Het doel van deze studie was onderzoeken in hoeverre er sprake is van tekorten in de algemene adaptieve vaardigheden van kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) en/of een verstandelijke...Show moreHet doel van deze studie was onderzoeken in hoeverre er sprake is van tekorten in de algemene adaptieve vaardigheden van kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) en/of een verstandelijke beperking. De participanten waren 675 kinderen tussen 4 en 18 jaar oud, met een normale ontwikkeling, ASS, een verstandelijke beperking en zowel ASS als een verstandelijke beperking. De adaptieve vaardigheden van de kinderen werden gemeten door middel van de schaal Adaptieve Vaardigheden Jeugdigen en de trekken van ASS werden gemeten door de Sociaal Emotionele Vragenlijst. Gevonden werd dat kinderen met ASS, een verstandelijke beperking en zowel ASS als een verstandelijke beperking tekorten vertoonden op alle domeinen van het adaptief functioneren. Kinderen met ASS vertoonden de grootste tekorten in de omgang met leeftijdgenoten. Kinderen met een verstandelijke beperking vertoonden minder tekorten in de omgang met leeftijdgenoten dan kinderen met ASS en dan kinderen met zowel ASS als een verstandelijke beperking. De ASS lijkt bij kinderen met zowel ASS als een verstandelijke beperking dus meer bij te dragen aan de problemen in de interactie en de communicatie dan dat de verstandelijke beperking dit doet. Daarnaast vertoonden kinderen met ASS en kinderen met een verstandelijke beperking meer autonomie en zelfsturing dan kinderen met zowel ASS als een verstandelijke beperking. Daar de adaptieve disfuncties van kinderen met zowel ASS als een verstandelijke beperking anders zijn dan die van kinderen met enkel ASS of een verstandelijke beperking, hebben deze kinderen mogelijk een andere behoefte wat betreft behandeling.Show less
Dit onderzoek richt zich op de vraag: In welke mate is de programma-integriteit van belang voor de effectiviteit van EQUIP op leerlingen van reboundvoorzieningen in Den Haag en in welke mate speelt...Show moreDit onderzoek richt zich op de vraag: In welke mate is de programma-integriteit van belang voor de effectiviteit van EQUIP op leerlingen van reboundvoorzieningen in Den Haag en in welke mate speelt agressie hierbij een rol? Drie reboundvoorzieningen in Den Haag hebben deelgenomen aan het onderzoek. Er zijn bij 50 leerlingen voor- en nametingen afgenomen met behulp van de Hoe-Ik-Denk Vragenlijst (HID), Strenghts and Difficulties Questionaire (SDQ) en de RePro, een vragenlijst die reactieve en proactieve agressie meet. Van deze leerlingen is 76 procent man en de gemiddelde leeftijd is 13 jaar. Uit dit onderzoek blijkt dat de leerlingen na verblijf op de rebound positieve veranderingen hebben doorgemaakt met betrekking tot cognitieve vertekeningen, open gedrag en externaliserende gedragsproblemen. Daarbij blijkt agressie of vormen van agressie geen rol te spelen. De vooruitgang is bij alle rebounds even groot, het effect is klein tot middelgroot. Dit onderzoek maakt zichtbaar dat reboundvoorzieningen wel degelijk voor positieve gedragsveranderingen zorgen. Dat agressie hierbij geen rol speelt, doet vermoeden dat EQUIP wellicht ook geschikt kan zijn voor reguliere scholen. Er is geen verschil gevonden in programma-integriteit tussen de drie rebounds. De positieve veranderingen zijn echter niet uitsluitend toe te wijzen aan EQUIP en vragen om verder onderzoek.Show less
In dit onderzoek staat de ontwikkeling van executief functioneren bij jonge kinderen centraal. Er is gekeken of gedrag dat gerelateerd is aan diverse executieve functies van invloed is op de mate...Show moreIn dit onderzoek staat de ontwikkeling van executief functioneren bij jonge kinderen centraal. Er is gekeken of gedrag dat gerelateerd is aan diverse executieve functies van invloed is op de mate van agressief gedrag. Hiervoor hebben 856 ouders van 2- tot 5-jarige kinderen uit heel Nederland de CBCL/1½-5 en de BRIEF-P ingevuld. Door middel van deze vragenlijsten is bevraagd hoe vaak bepaalde gedragingen bij hun kinderen zichtbaar zijn. Uit de resultaten blijkt dat executief functioneren van grote voorspellende waarde is voor de mate waarin peuters en kleuters agressief gedrag vertonen. Agressie blijkt vooral sterk samen te hangen met de componenten inhibitie en emotieregulatie. Binnen deze relaties zijn er geen modererende effecten gevonden voor geslacht of leeftijd. De resultaten van dit onderzoek lijken te suggereren dat er ten dele een discrepantie bestaat met bevindingen van eerder neuropsychologisch onderzoek. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre executief functioneren van zeer jonge kinderen adequaat gemeten kan worden door middel van gedragsbeoordelingen.Show less