Met de vergrijzing van de bevolking groeit ook het belang van een vroege en nauwkeurige diagnose van neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD). Dit onderzoek richt zich...Show moreMet de vergrijzing van de bevolking groeit ook het belang van een vroege en nauwkeurige diagnose van neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD). Dit onderzoek richt zich specifiek op het verkennen van de verschillen tussen twee vormen van AD, namelijk Early-Onset Alzheimer's Disease (EOAD) en Late-Onset Alzheimer's Disease (LOAD), met als doel het verbeteren van classificatiemodellen. We hebben vier classificatiemodellen ontworpen, elk gericht op specifieke hersengebieden die mogelijk atrofie vertonen, met Model 1 en 2 gericht op respectievelijk LOAD en EOAD, Model 3 als een gecombineerd model en Model 4 dat de algehele hersenatrofie omvat. Deze modellen zijn geanalyseerd aan de hand van Area Under the Curve (AUC) en zijn ontwikkeld met behulp van logistische regressie en LASSO om de meest relevante variabelen te selecteren. Onze bevindingen suggereren dat EOAD en LOAD verschillende neuropathologische patronen vertonen, waarbij EOAD mogelijk wordt gekenmerkt door specifiekere neuropathogenese patronen, terwijl LOAD meer uniforme hersenveranderingen vertoont. Model 3, dat specifieke hersengebieden combineerde, presteerde het beste bij het classificeren van beide groepen, terwijl Model 4, dat alle hersengebieden omvatte, een lagere classificatie-accuratesse vertoonde voor EOAD. Deze resultaten benadrukken dat AD patiënten geen homogene groep zijn en benadrukken het belang van gedifferentieerde diagnostische benaderingen om rekening te houden met de heterogeniteit binnen deze aandoening.Show less
Prosocial behavior, defined as any action taken to benefit another, has maintained persistent interest in regarding its intricate relationship with loneliness and apathy. Loneliness, conceptualized...Show moreProsocial behavior, defined as any action taken to benefit another, has maintained persistent interest in regarding its intricate relationship with loneliness and apathy. Loneliness, conceptualized as a subjective feeling of social isolation is often found comorbid with apathy; one’s reduced motivation to put in effort for others’ benefit relative to one’s own benefit. Although all three variables demonstrate a relationship to one another, research remains scarce regarding their shared impact. However, findings show a positive influence of prosocial behaviors on social connections, consequently decreasing experiences of isolation as well as apathy. This investigation aims to uncover the potential mediating effect of prosocial behavior on the bidirectional relationship of loneliness and apathy. To fill the gap in the literature, assessing both models helps highlight intervention approaches aiming to effectively break the cycle – ultimately improving well-being. Higher levels of loneliness are expected to indicate higher levels of apathy, whereas prosocial behaviors may mediate and limit the negative affect. Ultimately, it is also expected higher levels of apathy lead to higher levels of loneliness, with prosocial behavior possibly mitigating this negative affect. 287 participants underwent a behavioral task assessing their prosocial tendencies, as well as questionnaires measuring their level of loneliness and apathy. Both mediation analyses revealed a significant total effect between the variables. This was indicative of a negligible mediating role of prosocial acts. These results underline the specific gaps left for future research, ranging from exploring the nuanced relationships and contextual factors involved affecting the constructs over time.Show less
