Deze masterthesis heeft het productieproces van gezondheidsnieuws inzichtelijk willen maken; een onderwerp dat in de Nederlandse wetenschappelijke literatuur nog sterk onderbelicht is. Door middel...Show moreDeze masterthesis heeft het productieproces van gezondheidsnieuws inzichtelijk willen maken; een onderwerp dat in de Nederlandse wetenschappelijke literatuur nog sterk onderbelicht is. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse is onderzocht welke rolopvatting de drie betrokken partijen - wetenschappers, universitaire persvoorlichters en journalisten - van zichzelf en elkaar hebben bij het maken van gezondheidsnieuws. Uit de resultaten bleek dat deze partijen veelal dezelfde, maar ook tegenstrijdige verwachtingen hebben, waardoor de samenwerking en kwaliteit van het uiteindelijke gezondheidsnieuws soms onder druk komen te staan. Deze unieke resultaten hebben expliciet gemaakt welke taken de drie partijen zichzelf en elkaar toeschuiven, en kunnen dienen voor vervolgonderzoek waarin bijvoorbeeld wordt onderzocht hoe breedgedragen deze ideeën zijn.Show less
Kindermoorden zijn van alle tijden. De manier waarop geschreven wordt over kindermoorden in kranten verandert door de tijd. Dit onderzoek laat zien dat kindermoorden in de jaren dertig en de jaren...Show moreKindermoorden zijn van alle tijden. De manier waarop geschreven wordt over kindermoorden in kranten verandert door de tijd. Dit onderzoek laat zien dat kindermoorden in de jaren dertig en de jaren zestig heel institutioneel beschreven werden in Nederlandse kranten. Uitzondering vormt hierop de berichtgeving bij de uitvaart van de vermoorde kinderen, daar veranderde de aard van de berichtgeving in een meer maatschappelijk discours. Vanaf de jaren negentig is er een groei van persoonlijke berichtgeving over de kindermoorden. Dit wil zeggen, berichten over de nabestaanden, over het leven van het slachtoffer of het verleden van de dader. Vanaf de jaren 2010 hebben persoonlijke berichten de overhand genomen in de kranten. Dit onderzoek is tegelijkertijd een vergelijkend onderzoek met dat van Claire Wardle, die hetzelfde onderzocht voor Engeland en de Verenigde Staten. Naast een aantal overeenkomsten, zijn er ook verschillen tussen krantenberichten in Nederland en deze twee landen gevonden. Het grootste verschil zit in het aantal maatschappelijk getinte nieuwsberichten. In Nederland kent dit soort berichten een aantal oplevingen, in Engeland en de Verenigde Staten zit er een stijgende lijn in maatschappelijke berichtgeving bij kindermoorden. Dit onderzoek richt zich ook op veranderende verhaalpatronen binnen krantenberichten over kindermoorden. Vanaf de jaren dertig tot de jaren 2010 veranderen deze patronen constant. De status van de politie veranderde van held naar anonimiteit en de kritiek op justitie nam met de jaren geleidelijk toe. Ook kan er in de loop van de tijdspanne waarop dit onderzoek zich richt, steeds meer een angstcultuur geconstateerd worden.Show less
Deze masterscriptie onderzoekt de logos- en ethostechnieken die in kranten- en tijdschriftenartikelen, op klimaatsceptische blogs en in Facebookdiscussies worden ingezet in de discussie over het...Show moreDeze masterscriptie onderzoekt de logos- en ethostechnieken die in kranten- en tijdschriftenartikelen, op klimaatsceptische blogs en in Facebookdiscussies worden ingezet in de discussie over het idee dat klimaatopwarming een complot is. Hoe overtuigen journalisten en socialemediagebruikers het publiek van hun (on)geloof in een complot? Dat doen ze onder andere door gebruik te maken van de retorische overtuigingsmiddelen logos en ethos: respectievelijk de argumentatie en de indruk die die spreker op het publiek maakt. Het doel van dit onderzoek is het creëren van een overzicht van gehanteerde logos- en ethostechnieken. Het onderzochte corpus bestaat uit artikelen van De Groene Amsterdammer, de Volkskrant, De Telegraaf en Elsevier, blogs van Climategate en De staat van het klimaat en discussies op diverse Facebookpagina's. De onderzochte periode betreft de jaren 2012 tot 2017. De methode is een kwalitatieve inhoudsanalyse, wat betekent dat men op zoek gaat naar patronen en categorieën – niet naar de frequentie van de middelen. Uit het onderzoek is gebleken dat Donovans drie stijlen van (on)geloof – fervent geloof, voorwaardelijk geloof en debunking – in alle geanalayseerde eenheden voorkomen: in de krantenen tijdschriftenartikelen, in de (reacties op