Op basis van de bestaande literatuur lijkt er een verband te zijn tussen de mate van reflectief functioneren (RF) van de moeder en de agressie van het kind. RF is het vermogen van de moeder om te...Show moreOp basis van de bestaande literatuur lijkt er een verband te zijn tussen de mate van reflectief functioneren (RF) van de moeder en de agressie van het kind. RF is het vermogen van de moeder om te begrijpen dat het eigen gedrag en het gedrag van anderen, waaronder het kind, samenhangt met iemands mentale staat. Ook lijken risicofactoren invloed te hebben op de mate van agressie en de mate van reflectief functioneren. In dit onderzoek wordt op basis van deze risicofactoren, onderscheid gemaakt tussen hoog- en laagrisico moeders. Er is onderzocht of er verschillen zijn in RF en agressie tussen deze groepen en of er een verband is tussen RF en agressie. Agressie werd op verschillende leeftijden gemeten door middel van de vragenlijsten Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) en de Physical Aggression Scale For Early Childhood (PASEC). RF werd prenataal gemeten door het Pregnancy Interview (PI; Sadler et al., 2013) en postnataal door het Parent Development Interview (PDI; Slade et al., 2005). De mate van prenataal reflectief functioneren voorspelt de mate van agressie van het kind bij de eerste meting bij een leeftijd van zes maanden, maar niet bij de latere meting van RF en agressie welke plaatsvindt bij twintig maanden. De aanwezigheid van risicofactoren blijkt van invloed te zijn voor de hoeveelheid agressie die kinderen laten zien en de mate van RF die moeders laten zien. De verschillen in agressie tussen de hoog- en laagrisicogroepen lijken niet verklaard te worden door de mate van RF.Show less
Onderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog...Show moreOnderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog niet geheel duidelijk (Franken, Hendriks, Haffmans & Van der Meer, 2001). Via dit onderzoek wordt er specifiek aandacht besteed aan de invloed van het overlijden van een persoon in de naaste familie op cannabisgebruik en inadequate coping. Aan 1050 respondenten in de leeftijd van 12 tot 30 jaar is gevraagd om tien vragenlijsten in te vullen voor het overkoepelende onderzoek naar middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen en de rol van cognitieve- en emotieregulatiemechanismen. Van deze vragenlijsten zijn er drie, de Utrechtse Coping Lijst, de List of Threatening Experiences Questionnaire en de Middelenlijst, gebruikt om antwoord te geven op de probleemstelling. De multivariate variantie analyse toonde een significante relatie aan tussen cannabis en coping. Daarnaast liet de univariate variantie analyse een significant effect zien tussen cannabisgebruik en de copingstijlen; sociale steun zoeken en passief reactiepatroon. Tenslotte wordt de relatie zichtbaar tussen het overlijden van een persoon in de naaste familie en de copingstijlen passief reactiepatroon en palliatieve reactie. Er kan worden gesteld dat het overlijden van een persoon in de naaste familie er toe leidt, dat er vaker een inadequate copingstijl wordt toegepast in de vorm van een palliatieve reactie en/of passief reactiepatroon. Daarnaast heeft het overlijden van een persoon in de naaste familie invloed op het cannabisgebruik. Het cannabisgebruik is gemiddeld genomen hoger bij personen die ervaring hebben met stressvolle situaties, zoals het overlijden van een naaste. Daarbij passen adolescenten en jongvolwassenen die cannabis gebruiken minder vaak een adequate copingstijl toe, zoeken minder vaak sociale steun, en passen vaker een inadequate copingstijl toe, namelijk een passief reactiepatroon.Show less