Steun die vanuit ouders wordt ontvangen blijkt uit onderzoek negatief samen te hangen met depressie symptomen in adolescenten. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat adolescenten die lage steun vanuit...Show moreSteun die vanuit ouders wordt ontvangen blijkt uit onderzoek negatief samen te hangen met depressie symptomen in adolescenten. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat adolescenten die lage steun vanuit ouders, maar hoge steun vanuit vrienden ontvangen, meer depressie symptomen laten zien dan adolescenten die vanuit beide groepen lage steun ontvangen. In dit cross-sectionele onderzoek is gekeken of dit effect ook te vinden is in een gedeeltelijk klinische steekproef. Gezonde (N = 80) en depressieve adolescenten (N = 35) voerden een gesprek met hun ouders over een emotionele gebeurtenis. Hierna werd de steun vanuit de ouders tijdens het gesprek beoordeeld door de adolescenten. Deze steun vanuit ouders was negatief gecorreleerd met depressie symptomen bij de adolescenten. Steun vanuit vrienden bleek deze negatieve relatie niet significant te beïnvloeden. Er zal meer onderzoek gedaan moeten worden in welke context steun vanuit vrienden wel of niet deze relatie tussen steun vanuit ouders en depressie beïnvloedt.Show less
Gezonder eten: een doel dat velen van ons nastreven, maar vaak lukt het niet dit gedrag vol te houden. Op dat moment vindt er een terugval plaats, ook wel een setback genoemd. Na het ervaren van...Show moreGezonder eten: een doel dat velen van ons nastreven, maar vaak lukt het niet dit gedrag vol te houden. Op dat moment vindt er een terugval plaats, ook wel een setback genoemd. Na het ervaren van een setback wordt het moeilijker een gedragsdoel vol te houden. Deze studie onderzoekt waarom dit moeilijk wordt door de relatie tussen de ervaren setbacks tijdens het volgen van een dieet en maintenance self-efficacy te analyseren, met subjectief succes als mogelijke mediator. Met een online vragenlijst (N= 74) zijn de ervaren setbacks, maintenance self-efficacy en subjectief succes uitgevraagd. De vragenlijst had een cross-sectioneel, between-subjects design. De antwoorden op de vragenlijst zijn geanalyseerd met lineaire regressieanalyses en met een mediatie analyse. De resultaten lieten een significante negatieve relatie zien tussen de ervaren setbacks en maintenance self-efficacy. De relatie tussen de ervaren setbacks en subjectief succes was significant negatief, maar de relatie tussen subjectief succes en maintenance self-efficacy was niet significant. Echter, de resultaten lieten zien dat de ervaren setbacks weldegelijk negatief gerelateerd waren aan maintenance self-efficacy, en dat subjectief succes een negatieve mediërende rol in deze relatie kan hebben. Samengevat, de resultaten suggereren dat de ervaren setbacks kunnen zorgen voor een afname in maintenance self-efficacy en subjectief succes, wat weer zou kunnen leiden tot een toename in het ervaren van setbacks. Deze resultaten hebben gezorgd voor nieuwe inzichten, maar meer onderzoek is nodig naar andere mediërende factoren zoals recovery self-efficacy om het setback effect beter te kunnen begrijpen.Show less
Voorgaande onderzoeken tonen dat heteroseksuele mannen beter presteren op navigatietaken dan heteroseksuele vrouwen, homoseksuele vrouwen en homoseksuele mannen. Het huidige onderzoek bekijkt het...Show moreVoorgaande onderzoeken tonen dat heteroseksuele mannen beter presteren op navigatietaken dan heteroseksuele vrouwen, homoseksuele vrouwen en homoseksuele mannen. Het huidige onderzoek bekijkt het effect van seksuele oriëntatie, gender en geslacht op de prestatie op een navigatietaak. Het onderzoek verspreidde een online vragenlijst met navigatietaak onder 216 deelnemers met een gemiddelde leeftijd van 27 jaar oud. 65 van de deelnemers waren van het mannelijke geslacht en 151 van het vrouwelijke geslacht. Hiervan waren 151 deelnemers heteroseksueel en 65 niet-heteroseksueel. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat seksuele oriëntatie, gender en geslacht geen effect hebben op de prestatie van mensen op een navigatietaak. Dit kan komen door de kleine individuele groepen binnen de niet-heteroseksuelen, waardoor er geen goede conclusie over de aparte groepen getrokken kan worden. Toekomstige onderzoeken zouden meer LHBTQIA+ organisaties kunnen betrekken bij het werven van deelnemers.Show less