de) blogs en in de Facebookreacties. In de laatste categorie is er helemaal geen sprake van ervaringsgeloof, de extra categorie die Burger voorstelde in zijn proefschrift (2014). In de (reacties op de) blogs en in de Facebookreacties wordt ervaringsgeloof zelden geuit. Bij elke (on)geloofsstijl zijn verscheidene argumenten onderscheiden. Autoriteitsargumenten domineren de discussie. Waar debunking overheerst in de traditionele media en in de Facebookreacties, wordt er in de (reacties op de) blogs vooral fervent geloof geuit. Discussianten in de bladen, op de blogs en op Facebook verschillen sterk in de wijze waarop ze autoriteit claimen bij het onderbouwen van hun geloof. Terwijl de traditionele media zich vooral baseren op officiële claimsmakers, specificeren discussianten op Facebook hun beroep op autoriteit in veel gevallen niet. In reacties op de blogs worden veel gevestigde autoriteiten aangehaald, maar wordt er ook vaak verwezen naar de eigen autoriteit of de autoriteit van de blog zelf. Ethostechnieken worden zeer veel aangedragen, zowel door journalisten als door socialemediagebruikers. Dit zijn niet alleen technieken uit de categorie deskundigheid, maar ook uit de categorieën eerlijkheid en welwillendheid. Het model van Burger en Anemaet (2011) is voor een groot deel bruikbaar gebleken. In de bladen en op de blogs zijn alle twaalf technieken uit dit model terug te vinden, op Facebook maar zeven van de twaalf. Tot slot worden er op zowel het vernaculaire web als in de traditionele media extra ethostechnieken gebruikt, zoals het wantrouwen van andermans bronnen, het bagatelliseren van de autoriteit van de opponent en het verwijzen naar andermans cherry picking.Show less
De dubbele seksuele moraal bestaat hedendaags nog steeds ondanks alle emancipatie en seksuele voorlichtingen. Er wordt gesproken van een dubbele seksuele moraal wanneer een jongen of meisje...Show moreDe dubbele seksuele moraal bestaat hedendaags nog steeds ondanks alle emancipatie en seksuele voorlichtingen. Er wordt gesproken van een dubbele seksuele moraal wanneer een jongen of meisje dezelfde seksuele handeling uitvoert, maar anders wordt beoordeeld. Bij jongens is het statusverhogend als zij veel seksuele ervaring hebben. Wanneer meisjes ‘te gemakkelijk’ te veroveren zijn, kunnen zij rekenen op afkeuring. De media houden de dubbele seksuele moraal in stand als het gaat om sexting. Zij hanteren een vertekend beeld waar de focus vooral gelegd wordt op meisjes die aan sexting doen. Hierdoor ontstaat er een negatiever beeld van meisjes die aan sexting doen, dan van jongens die aan sexting doen. Daarnaast krijgen de jongens niet genoeg inzicht in de risico’s van sexting. Dit onderzoek is een vervolg op het onderzoek ‘Hoer vs Hunk: tienermeisjes framen sexting’ van Stoop (2015). Uit haar onderzoek komt naar voren dat ook bij tienermeisjes de dubbele seksuele moraal aanwezig is wanneer zij sexting framen. In het Hoer vs. Hunk-frame doen meisjes meer aan sexting dan jongens, sexting heeft meer negatieve oorzaken en gevolgen voor meisjes die aan sexting doen en zij worden negatiever beoordeeld. De tienerjongens vellen een negatief oordeel over sexting op zich. Sexting wordt bij meisjes zowel positief (aantrekkelijk) als negatief beoordeeld (dom), terwijl het show-off gedrag van de jongens die aan sexting doen alleen maar negatief wordt beoordeeld. Opvallend is dat de dubbele seksuele moraal niet tot nauwelijks aanwezig lijkt te zijn binnen het frame dat tienerjongens hanteren. De jongens denken dat gender geen invloed heeft op de groep die aan sexting doet, maar dat dit wel gevoelig is voor leeftijd en opleidingsniveau. Zij denken dat oudere jongeren en laagopgeleide jongeren eerder aan sexting doen. Wel denken zij dat de jongen het initiatief neemt om te sexten en dat het meisje haar grenzen aan moet geven, dit past wel binnen de dubbele seksuele moraal. Oftewel: Het ‘16+ sext bewust-frame’.Show less
