In deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het als exclusionair gepercipieerde taalgebruik van Geert Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2015, waarbij taalgebruik is...Show moreIn deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het als exclusionair gepercipieerde taalgebruik van Geert Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 2015, waarbij taalgebruik is opgevat als argumentatie en de stilistische presentatie daarvan. Uit het onderzoek blijkt dat de door Wilders gebruikte argumentatieve topen en de stilistische vormgeving daarvan een mogelijke bijdrage leveren aan de indruk dat hij asielzoekers en vluchtelingen buitensluit.Show less
Samenvatting Door verschillende historisch maatschappelijke ontwikkelingen heeft het literatuuronderwijs een steeds kleinere plaats gekregen in het Nederlandse onderwijs op middelbare scholen....Show moreSamenvatting Door verschillende historisch maatschappelijke ontwikkelingen heeft het literatuuronderwijs een steeds kleinere plaats gekregen in het Nederlandse onderwijs op middelbare scholen. Tegelijkertijd blijkt het literatuuronderwijs vanuit verschillende perspectieven bekeken, een geschikte vorm om invulling te geven aan de vraag om persoonsvorming in het onderwijs meer nadruk te geven. Het perspectief van de leerling ontbreekt geheel in het onderzoek naar literatuuronderwijs dat is bijzonder, want de verwachtingen die leerlingen zelf ten aanzien van de leerstof hebben, blijkt een van de succesvolste factoren te zijn om de leerstof te laten beklijven. Wat literatuur een leerling te bieden heeft, is door Jan van Coillie ondergebracht in de ontspannende, de creatieve, de emotionele, de informatieve en de esthetische functie. Door de verwachtingen van havo- en vwo-leerlingen door middel van interviews in kaart te brengen, zijn daaraan de pragmatische, internationale en de functie in dienst van zichzelf toegevoegd. Concreet houdt dat in dat leerlingen verwachten dat literatuur hen ontspant, of een plezierige vorm van vrijetijdsbesteding is en ze verwachten dat literatuur ze iets leert over de wereld of over henzelf, en dat de vorm daarbij belangrijk is. De creatieve functie ontbreekt. Dat wil zeggen, deze leerlingen verwachten niet dat literatuur hen creatiever maakt. Verder verwachten ze dat het lezen van Engelse literatuur leuker en makkelijker is dan het lezen van Nederlandse literatuur en dat het lezen van literatuur ervoor zorgt dat je je eindexamen beter kunt maken. Deze pragmatische functie van literatuur is geheel ingegeven door hun sociale omgeving, eerder dan dat leerlingen deze verwachting zelf koesteren. Tot slot houden leerlingen er de verwachten op na dat lezen omwille van zichzelf belangrijk is, zonder precies te kunnen motiveren waarom. Door de verwachtingen die leerlingen van literatuur hebben in verband te brengen met de psychologische ontwikkeling van leerlingen als lezers en met hun literaire competentie, bleek dat leerlingen zich als lezer al veel eerder pragmatisch gedragen, dan op basis van de gekozen theorieën mag worden verwacht. Door het competentiemodel van Theo Witte niet diachroon, maar synchroon te gebruiken, kan het pragmatisch lezen op jonge leeftijd met behulp van de zone van naaste ontwikkeling van Vygotsky worden verklaard: een leerling bevindt zich op basis van de combinatie van bepaalde boek- en leerlingkenmerken op een bepaald competentieniveau, maar de leerling vertoont ook kenmerken (soms wel meer) van een lager en hoger competentieniveau. Door de competentieniveaus als leesmanieren voor te stellen, wordt inzichtelijk op welke manieren een leerling leest en dus waar de uitdaging van de docent ligt om hem te helpen op een nieuwe manier te leren lezen, of om hem meer plezier te laten ervaren met de laatst aangeleerde leesmanier. Door het competentiemodel op deze manier te gebruiken, wordt meer recht gedaan aan en kan door docenten beter worden ingespeeld op de ontwikkeling van de individuele leerling. Tevens kan daarmee worden voorzien in de maatschappelijke behoefte om meer nadruk te leggen op de persoonsvorming van leerlingen.Show less
