Deze scriptie behandelt de vraag welke rol Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) gespeeld heeft in de behartiging van de belangen van de...Show moreDeze scriptie behandelt de vraag welke rol Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) gespeeld heeft in de behartiging van de belangen van de jonge prins Willem III (1650-1702). Met de behandeling van deze vraag probeert dit stuk inzicht te geven in het functioneren en het nut van het Oranjenetwerk van Duitse verwanten in deze voor de Oranjes moeilijke tijd. Een helder beeld van de vorm en het functioneren van dit netwerk is essentieel voor het begrijpen van wat het Oranjehuis in de stadhouderloze periode eigenlijk nog voorstelde. Wat gebeurt er met een vorstenhuis als het plots door nieuwe machthebbers buitenspel wordt gezet en alle toegang tot bestuurlijke functies wordt ontzegd? Wat levert een dynastiek netwerk, zoals Amalia van Solms dat voor 1650 door het uithuwelijken van haar kinderen aan Engelse en Duitse vorsten had samengesteld, dan nog op? Dit werkstuk probeert hier duidelijkheid in te verschaffen door de bemiddelende rol van Johan Maurits van Nassau-Siegen tussen Amalia van Solms en Frederik Willem van Brandenburg (de Grote Keurvorst) te bespreken in de voogdijkwestie van Willem III.Show less
De geschiedschrijving van de Republiek in de achttiende eeuw wordt gekenmerkt door een traditie van verval. Auteurs als D. Onnekink en H. Duchhardt beargumenteren dat zij na 713, na de Vrede van...Show moreDe geschiedschrijving van de Republiek in de achttiende eeuw wordt gekenmerkt door een traditie van verval. Auteurs als D. Onnekink en H. Duchhardt beargumenteren dat zij na 713, na de Vrede van Utrecht, geen mogendheid meer is op het Europese continent. O. van Nimwegen en J. Israel nuanceren dit verval enigszins door de nadruk te leggen op de jaren 1740: pas na de Vrede van Aken zou zij daadwerkelijk een tweederangs mogendheid vormen. Het debat omtrent de periodisering van het verval is vollop gaande. En hoewel dit gesprek vanuit vele perspectieven is benaderd, er blijft één onderwerp onbelicht: het belang van koloniën. Welke rol koloniën speelden in de internationale politiek en welke invloed dit had op de machtspositie van de Republiek, zijn vragen die in dit onderzoek centraal staan.Show less
Gaspar Fagel wist in 1670 het griffierschap van de Staten-Generaal te bemachtigen. Vervolgens werd hij in 1672 raadpensionaris en werd het griffierschap doorgegeven aan zijn halfbroer. Het ambt van...Show moreGaspar Fagel wist in 1670 het griffierschap van de Staten-Generaal te bemachtigen. Vervolgens werd hij in 1672 raadpensionaris en werd het griffierschap doorgegeven aan zijn halfbroer. Het ambt van griffier kreeg in deze periode meer bevoegdheden en het werd een van de machtigste ambten in de Republiek. De weg naar het griffierschap toe en vervolgens het binnen de eigen familie houden van het ambt geeft een beeld van hoe Gaspar Fagel zich manoeuvreerde binnen de Haagse politieke wereld.Show less
Noël de Caron (1550?-1624), was de eerste ambassadeur van de Verenigde Nederlanden in Engeland (1609-1624), die tot op heden nog nauwelijks bestudeerd is. Zijn jarenlange verblijf in Londen,...Show moreNoël de Caron (1550?-1624), was de eerste ambassadeur van de Verenigde Nederlanden in Engeland (1609-1624), die tot op heden nog nauwelijks bestudeerd is. Zijn jarenlange verblijf in Londen, van1590 tot aan zijn dood in 1624, maakte hem tot een prominente inwoner van de stad, uitzonderlijk goed verbonden met de Engelse politieke elite, met de internationale calvinistische gemeenschap, en met de Nederlandse kooplieden-handelaars in de stad. Zijn sociale, culturele en religieuze inbedding in de Londense samenleving is het uitgangspunt voor mijn onderzoek naar zijn functioneren als ambassadeur: hoe beïnvloedde deze inbedding zijn functioneren? Was het een voordeel, een nadeel, of wellicht beide? Aan de hand van drie case study's beschrijf ik het verband tussen inbedding in een gastland en het functioneren van Caron specifiek, en een vroegmodern ambassadeur in het algemeen.Show less
In de zeventiende eeuw werden staten fundamenteel ongelijk geacht aan elkaar en gerangschikt in een onderlinge hiërarchie. Deze ongelijkheid had gevolgen in de diplomatieke praktijk, ambassadeurs...Show moreIn de zeventiende eeuw werden staten fundamenteel ongelijk geacht aan elkaar en gerangschikt in een onderlinge hiërarchie. Deze ongelijkheid had gevolgen in de diplomatieke praktijk, ambassadeurs eisten voorrang, genaamd ‘precedentie’, op ambassadeurs van staten die lager in de hiërarchie stonden. Wanneer een ambassadeur meende dat hij en daarmee zijn staat ten onrechte een rang werd ontzegd kwam hij in protest en werd de rang met argumenten verdedigd. Argumenten die in de praktijk gebruikt werden hadden drie brede criteria als grondslag: 1) titel en aard daarvan, bijvoorbeeld anciënniteit van de dynastie; 2) Gods zegen, bijvoorbeeld bezit van het ware geloof en goede werden voor de kerk; en 3) traditie: de geschiedenis van precedentie. Deze criteria en de bijbehorende argumenten waren afkomstig uit interne machtslegitimering van monarchieën en impliceerden katholiek koningschap. Zowel katholicisme als een monarchale staatsinrichting ontbraken bij de Republiek wier argumenten toch naar dezelfde criteria werd getoetst. Uit analyse van correspondentie tussen Nederlandse diplomaten in Frankrijk en de Staten-Generaal kunnen we concluderen dat ook de Republiek alle drie de soorten argumenten gebruikte in de verdediging van haar beoogde rang. Traditie was het belangrijkst en ook het makkelijkst te produceren sinds de erkenning van de soevereiniteit van de Republiek door Hendrik IV van Frankrijk in 1609. Gods zegen kwam ook terug in verschillende vormen maar argumenten naar het titel-criterium waren moeilijker te vormen en werden niet succesvol ingezet. De oorsprong van de Nederlandse argumenten was net als bij monarchieën interne legitimering van macht en staatsvorm. Echter door de 'vertaalslag' die de diplomaten van de Staten-Generaal moesten maken om hun argumenten gehoord te krijgen werd die oorsprong wat meer naar de achtergrond geduwd.Show less