Uit literatuur over de geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw blijkt dat de doopsgezinde beweging in die dagen gebukt ging onder veel ruzies en...Show moreUit literatuur over de geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw blijkt dat de doopsgezinde beweging in die dagen gebukt ging onder veel ruzies en scheuringen. Vragen over de zuiverheid van de gemeente, de toepassing van de ban en over het gezag van de ambten verdeelden de gemoederen keer op keer. Hoe moest de grens tussen de doopsgezinden en de wereld worden afgebakend? Die vraag vormde voor veel doperse vermaners een dilemma wat telkenmale terugkwam. Zo ook voor Jan Jansz Muusse, de vermaner van de Friese gemeente in Zaandam. Het dagboek wat hij vanaf 1651 zes jaar lang bijhield, geeft een goed beeld van de problemen die in de gemeente speelden, maar ook op welke wijze de vermaner en dienaars van de gemeente met deze problemen om zijn gegaan. Dit werkstuk gaat dieper in op de positie van het dienaarschap in de gevoelige context van het gemeenteleven; waarbij de vraag centraal staat op welke wijze het dienaarschap van de Friese Doopsgezinde gemeente te Zaandam en Westzaan in de tweede helft van de zeventiende eeuw zich te weer stelde wanneer de gemeente bedreigd werd door scheuringen en ruzies.Show less
Een analyse van het parlementaire discours van Geert Wilders en de PVV ten aanzien van Marokkanen vanaf 2004 tot en met 2014. Hoe krijgt het ‘Marokkanendiscours’ bij de PVV precies vorm, waaraan...Show moreEen analyse van het parlementaire discours van Geert Wilders en de PVV ten aanzien van Marokkanen vanaf 2004 tot en met 2014. Hoe krijgt het ‘Marokkanendiscours’ bij de PVV precies vorm, waaraan ontleent dit zijn functionaliteit en binnen welk ideologisch kader kunnen we dit discours plaatsen? Aangetoond wordt hoe in het PVV-discours door generalisering en homogenisering vorm wordt gegeven aan een afgebakende outgroup van Marokkanen, waartoe in principe alle personen van Marokkaanse afkomst worden gerekend, ook als deze de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland zijn geboren. Deze groep wordt gehomogeniseerd als ware er één Marokkaanse identiteit, welke gelijk wordt gesteld aan de moslim-identiteit (van alle Marokkanen, praktiserend religieus of niet). Vervolgens wordt het verschijnsel criminaliteit gelinkt aan de cultuur en de religie van Marokkanen. De aldus gecriminaliseerde outgroup wordt vervolgens afgezet tegen de ingroup (‘wij’). Van die ingroup blijft enigszins vaag wie daartoe precies behoren (‘de Nederlandse belastingbetaler’), maar duidelijk wordt gemaakt dat de Marokkanen daar niet toe behoren. Zij fungeren dus als ‘the negative other’. De Nederlandse ‘elite’ die wel deel uit lijkt te maken van de ingroup, pleegt ‘verraad’ door het probleem (‘megaprobleem’, zelfs) van de Marokkanen – of het nu gaat om criminalisering of ‘islamisering’ - te ontkennen of te onderschatten. Zij vormen als het ware de ‘landverraders’ binnen de ingroup. Ook schijnbaar ‘aangepaste’ Marokkanen wordt gebrek aan loyaliteit verweten, ofwel vanwege hun religie (niet valt immers uit te sluiten dat zij doen aan ‘taqiyya’), ofwel vanwege hun dubbele nationaliteit, of beide. Of ze daadwerkelijk religieus zijn, of zich überhaupt verbonden voelen met Marokko, doet daarbij niet ter zake. Feitelijk kan een Marokkaan dus niets doen om tot de ingroup te gaan behoren: hij blijft hiervan door zijn hoedanigheid van ‘Marokkaan’ uitgesloten.Show less
Deze scriptie is geschreven in de context van de discussie over de marginalisatie van mannelijk geweld in de negentiende eeuw. Engelse historici, waaronder Martin Wiener en Clive Emsley, zien in...Show moreDeze scriptie is geschreven in de context van de discussie over de marginalisatie van mannelijk geweld in de negentiende eeuw. Engelse historici, waaronder Martin Wiener en Clive Emsley, zien in het Victoriaanse tijdperk een afname en groeiende afkeer tegen geweld in het algemeen, en geweld van mannen tegen vrouwen in het bijzonder. In Nederland is, in tegenstelling tot Engeland, nog niet veel systematisch onderzoek gedaan naar geweldscriminaliteit. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van het Zuid-Hollandse Hof van Assisen in de periode 1811-1838 om antwoord te geven op de vraag hoe deze zaken zich verhouden tot wat bekend is over seksueel en huiselijk geweld in de vroegmoderne tijd en in negentiende-eeuws Engeland. Hierbij wordt een analyse gemaakt van de misdaden, beschuldigden, slachtoffers en strafmaten van seksueel en huiselijk geweld in de eerste helft van de negentiende eeuw. Ik concludeer dat de periode 1811-1838 het karakter van een overgangsperiode heeft, en wijs op zowel verandering als continuïteit in de aanpak van seksueel en huiselijk geweld in deze periode.Show less
In deze scriptie wordt beschreven hoe de Duitse overheid tijdens de Eerste Wereldoorlog anticipeerde op de verschillende problemen die zich voordeden bij de economische mobilisatie ten behoeve van...Show moreIn deze scriptie wordt beschreven hoe de Duitse overheid tijdens de Eerste Wereldoorlog anticipeerde op de verschillende problemen die zich voordeden bij de economische mobilisatie ten behoeve van de oorlog.Show less
This thesis discusses the Argentine Dirty War of 1974-1983 and the role Henry Kissinger played in encouraging the military junta of 'El Proceso,' emphasizing the context of US foreign affairs in...Show moreThis thesis discusses the Argentine Dirty War of 1974-1983 and the role Henry Kissinger played in encouraging the military junta of 'El Proceso,' emphasizing the context of US foreign affairs in Latin America during the Cold War and the change in foreign policies under Carter with the introduction of human rights.Show less
This paper examines the 1706 Slave Conspiracy in Dutch Mauritius as a case of collective slave resistance and challenges the notion that collective resistance occurs mainly in slave societies where...Show moreThis paper examines the 1706 Slave Conspiracy in Dutch Mauritius as a case of collective slave resistance and challenges the notion that collective resistance occurs mainly in slave societies where there is a common slave culture.Show less