In dit MA-eindwerkstuk wordt onderzocht met wat voor eigenschappen inheemse Noord-Amerikanen en hun cultuur worden gerepresenteerd in Nederlandse toneelstukken uit het laatste kwart van de...Show moreIn dit MA-eindwerkstuk wordt onderzocht met wat voor eigenschappen inheemse Noord-Amerikanen en hun cultuur worden gerepresenteerd in Nederlandse toneelstukken uit het laatste kwart van de achttiende eeuw. Ook wordt onderzocht met behulp van welke tekstuele mechanismen (othering strategies) deze representaties tot stand komen. Het blijkt dat inheemse Noord-Amerikanen over het geheel genomen met voornamelijk goede eigenschappen worden gerepresenteerd in het voor dit onderzoek samengestelde corpus. In sommige stukken is zelfs sprake van idealisatie van de inheemse Noord-Amerikaan. Eén toneelstuk vormt echter een uitzondering. Ook blijkt dat er sprake is van verschillende othering strategies om de inheemse Ander van de Europese/westerse Een te scheiden. Zo treft men regelmatig de vergelijking van de ene cultuur met de andere aan, evenals de ontkenning, het tegenspreken of aanvullen van de uitspraak van een ander personage, en het gebruik van een inheems woord.Show less
In deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een...Show moreIn deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een uitgelezen gelegenheid om hun eigen standpunten en belangrijkste argumenten uiteen te zetten. Zodoende trachten zij de kiezer te overtuigen op hen te stemmen, zodat zij uiteindelijk voorop kunnen gaan bij het vormen van een nieuwe regering en het leiden van het land. Door middel van de uitgebreide pragma-dialectiek, waarin strategisch manoeuvreren een belangrijke rol speelt, is een analyse gemaakt van lijsttrekkers in drie verkiezingsdebatten uit de campagne van 2012. De notie strategisch manoeuvreren verwijst naar het feit dat discussianten een verschil van mening niet alleen willen oplossen, maar het meningsverschil ook willen winnen. Er bestaat dus zowel een dialectische als een retorische dimensie. Strategisch manoeuvreren vindt altijd plaats in een specifieke argumentatieve praktijk, in de pragma-dialectiek ook wel argumentatief actietype genoemd. Om een zo compleet mogelijk beeld van het strategisch manoeuvreren te geven, wordt dus eerst de argumentatieve praktijk, oftewel het argumentatieve actietype, van het Nederlands verkiezingsdebat gekarakteriseerd. Uit deze omschrijving blijkt dat het belangrijkste doel van de lijsttrekkers is om de (potentiële) kiezer te overtuigen. Het overtuigen geschiedt door het gewenste beleid te beargumenteren, waardoor het publiek gelijktijdig wordt geïnformeerd over de inhoud van het nieuwe beleid. Hierbij is het informeren ondergeschikt aan het overtuigen. Daarnaast dienen politici zich aan een aantal regels te houden. Ze dienen rekening te houden met de institutionele regels van het verkiezingsdebat, zoals met respect debatteren en andere deelnemers niet persoonlijk aanvallen. Daarnaast moeten ze, net als in alle andere actietypen, rekening houden met de pragma-dialectische discussieregels. De primaire resultaten van de analyses laten zien dat politici gebruikmaken van drie verschillende argumentatietypen, waarvan de pragmatische argumentatie het meest gebruikt werd. Daarnaast laten de analyses zien dat binnen het verkiezingsdebat ruimte is voor het gebruik van verschillende stijlfiguren en presentatiemiddelen en dat politici zich bewust aan het publiek, de (potentiële) kiezer aanpassen. Uit deze primaire resultaten zijn drie strategische keuzes (eigenaarschap, framing en het gebruik van autoriteitsargumentatie) geëxtraheerd en is gekeken naar hoe de keuze van de argumentatie, de keuze uit de presentatiemiddelen en de aanpassingen aan het auditorium samen bijdragen aan de vormgeving van de strategisch keuzes. In deze analyses wordt nogmaals benadrukt dat politici alles in het werk stellen om de kiezer te bereiken en te overtuigen. Deze scriptie kan beschouwd worden als een exploratief-analytisch en hypothesevormend onderzoek, dat gebruikt kan worden bij verder onderzoek naar strategisch manoeuvreren in het Nederlands verkiezingsdebat. Zodoende kunnen de analyses uitgevoerd worden op een recentere casus of kan er een groter corpus gebruikt worden.Show less