How do newspapers write about stories that are truly terrifying? Like the murder of children. This is the underlying thought that drives this thesis. An interest in the phenomena of child murder...Show moreHow do newspapers write about stories that are truly terrifying? Like the murder of children. This is the underlying thought that drives this thesis. An interest in the phenomena of child murder coverage in the press was sparked when Ximena Pieterse, a 15-year-old girl from The Netherlands got brutally robbed of her life in 2012. The headlines were full of powerful emotive language, the offender described as a “person without a conscience”. A question arose: had newspapers always written about child murder cases in this way? This thesis examines Dutch newspaper coverage of seven child murder cases over four decades; 1930s, 1960s, 1990s and 2010s. Employing a quantitative content analysis on a sample of just under 600 individual newspaper articles to answer the research question: what types of narratives are used by Dutch newspapers when reporting on child murder cases (1930-2010)? This study found that Dutch newspaper coverage of child murders was relatively similar in the 1930s, 1960s and 1990s. The vast majority (more than 70%) of articles written in these decades were composed of institutional narratives, this means that they focused mainly on the police investigation and subsequent trial. In the 2010s this changed. The percentage of articles with a societal narrative soared from 14% in the 1990s to 38% in the 2010s. Societal narratives focus on the response of the local community to the crimes, and concerns about the greater impact on society. While the percentage of articles with a personal narrative also increased from 9% to 19% in the respective decades. Articles with personal narratives focus on aspects such as the impact of the crime on the victim’s family, creating stories loaded with emotions.Show less
Wie kijkt naar journalistieke werkwijzen, kijkt al snel naar de rolopvattingen van journalisten. Een rolopvatting is de wijze waarop een positiebekleder, in dit geval de journalist, meent zijn rol...Show moreWie kijkt naar journalistieke werkwijzen, kijkt al snel naar de rolopvattingen van journalisten. Een rolopvatting is de wijze waarop een positiebekleder, in dit geval de journalist, meent zijn rol te moeten vervullen. Vier belangrijke rolopvattingen van journalisten zijn de populistische verspreider, de onafhankelijke waakhond, de kritische bemiddelaar en de opportunistische bemiddelaar. Een journalist kan meerdere rolopvattingen tegelijkertijd hebben. Door de veranderingen in het journalistieke werkveld mede door de komst van het internet is de rol van populistische verspreider weggevallen, internet neemt immers de taak van het verspreiden van informatie over. Het duiden van informatie is echter een belangrijke taak voor de journalist als onafhankelijke waakhond en kritische bemiddelaar geworden. Onderzoek wijst uit dat er verschillen zijn in de rolopvattingen tussen westerse journalisten en journalisten uit derdewereldlanden. Deze scriptie focust op de journalistiek in Suriname, onderzoekt welke rolopvattingen Surinaamse journalisten aannemen en of dit samenhangt met hun verificatiegedrag. In deze masterscriptie is er een tweeledig onderzoek gedaan naar de rolopvattingen en het verificatiegedrag van Surinaamse journalisten. Het eerste onderzoek is een survey naar voorbeeld van Hermans et al. (2011), die door middel van een profielschets de rolopvattingen van Surinaamse journalisten blootlegt. De resultaten van deze survey worden vergeleken met die van Nederlandse journalisten, om op die manier een link te leggen tussen Suriname en Nederland. Het tweede onderzoek is een gemengde methode in navolging van Diekerhof & Bakker (2012), waarbij er per Surinaamse journalist drie artikelen worden geanalyseerd op het gebied van brongebruik, waarna de uitkomsten worden besproken in een aansluitend interview. Ook deze uitkomsten worden vergeleken met die van Nederlandse journalisten. Aan hand van bestaande literatuur werd verwacht dat de Surinaamse journalist zichzelf ziet als opportunistische bemiddelaar, maar deze ziet zichzelf net als de Nederlandse journalist als onafhankelijke waakhond en nog in meerdere mate als kritische bemiddelaar, zo is gebleken uit onderzoek. Een belangrijke taak die hierbij hoort is verificatie. Surinaamse journalisten bleken echter, net als Nederlandse journalisten, informatie alleen te checken als dit makkelijk gedaan kan worden. Door bijvoorbeeld het gebruik van quotes werd verificatie ook wel vermeden. Tijdsdruk of wantrouwen tegenover de bron bleek geen reden te zijn om niet te checken. Wel gaven Surinaamse journalisten aan dat zij op hun intuïtie konden rekenen. Een belangrijk verschil tussen Surinaamse en Nederlandse journalisten is dat Surinaamse journalisten Facebook veel meer als bron voor hun journalistieke werkzaamheden gebruiken.Show less