In eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende...Show moreIn eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende domeinen van het executieve functioneren en van gedragsproblemen. In het huidige onderzoek is onderzocht welk component van het executief functioneren het sterkste verband vormt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij kinderen van twee tot en met vijf jaar. Ouders uit een steekproef van 705 kinderen uit de algemene kinderpopulatie (2-5 jaar) hebben Nederlandse versies van de Behavior Rating Inventory of Executive Function Preschool Version (Gioia, Espy & Isquith, 2003) en de Child Behavior Checklist 1½-5 jaar (Achenbach & Rescorla, 2000) ingevuld. Uit de analyses blijkt dat vooral jongens met externaliserend probleemgedrag de meeste problemen ondervinden met inhibitie (rho(362)=.74, p<.01). Kinderen met internaliserend probleemgedrag hebben de meeste problemen met cognitieve flexibiliteit (rho(362)=.62, p<.01). De overige correlaties waren tevens significant maar minder sterk, bijvoorbeeld emotieregulatie in verband met internaliserend probleemgedrag (rho(362)=.55, p<.01). De conclusie is dat er een relatie is tussen het disfunctioneren van de hersenen met betrekking tot de executieve functies en probleemgedrag. Inhibitie is het component van executief functioneren die het sterkste verband vormt met externaliserende problemen en cognitieve flexibiliteit met internaliserende problemen.Show less
Het Klinefelter Syndroom (47,XXY) wordt geassocieerd met een verhoogde kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) kenmerken. Daarnaast lijken individuen met het...Show moreHet Klinefelter Syndroom (47,XXY) wordt geassocieerd met een verhoogde kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) kenmerken. Daarnaast lijken individuen met het Klinefelter Syndroom moeite te hebben met executief functioneren. Het doel van het onderzoek was het verband tussen ASS-kenmerken en non-verbale executieve functies binnen het Klinefelter Syndroom te onderzoeken. Gekeken is naar mentale flexibiliteit en werkgeheugen. In totaal namen 68 participanten met het Klinefelter Syndroom (24 kinderen en 44 volwassenen) en 62 gezonde participanten (24 kinderen en 38 volwassenen), gematcht op leeftijd en opleidingsniveau, deel aan het onderzoek. ASS-kenmerken werden gemeten met de Autism Spectrum Quotient (AQ). Executieve functies zijn gemeten met de Wisconsin Card Sorting Test (WCST). Jongens en mannen met het Klinefelter Syndroom vertoonden meer ASS-kenmerken dan de controlegroep. Daarnaast had de totale Klinefeltergroep, vergeleken met de controlegroep, specifiek beperkingen met mentale flexibiliteit. Er was geen verschil tussen beide groepen betreffende het werkgeheugen. Binnen de Klinefeltergroep correleerde de AQ-totaalscore positief met mentale flexibiliteit. Volwassenen met het Klinefelter Syndroom hebben specifiek problemen met mentale flexibiliteit. Binnen het Klinefelter Syndroom is een positief verband aangetoond tussen de aanwezigheid van ASS-kenmerken en mentale flexibiliteit. Des te meer ASS-kenmerken een persoon met het Klinefelter Syndroom vertoont, des te meer problemen er zijn met mentale flexibiliteit. Het executief functioneren lijkt binnen het Klinefelter Syndroom een cognitief mechanisme te zijn, hetgeen zorgt voor kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van psychopathologie op het gebied van autisme, alsmede op het gebied van schizofrenie en ADHD.Show less
Introductie Er is onderzocht of er een relatie is tussen de slaapduur en het werkgeheugen van kinderen van 8-9 jaar (n=30) en kinderen van 10-11 jaar oud (n =27), waarbij experimentele manipulatie...Show moreIntroductie Er is onderzocht of er een relatie is tussen de slaapduur en het werkgeheugen van kinderen van 8-9 jaar (n=30) en kinderen van 10-11 jaar oud (n =27), waarbij experimentele manipulatie van de slaapduur plaatsvond. Verwacht werd dat kinderen van 8 en 9 jaar minder lang zouden slapen dan kinderen van 10 en 11 jaar oud en laatstgenoemde groep kinderen beter zou scoren op taken die het werkgeheugen meten. Daarnaast was de verwachting dat kinderen na de slaapbeperking minder goed zouden presteren op taken die het werkgeheugen meten en slaapverlenging samen zou gaan met betere prestaties. Methode In de eerste week werd de slaapduur in de basisconditie gemeten, waarna de slaapduur in de twee daaropvolgende weken drie opeenvolgende nachten met één uur werd verlengd en beperkt. Slaapduur werd gemeten met een slaaplogboek en actigrafie. Het werkgeheugen werd onderzocht met de WISC-IIINL testen Cijferreeksen Voorwaarts en Cijferreeksen Achterwaarts. Ook is er gebruik gemaakt van de Algemene Vragenlijst, Child Behavior Check List, Vragenlijst voor Chronotype bij Kinderen en de Vragenlijst Slaapgewoonten van het kind. Resultaten Kinderen van 8 en 9 jaar oud sliepen in de basisconditie significant langer (M=613.04 minuten, SD= 34.60) dan kinderen van 10 en 11 jaar (597.44 minuten, SD= 28.05) (p<.05). De oudere leeftijdsgroep scoorde in de basisconditie gemiddeld hoger op beide cijferreeksen, maar er was geen sprake van een significant verschil. Er bleek een significante correlatie tussen slaapduur gemeten met actigrafie in de basisconditie en scores op beide cijferreeksen van kinderen van 8 en 9 jaar oud (p<.01). Kinderen van 8 en 9 jaar bij wie slaapbeperking of slaapverlenging was geslaagd, gemeten met actigrafie, scoorden significant hoger op Cijferreeksen Voorwaarts in deze betreffende condities vergeleken met de basisconditie. Discussie De gevonden significante resultaten komen niet geheel overeen met de verwachting en dienen met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Nader onderzoek naar de relatie tussen slaapduur en het werkgeheugen is aan te bevelen.Show less