Music expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het...Show moreMusic expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het geval geweest bij de Hindostaanse contractarbeiders geweest in de koloniën Suriname, Guyana en Trinidad & Tobago. Met de komst van deze immigranten begint de baithak gana zich in deze landen te ontwikkelen. Dit genre Hindostaanse muziek maakt vijf fasen mee, vanaf het ontstaan tot heden. De onderzoeksvraag is: Welke veranderingen hebben de liedteksten van de baithak gana in Suriname, Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago ondergaan en welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen deze landen? Het doel van dit onderzoek is documentatie en om de lezer informatie te geven over de invloeden die de baithak gana heeft gehad door de jaren heen, veranderingen die plaatsgevonden hebben in dit genre en de ontwikkelingen van de baithak gana in Suriname, Guyana, Nederland en Trinidad & Tobago. Ook is onderzocht of dit genre in deze landen overeenkomsten en verschillen heeft en of er toename van leenwoorden te constateren is. Verder is er nagegaan of er sprake is van creolisering van de baithak gana. Wat de Guyanezen en de Trinidadianen taan singing noemen, kennen de Surinamers en Nederlanders als baithak gana. De Hindostaanse immigranten zijn zowel in Trinidad & Tobago, Guyana als in Suriname uit India aangevoerd voor het werk op de plantages. Deze immigranten namen hun cultureel erfgoed mee en ontwikkelden in het land van aankomst dit verder. Net zoals een taal leeft, leeft de muziek ook. Invloeden van andere talen en culturen zijn niet uitgebleven: creolisering vindt plaats. De baithak gana is door de jaren heen veranderd als er gelet wordt op tekst en muziek. Ook westerse invloeden hebben een rol gespeeld. Met de komst van multimedia zijn de veranderingen die plaatsvinden in de baithak gana niet meer tegen te houden. De liederen uit Guyana en Trinidad & Tobago zijn een- of tweetalig: in het Guyanees- of Trinidadiaans-Engels of in het Hindi. De liederen die geremixt of zelf geschreven worden door zangers, zijn vaker tweetalig: in de Bollywoodliederen worden enkele regels uit het Engels opgenomen in de songtekst of andersom. In Guyana en Trinidad & Tobago genieten de liederen een nationaal draagvlak, omdat veel van deze liederen in een variant van het Engels wordt gezongen, de officiële taal van Guyana en Trinidad & Tobago. Deze landen hebben geen variant van het Bhojpuri, zoals Suriname en Nederland dat wel hebben met het Sarnami. Dit ligt aan de koloniale taalpolitiek die in Guyana en Trinidad & Tobago wel van grote invloed is geweest, waardoor in deze landen de Engelse taal de oorspronkelijke taal van de Hindostaanse immigranten heeft verdrongen. De onderzoeksresultaten zijn in figuren verwerkt en geven de veranderingen bij deze muzieksoort weer. Verschillende liederen uit de diverse perioden die geanalyseerd zijn, geven een overzichtelijk beeld van de ontwikkeling weer. De respondenten en interviews hebben meer inzicht gegeven in het geheel. Observaties hebben ervoor gezorgd dat er een beter beeld gecreëerd kon worden over de baithak gana. De originele, oorspronkelijke baithak gana, waren religieus getinte liederen in het Hindi, Sanskriet of Urdu. Er werden slechts drie muziekinstrumenten gebruikt bij deze liederen: de dhol, het harmonium en de dhantaal. Door de veranderingen, in vooral taal en tekst, is de baithak gana haar originele status kwijtgeraakt. De baithak gana is nu meer dansnummers met leenwoorden uit de diverse talen en een rijk aanbod aan westers instrumentarium. Vulgair taalgebruik maakt deel uit van de songteksten en ook maatschappelijke onderwerpen worden bezongen. Deze veranderingen zijn ook in Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago te merken. De generatie van tegenwoordig, vooral de jongeren, zijn geïnteresseerd in beats uit het westen. Zij eisen de moderne stijl op wat de semi-baithak gana, meer hindipop en chutney, in leven houdt. De moderne stijl van de baithak gana geniet internationaal draagvlak en heeft een goede toekomst.Show less