Het verwerven van kennis en informatie ligt aan de basis van veel belangrijke levensuitkomsten. Het beïnvloedt beslissingen, gedragingen en het draagt ook bij aan de ontwikkeling en het in stand...Show moreHet verwerven van kennis en informatie ligt aan de basis van veel belangrijke levensuitkomsten. Het beïnvloedt beslissingen, gedragingen en het draagt ook bij aan de ontwikkeling en het in stand houden van welbevinden. Echter kan te veel of ambigue informatie ook ongewenste effecten teweegbrengen, zoals verhoogde angst en stress. Het is daarom van belang dat zowel het verwerven als het verstrekken van informatie zo adaptief mogelijk genavigeerd kan worden. Vooral voor een populatie die al te maken heeft met verhoogde aanwezigheid van stressoren en angst zoals mensen met een laag sociaaleconomische status. Door middel van een online vragenlijst waarbij informatie-zoekend gedrag, sociaaleconomische status en angst onderzocht werden, bleek de sociaaleconomische status geen effect te hebben op informatie-zoekend gedrag, en was er ook geen significante moderatie van angst. De resultaten suggereren dat de sociaaleconomische status en het persoonlijkheidskenmerk angst geen invloed hebben op informatie-zoekend gedrag. Mogelijke verklaringen kunnen onder andere zijn dat het construct van sociaaleconomische status niet uitputtend is gemeten. En dat angst de relatie alleen modereert wanneer grote veranderingen plaatsvinden en niet met meer geleidelijke veranderingen, wat in lijn is met eerder onderzoek. Dit onderzoek draagt bij aan de inzichtelijkheid van de verschillende dimensies die onderdeel zijn van sociaaleconomische status, informatie-zoekend gedrag en angst.Show less
ABSTRACT In een wereld waarin mentale problematiek een steeds prominentere rol speelt, is het bekend dat sporten een positief effect heeft op onze mentale gezondheid (Chen et al., 2022). Uit eerder...Show moreABSTRACT In een wereld waarin mentale problematiek een steeds prominentere rol speelt, is het bekend dat sporten een positief effect heeft op onze mentale gezondheid (Chen et al., 2022). Uit eerder wetenschappelijk onderzoek komt naar voren dat een goede dosis zelfvertrouwen een positieve invloed heeft op het voorkomen van mentale problematiek. Maar welke sporten helpen daar exact bij? En hoe vaak dient men dan te sporten? Deze studie gaat in op deze vragen en focust daarbij op de sporten crossfit en tradionele krachttraining (TK). Om de hoeveelheid en soorten sport te meten is gebruik gemaakt van een demografische vragenlijst in combinatie met de Muscle-Strengthening Exercise Questionnaire (MESQ). Om het zelfvertrouwen van de respondent te meten is de Rosenberg Self-Esteem Scale (RSES) gebruikt. Dit onderzoek vindt geen significant verschil in het niveau van het zelfvertrouwen tussen jongvolwassenen die niet sporten, die aan TK doen en die aan crossfit doen. Dit kan als reden hebben dat crossfit en TK hetzelfde effect op het zelfvertrouwen hebben. Daarnaast vielen alle overige sporters in dit onderzoek onder niet-sporters wat niet representatief is voor de jongvolwassenen die niet sporten. Wel kan gesteld worden dat het gezond is voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid om te bewegen en het zelfvertrouwen te vergoten. Gezien de geringe hoeveelheid crossfitters die deelnamen aan dit onderzoek kan geen constructief antwoord komen op de vraag welke sport meer effect heeft op het zelfvertrouwen. Vervolgonderzoek kan zich richten op een uitgebreider model van het zelfvertrouwen.Show less
Keuzegedrag is een belangrijk cognitief proces dat binnen de wetenschap veel wordt onderzocht. Uit onderzoek van Damaso en collega’s (2022) bleek dat de reactietijd van participanten toeneemt na...Show moreKeuzegedrag is een belangrijk cognitief proces dat binnen de wetenschap veel wordt onderzocht. Uit onderzoek van Damaso en collega’s (2022) bleek dat de reactietijd van participanten toeneemt na het maken van een fout. Dit fenomeen, genaamd post-error slowing, komt mogelijk voort uit de afleiding van aandacht na een fout, om te proberen accurater te handelen. De speed-accuracy trade-off toont aan dat reactietijd toeneemt als mensen accurater zijn. In dit onderzoek werd post-error slowing onderzocht en gekeken naar de invloed van feedback en moeilijkheid hierop. Dit werd getoetst aan de hand van een twee- alternatieven geforceerde keuzetaak, afgenomen bij 43 participanten, waarin trials varieerden in moeilijkheid en trial- of blockwise feedback. Uit de resultaten bleek geen significant effect van zowel moeilijkheid als van trial- of blockwise feedback. Mogelijke limitaties lagen bij de moeilijkheid en de deadline van de trials. Voor toekomstig onderzoek was het advies de huidige taak enigszins aan te passen en een grotere/diversere sample te onderzoeken.Show less