Der Leken Spieghel', geschreven door de rijmchroniqueur Jan van Boendale in de veertiende eeuw, bevat een hoofdstuk genaamd 'Hoe Dichters Dichten Sullen'. Dit hoofdstuk staat bekend als de eerste ...Show moreDer Leken Spieghel', geschreven door de rijmchroniqueur Jan van Boendale in de veertiende eeuw, bevat een hoofdstuk genaamd 'Hoe Dichters Dichten Sullen'. Dit hoofdstuk staat bekend als de eerste (middel-)Nederlandstalige poëtica. Boendale beschrijft hierin drie voorwaarden waar een goede dichter aan dient te voldoen, waarbij hij zich vooral focust op de geschiedschrijving. In dit onderzoek worden Boendales dichterlijke voorwaarden in hun historische context geplaatst om een beeld te krijgen van Boendales visie op historiografie.Show less
The study will broadly assume a form and part of a larger ongoing effort to develop methods and models for the study of colonialism from a cultural point of view. It will stress the early modern...Show moreThe study will broadly assume a form and part of a larger ongoing effort to develop methods and models for the study of colonialism from a cultural point of view. It will stress the early modern cross-cultural nuances of contacts, conversations and conflicts by analyzing the South Indian history focusing Brahmins. History of Brahmins from early European texts and also from the South Indian secondary sources largely based on vernacular languages will be used for a comparative analysis.Show less
After the conquest of Granada by the Catholic Kings in 1492, the original Muslim population revolted twice against their Christian rulers: first in 1499-1500 and a second time in 1568-71. In this...Show moreAfter the conquest of Granada by the Catholic Kings in 1492, the original Muslim population revolted twice against their Christian rulers: first in 1499-1500 and a second time in 1568-71. In this paper, both revolts are analysed and compared. Why did the Muslims of Granada revolt twice against the Christian authorities? What caused and sparked these revolts? Who were the rebels, and what were their goals? How did the local authorities react, and how did the Spanish kings react? In this paper, it becomes clear that the revolts were very different in nature, when it comes to their roots, the international environment, their organisation and their development. The first revolt started as a result of rapid changes that caused instability and an identity crisis among the Moors. The second revolt had, due to the development of a Morisco identity in the decades between the two rebellions, much more the characteristics of a true war. The priorities of the Catholic authorities had changed too. Whereas the first rebellion had been about religion and conversion, the second rebellion was about identity and assimilation. The comparison between the two revolts showed that the problems that developed were not just caused by changes in policy of the rulers of the peninsula, but by an interaction between the different developments – cultural, political, religious and social – that made the original inhabitants of the Kingdom of Granada strangers in their homelands.Show less
Het Nederlandse en Engelse discours over ‘bedreigde kinderen’ verschilde in de periode 1870-1910 danig van elkaar. Dit afstudeerproject geeft antwoord op de vraag hoe het kan dat in Nederland, waar...Show moreHet Nederlandse en Engelse discours over ‘bedreigde kinderen’ verschilde in de periode 1870-1910 danig van elkaar. Dit afstudeerproject geeft antwoord op de vraag hoe het kan dat in Nederland, waar bedreigde kinderen op een andere manier geconceptualiseerd werden dan in Engeland, toch dezelfde afbeeldingen gebruikt werden om geld in te zamelen voor de liefdadigheidsinstellingen die de kinderen opvingen.Show less
Most of research concerning on Indonesian revolution period is focused mainly on political and military aspects. Much less attention is given to economic history, more specifically history of...Show moreMost of research concerning on Indonesian revolution period is focused mainly on political and military aspects. Much less attention is given to economic history, more specifically history of economic policy. This thesis examines the relationship between the economic policy and the continuity of Indonesian state during the revolution period. It analyzes how the state built its policy, what the policies were and what the implications were for the country development. I argue, despite there is a belief that considers the revolution period is “a history no change”, several economic policies had an impact to the state within the decolonization framework.Show less
Beginning with a case in 2004 where the 'stupid Papuans' stereotype resurfaced in a witness testimony, this thesis explores the origin of the stereotype of Papuans in New Guinea. Papuans have been...Show moreBeginning with a case in 2004 where the 'stupid Papuans' stereotype resurfaced in a witness testimony, this thesis explores the origin of the stereotype of Papuans in New Guinea. Papuans have been portrayed as stupid, wild and savages in Western texts. This thesis explores the origin of these ideas by scrutinizing travel accounts written by Europeans who traveled along the northern coast of New Guinea in the seventeenth and eighteenth century. By investigating these accounts and connecting them with the nature of the Dutch administration, it was found that while the Dutch were involved in the construction of the aforementioned stereotypes, the native informants employed by the Dutch were quite decisive in this process. This thesis argues that the reason for the persistence of this stereotype is the fact that the stereotype was not merely generated by the Europeans, but also believed by the surrounding native societies.Show less