This research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a...Show moreThis research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a survey that was forwarded to parents of students in the second, third and fourth year of primary school. The following information was collected from the parents: * The governing language used in the household; * Influential factors of the language choice; * The opinion on the importance of learning Frisian; * The opinion on bilingualism in general. The results indicate that the parents made a conscious choice of their native language. 29% of the respondents speak Frisian at home, exclusively, whilst 49% speak both Dutch and Frisian. The main reason for the choice of speaking Frisian with the next generation is the positive view on bilingualism and the strong will to pass the Frisian language and culture to the next generation. The conclusion of this research shows that the Frisian language is likely to survive and the expectation of a complete language shift from Frisian to Dutch within the next generation is highly unlikely.Show less
Een onderzoek naar de strategische manoeuvres van de Hoge Raad in twee strafrechtelijke arresten. Hoe worden strategische manoeuvres ingezet om het 'omgaan' naar een nieuwe uitspraak als de enige...Show moreEen onderzoek naar de strategische manoeuvres van de Hoge Raad in twee strafrechtelijke arresten. Hoe worden strategische manoeuvres ingezet om het 'omgaan' naar een nieuwe uitspraak als de enige juiste mogelijkheid te presenteren.Show less
In deze masterscriptie zijn vijf campagnespeeches van GroenLinkspoliticus Jesse Klaver geanalyseerd aan de hand van de inzichten uit en methodische uitgangspunten van de retorische kritiek en de ...Show moreIn deze masterscriptie zijn vijf campagnespeeches van GroenLinkspoliticus Jesse Klaver geanalyseerd aan de hand van de inzichten uit en methodische uitgangspunten van de retorische kritiek en de (taalkundige) stilistiek. Drie macro-oordelen zijn vastgesteld aan de hand van een inhoudsanalyse van berichten in de politieke pers en op sociale media: Klaver gebruikt veel emotie en applaus, hij profileert zich als linkse tegenstander van Rutte en Wilders en hij gebruikt de taal van verschillende doelgroepen. Pathetische stijlfiguren die Klaver regelmatig inzet zijn de drieslag, de anafoor en de tegenstelling. De GroenLinksleider zet zich af tegen zijn (rechtse) politieke tegenstanders met behulp van metaforen en positioneert zich met inclusief 'wij' dicht bij zijn kiezerspubliek. Klaver spreekt tot slot verschillende doelgroepen aan door een mengeling van intellectuelentaal en gewonemensentaal, allusies en anekdotes te gebruiken.Show less
In deze scriptie doe ik verslag van een diachroon onderzoek naar genderrepresentatie in lesmethodes voor Nederlands als tweede taal (NT2-methodes). Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van inzichten uit...Show moreIn deze scriptie doe ik verslag van een diachroon onderzoek naar genderrepresentatie in lesmethodes voor Nederlands als tweede taal (NT2-methodes). Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van inzichten uit de Critical Discourse Analysis. Ik heb drie moderne NT2-methodes onderzocht en vergeleken met drie lesboeken uit de beginjaren van het NT2-onderwijs (jaren 1970/1980). Ik heb dit gedaan door een inhoudsanalyse te combineren met een grammaticale analyse (transitiviteitsanalyse). Uit de analyse blijkt dat vrouwen in de moderne NT2-methodes vaker voorkomen dan in de oude methodes en dat mannen en vrouwen minder stereotiep worden gerepresenteerd (minder stereotiepe beschrijvingen en minder stereotiepe verdeling van agentiviteit).Show less
Discussianten kunnen hun argumentatie om uiteenlopende redenen naar voor brengen door middel van een multimodale (of visuele) metafoor. Deze scriptie stelt de vraag wat een adequate argumentatieve...Show moreDiscussianten kunnen hun argumentatie om uiteenlopende redenen naar voor brengen door middel van een multimodale (of visuele) metafoor. Deze scriptie stelt de vraag wat een adequate argumentatieve reconstructie van multimodale (of visuele) metaforiek mag heten. Een argumentatieve reconstructie behelst de reconstructie van argumentatie in verbale premissen. De bestaande literatuur biedt verschillende handvatten om de vertaalslag te maken van een uiting met visuele elementen naar een argumentreconstructie. Tegelijkertijd biedt geen van de bestaande benaderingen een theoretische en methodische verantwoording waarbij (1) elementen worden vertaald naar letterlijke premissen en (2) expliciet