over de vroege herdenkingscultuur in Amsterdam moet enigszins genuanceerd worden. Een herwaardering van het monument De Hollandse Schouwburg is nodig. De Hollandse Schouwburg, maar ook de ander vroege herdenkingsinitiatieven, moeten de waardering krijgen die het verdiend. Er was in Amsterdam een groep niet-joodse Nederlanders die in de periode tussen 1945 en 1965 een belangrijke bijdrage leverde aan de vroege herdenking van de omgekomen joodse Nederlanders.Show less
Colonial period Seoul has become the backdrop for a growing number of popular dramas and movies since the mid 2000s. Kyŏngsŏng Scandal (KBS 2007) stands out for the two strong female lead...Show moreColonial period Seoul has become the backdrop for a growing number of popular dramas and movies since the mid 2000s. Kyŏngsŏng Scandal (KBS 2007) stands out for the two strong female lead characters. It is these two women, one an apparently frivolous and fashionable kisaeng the other a rather stern bookshop keeper cum night school teacher and their evolving relationship(s) throughout the series that drive the story. These two women juxtapose colonial-period modern girls with new women, or at least their representation. Beyond this historical representation, I am particularly interested in how 21st century gender concerns inform these two characters as the series unfolds and their personalities are more and more developed. In doing so, this study relates to gender, visual culture and representation, and Korean colonial history. I rely in particular on Judith Butler’s (2006) theory of the cultural construction of gender and gender performativity, and how she develops the notions of the gaze, the subject, and its object —the way we watch and how others perceive us. John Berger (Ways of Seeing, 1982) and Laura Mulvey (1975) show how Butler’s theories are in turn applicable to visual culture. Particularly Mulvey’s elaboration on the pleasure of looking and the shifting gender positions of female spectators as developed in her influential “Visual Pleasure and Narrative Cinema” informs my analysis of Kyŏngsŏng Scandal’s narrative and the representation of modern girls and new women in relation to the Korean female spectator and her (gender) position in South Korean society. I use Kenneth Wells and Kyeong-Hee Choi’s contributions to Shin and Robinson’s (1999) Colonial Modernity in Korea, as well as Korean historical research 매채로 본 근대 여성 풍속사 신여성 (New Women: The history of manners and customs of modern women visible in media, 2005) and the recently published compilation of translated articles from the colonial era magazine for women Shin Yŏsŏng (Hyaeweol Choi 2012) to situate the New Woman/Modern Girl discussion in its historical context. Nancy Abelmann (2003) and Youna Kim’s (2005) works inform my discussion of the situation of women in contemporary Korea.Show less
De slag bij de Somme, die werd uitgevochten tussen 1 juli en 18 november 1916, wordt tegenwoordig herinnerd als een zinloze slachting en een gruwelijk mislukking. Dit is niet onlogisch, de...Show moreDe slag bij de Somme, die werd uitgevochten tussen 1 juli en 18 november 1916, wordt tegenwoordig herinnerd als een zinloze slachting en een gruwelijk mislukking. Dit is niet onlogisch, de verliezen die aan beide kanten waren enorm en de strategische resultaten voor de aanvallers, Groot-Brittannië en Frankrijk, waren beperkt. Toch is het opvallend dat er tegenwoordig aan geallieerde zijde een uitgesproken negatief beeld van de Eerste Wereldoorlog bestaat, want uiteindelijk waren de geallieerden toch de overwinnaars. In deze studie wordt er gezocht naar de oorsprong van het uitzonderlijk negatieve en duistere beeld van de slag bij de Somme. Hiervoor wordt deze negatieve beeldvorming vergeleken met persbeschrijvingen van de slag in Nederlandse dagbladen en tijdschriften. Deze studie laat dus ook zien wat het publiek in het neutrale Nederlands van 1916 te weten kon komen over de strijd in de loopgraven die op slechts enkele honderden kilometers van de Nederlandse grens werd uitgevochten.Show less
El voseo chileno está muy presente en la sociedad chilena, pero parece estar estigmatizado todavía. Este trabajo tiene como enfoque por un lado la descripción del uso de las fórmulas de tratamiento...Show moreEl voseo chileno está muy presente en la sociedad chilena, pero parece estar estigmatizado todavía. Este trabajo tiene como enfoque por un lado la descripción del uso de las fórmulas de tratamiento, y por otro lado la actitud que tienen los chilenos hacia el voseo. La hipótesis principal de este trabajo es: “los hombres eligen más el voseo que las mujeres”. Para averiguar si esto es así, se hizo una investigación en Chile a través de encuestas. En estas encuestas el participante tuvo que elegir entre las formas verbales de tuteo, ustedeo y voseo. A través de los datos de la investigación se puede concluir que la hipótesis es correcta: los hombres eligen más el voseo que las mujeres. A la hora de comparar los datos con otros estudios, se ve que las fórmulas de tratamiento no han cambiado mucho en los últimos 30 años. También se puede suponer que el voseo está todavía estigmatizado ya que el voseo fue elegido con menos frecuencia, como es usado en el habla real como se puede ver en estudios anteriores.Show less
This thesis exposes ambivalences in Dutch approaches to psychiatric practice and discourse in the late colonial state of the Netherlands Indies. In addition to historical studies on psychoanalytic...Show moreThis thesis exposes ambivalences in Dutch approaches to psychiatric practice and discourse in the late colonial state of the Netherlands Indies. In addition to historical studies on psychoanalytic definitions of the normal Javanese psyche and subaltern resistance in the colony, this thesis also elaborates on the actual methods of diagnosis and treatment that were offered, subsequently exposing a syntheses between European and Javanese healing traditions.Show less