wordt gemaakt welke delen van een uiting worden genegeerd of vervangen en welke informatie moet worden toegevoegd en (3) de argumentatie wordt vertaald naar het juiste argumentatieschema. Op basis van een combinatie van bestaande inzichten is het mogelijk aan elk van de drie hierboven geformuleerde eisen tegemoet te komen. Aan de hand van een analyse van de poster Time van de Indonesische kunstenaar Ferdi Rizkiyanto laat ik zien dat de visuele metafoor in zijn werk kan worden vertaald naar een argumentatieve reconstructie in pragma-dialectische termen. Tegelijkertijd laat de analyse zien dat de reconstructie van argumentatie inherent een kwestie is van interpretatie.Show less
Het genre van de Middelnederlandse dialoog bood de schrijvers de mogelijkheid om ook 'outsiders' zoals vrouwen een belangrijke rol te laten spelen. In deze scriptie wordt hun rol geanalyseerd en in...Show moreHet genre van de Middelnederlandse dialoog bood de schrijvers de mogelijkheid om ook 'outsiders' zoals vrouwen een belangrijke rol te laten spelen. In deze scriptie wordt hun rol geanalyseerd en in verband gebracht met het vraagstuk omtrent gezag.Show less
In dit onderzoek wordt de vraag gesteld wat de anafoor en het parallellisme voor invloed hebben op de redelijkheid en effectiviteit van strategische manoeuvres in de argumentatiefase van een...Show moreIn dit onderzoek wordt de vraag gesteld wat de anafoor en het parallellisme voor invloed hebben op de redelijkheid en effectiviteit van strategische manoeuvres in de argumentatiefase van een kritische discussie. Deze vraag sluit aan bij een onderzoekstraditie binnen de pragma-dialectische argumentatietheorie waarin strategisch manoeuvreren met presentationele middelen het uitgangspunt vormt (bijvoorbeeld: Houtlosser & Van Eemeren, 2000; Snoeck Henkemans, 2008; Van Poppel, 2016; Jansen, 2017; Snoeck Henkemans, 2017). Met de resultaten is er een argumentatieve dimensie toegevoegd aan de kennis over de anafoor en het parallellisme. Op basis van theoretisch-analytisch onderzoek is eerst een stipulatieve definitie opgesteld van de anafoor en het parallellisme. Uit dit deel blijkt dat tegelijkertijd onderzoeken van de anafoor en het parallellisme gerechtvaardigd kan worden door het feit dat er een benaming is voor situaties waarin beide stijlfiguren samenkomen: verbaal parallellisme (Leech, 1969, p.79). Met het theoretisch-analytische onderzoek is er ook een overzicht gemaakt van de verschillende functies die de anafoor en het parallellisme kunnen vervullen. De functies van de stijlfiguren vormden het uitgangspunt van het conceptueel-analytische onderzoek dat is uitgevoerd om te beoordelen wat de invloed van de anafoor en het parallellisme is op strategische manoeuvres. Dit is in kaart gebracht met behulp van voorbeelden uit de politieke praktijk. Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de anafoor en het parallellisme voornamelijk van invloed zijn op de effectiviteit van argumentatie. Gunstig voor de discussiant zijn de mogelijkheden om argumentatie met de stijlfiguren te verduidelijken en om de kans op kritische vragen te verkleinen. De stijlfiguren blijken daarnaast een minder gunstige invloed te kunnen hebben op argumentatie, omdat zij er ook voor kunnen zorgen dat de argumentatie overdreven of juist eentonig overkomt, waardoor de effectiviteit van een strategische manoeuvre wordt verminderd. De invloed op de redelijkheid in een strategische manoeuvre is nihil. De anafoor en het parallellisme kunnen in sommige gevallen overduidelijk in overeenstemming zijn met de taalgebruiksregel, maar de stijlfiguren zijn niet in staat onredelijke argumentatie redelijk te maken en vice versa.Show less
Dit onderzoek bespreekt de resultaten van een taalkundig-stilistische analyse van het taalgebruik van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) tijdens een onlinebehandeling. Diverse...Show moreDit onderzoek bespreekt de resultaten van een taalkundig-stilistische analyse van het taalgebruik van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) tijdens een onlinebehandeling. Diverse onderzoekers stellen dat er een verband bestaat tussen keuzes in taalgebruik en veranderingen in het psychologisch welzijn van patiënten. Bij onderzoek naar dit verband wordt echter veelal gebruikgemaakt van kwantitatieve computergestuurde analysemethoden waaraan verschillende beperkingen verbonden zijn. Het doel van het huidige onderzoek was om te achterhalen of het aan de hand van de methode van de taalkundige stilistiek, waarbij kwalitatieve en kwantitatieve analyse gecombineerd worden, mogelijk was om een correlatie aan te tonen tussen formuleringskeuzes van patiënten met CVS en het al dan niet herstellen van deze ziekte door middel van een online cognitieve gedragstherapie. De casusstudie richtte zich op een specifiek aspect van het taalgebruik van de patiënten, namelijk op het gebruik van stilistische verschijnselen die eraan bijdragen dat handelingen in mindere mate worden toegeschreven aan de handelende persoon. De keuze voor dit aspect is gemotiveerd door de nadruk die gelegd wordt op het belang van het nemen van verantwoordelijk- heid voor het eigen herstel in de literatuur over cognitieve gedragstherapie en door de ontwikkelaars en therapeuten van de behandeling. Door te kijken naar de mate waarin patiënten gebruikmaakten van stilistische verschijnselen waarmee handelingen in mindere mate worden toegeschreven aan de handelende persoon, wanneer zij handelingen beschreven die zij moesten uitvoeren om te herstellen, werd getoetst of dit een aanwijzing zou kunnen vormen voor de mate waarin de patiënten zichzelf voorstellen als verantwoordelijk voor hun eigen herstel. Zodoende werden de teksten van de patiënten gedurende de verschillende behandelfases geanalyseerd, om te achterhalen of er verschillen te zien waren in het gebruik van deze stilistische verschijnselen door patiënten die na afloop van de behandeling hersteld waren en patiënten die niet hersteld waren. Uit de casusstudie is gebleken dat herstelde patiënten, gedurende de verschillende fases van de behandeling, inderdaad minder gebruikmaakten van het totaal aan onderzochte stilistische verschijnselen dan niet-herstelde patiënten. Ook kon een afname in het gebruik van het totaal aan geanalyseerde verschijnselen tussen meetpunt T0 (de assessmentfase) en T1 (de behandelfase) in verband gebracht worden met een succesvolle uitkomst van de therapie, terwijl een toename in het gebruik van het totaal aan geanalyseerde verschijnselen gedurende alle fases van de behandeling correleerde met een onsuccesvolle uitkomst van de therapie. Op basis van deze resultaten wordt geconcludeerd dat een verschillende uitkomst van de therapie, oftewel een verschillende verandering in psychologisch welzijn, weerspiegeld is in een verschil in formuleringskeuzes tijdens de behandeling. Zodoende demonstreert het huidige onderzoek dat er een correlatie bestaat tussen bepaalde formuleringskeuzes in het taalgebruik van patiënten met CVS en (een verandering in) hun psychologisch welzijn. Dit laat de vruchtbaarheid zien van de methode van de taalkundige stilistiek, waarmee bepaalde beperkingen die verbonden zijn aan kwantitatieve computeranalyses omzeild kunnen worden, voor het analyseren van het taalgebruik van patiënten tijdens een onlinebehandeling. Wel is voorzichtigheid geboden bij het generaliseren van deze resultaten naar andere gevallen dan de huidige casusstudie.Show less
In deze masterscriptie staat een vergelijkend onderzoek naar het strategisch manoeuvreren in Britse en Nederlandse adviserende gezondheidsbrochures centraal. De basis voor dit onderzoek is gelegd...Show moreIn deze masterscriptie staat een vergelijkend onderzoek naar het strategisch manoeuvreren in Britse en Nederlandse adviserende gezondheidsbrochures centraal. De basis voor dit onderzoek is gelegd in het onderzoek van Van Poppel (2013). Van Poppel (2013) betoogt waarom schrijvers van gezondheidsbrochures pragmatische argumenten zullen moeten gebruiken en hoe de verschillende typen van pragmatische argumentatie bijdragen aan de overtuigingskracht. Aan de hand van een casestudy heeft Van Poppel de retorische voordelen onderzocht van strategische keuzes in de Britse gezondheidsbrochure over Humaan Papillomavirus (HPV). De conclusies van Van Poppel gelden alleen voor Britse brochures. Daarom worden er in deze masterscriptie Nederlandse onderzocht. In het bijzonder worden zes Nederlandse adviserende gezondheidsbrochures vergeleken met deze Britse brochure over HPV.Show less