Het doel van deze studie was het onderzoeken van het verband tussen leraar activiteiten en verwondering in leerlingen, en het verband tussen verwondering en intrinsieke motivatie. Daarnaast werd...Show moreHet doel van deze studie was het onderzoeken van het verband tussen leraar activiteiten en verwondering in leerlingen, en het verband tussen verwondering en intrinsieke motivatie. Daarnaast werd Daltononderwijs vergeleken met traditioneel onderwijs op leraar activiteiten, en verwondering en intrinsieke motivatie van leerlingen. Hiervoor werd een steekproef van 43 scholen verzameld. Zevenhonderddrieëndertig kinderen tussen de 9 en 14 jaar (M = 11.20, SD = 0.65) en 67 leraren deden mee. Kinderen vulden de Wonder Chart in om hun verwondering in kaart te brengen en een zelfreportage vragenlijst om inzicht te krijgen in hun intrinsieke motivatie. Leraren vulden de Wonder-full Education Questionnaire in om te meten in hoeverre zij verwondering stimuleren in hun leerlingen. Resultaten van dit onderzoek laten zien dat er geen verband is tussen de leraar activiteiten en verwondering in leerlingen. Anderzijds bevestigen de resultaten dat er een verband is tussen verwondering en intrinsieke motivatie. Dit betekent dat van kinderen met een hoger niveau van verwondering verwacht kan worden dat zij ook een hoger niveau van intrinsieke motivatie hebben. Deze positieve relatie wordt nog steeds gevonden wanneer er gecorrigeerd wordt voor het opleidingsniveau van de ouders en CITO-scores. De resultaten laten daarnaast zien dat leraren op Daltonscholen geen hoger niveau van leraar activiteiten hebben dan leraren op traditionele scholen. Het niveau van verwondering en intrinsieke motivatie bij leerlingen op Daltonscholen verschilt ook niet van dat bij leerlingen op traditionele scholen. Deze bevindingen kunnen suggereren dat het stimuleren van verwondering een manier is om intrinsieke motivatie van leerlingen te verhogen, wat bevorderlijk kan zijn voor hun schoolprestaties.Show less
Dit onderzoek benadrukt het belang van de intrinsieke motivatie en academische prestatie van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het onderzoek tracht de gevolgen van de huidige...Show moreDit onderzoek benadrukt het belang van de intrinsieke motivatie en academische prestatie van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs. Het onderzoek tracht de gevolgen van de huidige veranderingen binnen het onderwijs, als gevolg van het leerkrachtentekort, in kaart te brengen. Het hoofddoel van de huidige studie is om in kaart te brengen hoe de leerkrachtleerling relatie, het geslacht van de leerkracht en de intrinsieke motivatie van leerlingen gerelateerd zijn aan de academische prestaties van leerlingen. Een subdoel was om in kaart te brengen hoe de leerkracht-leerling relatie en de mate van ongerichtheid van de leerkracht gerelateerd is aan de intrinsieke motivatie van leerlingen. Er namen 733 leerlingen van 9-12 jaar oud (M = 11,2; SD = ,65) en 67 leerkrachten deel aan de studie. Leerling hebben vragenlijsten ingevuld over hun intrinsieke motivatie en over de leerkracht-leerling relatie. De leerkrachten hebben een vragen beantwoord over de mate ongerichtheid binnen hun onderwijsstijl. Uit de resultaten blijkt dat de leerkracht-leerling relatie, de intrinsieke motivatie van de leerling en het geslacht van de leerkracht niet gerelateerd zijn aan de academische prestatie. Wel is de leerkracht-leerling relatie gerelateerd aan de intrinsieke motivatie van leerlingen. De mate van ongerichtheid is hier niet aan gerelateerd. Dit betekent dat er gepleit kan worden voor het investeren in betere leerkracht-leerling relaties omdat deze gerelateerd is aan de intrinsieke motivatie van leerlingen.Show less
Deze studie richt zich op verschillen in traditioneel- en daltononderwijs en de mate waarin leerlingen zich verwonderen. Er wordt gekeken in welke mate leerkrachten de gelegenheid ervaren om...Show moreDeze studie richt zich op verschillen in traditioneel- en daltononderwijs en de mate waarin leerlingen zich verwonderen. Er wordt gekeken in welke mate leerkrachten de gelegenheid ervaren om verwondering te stimuleren en in hoeverre zij activiteiten ondernemen die verwondering stimuleren. Tot slot wordt onderzocht hoe de mate van verwondering van de leerling samenhangt met de gelegenheid die de leerkrachten ervaren om verwondering te stimuleren door activiteiten die zij ondernemen. De hypothesen zijn getoetst middels independent samples t-tests en een multipele regressieanalyse. Aan het huidige onderzoek namen 568 leerlingen deel van 9 – 12 jaar oud (M = 11.2; SD = .65) uit de bovenbouw van het primair onderwijs, samen met hun leerkracht (n = 91). 490 leerlingen volgen traditioneel onderwijs met een gemiddelde leeftijd van 11.14 jaar (SD = .63) en 78 leerlingen volgen daltononderwijs met een gemiddelde leeftijd van 11.39 jaar (SD = .68). Uit de resultaten blijkt dat er geen verschil bestaat in mate van verwondering tussen leerlingen in het traditionele- en daltononderwijs. In het daltononderwijs wordt meer gelegenheid ervaren door leerkrachten om verwondering te stimuleren, tevens worden er meer activiteiten ondernomen die verwondering stimuleren. Uiteindelijk is er geen relatie gevonden tussen de mate van verwondering en de gelegenheid voor de leerkracht om verwondering te stimuleren en om activiteiten te ondernemen die verwondering stimuleren. Er wordt bediscussieerd in hoeverre verwondering gestimuleerd kan worden of dat verwondering een vaste karaktereigenschap is.Show less
Verwondering is van belang in het onderwijs omdat het leren stimuleert. In dit onderzoek is onderzocht of de mate waarin verwondering gestimuleerd wordt door de leerkracht gerelateerd is aan de...Show moreVerwondering is van belang in het onderwijs omdat het leren stimuleert. In dit onderzoek is onderzocht of de mate waarin verwondering gestimuleerd wordt door de leerkracht gerelateerd is aan de mate van verwondering bij de leerlingen. Tevens is er onderzocht of het stimuleren van verwondering en de mogelijkheid tot het stimuleren van verwondering gerelateerd is aan het onderwijstype, openbaar of Dalton. Daarnaast is onderzocht of het onderwijstype gerelateerd is aan de mate van verwondering bij kinderen. Tot slot is of intrinsieke motivatie gerelateerd is aan het schooltype en of er een verband is tussen intrinsieke motivatie en verwondering. Aan dit onderzoek deden zeven openbare- en vijf Daltonscholen mee. Er hebben 181 kinderen (M = 11,20, SD = 0,69), en twintig leerkrachten deelgenomen. Om verwondering in kaart te brengen is kinderen gevraagd om te reageren op statements naar aanleiding van verhaaltjes en filmpjes. Intrinsieke motivatie wordt gemeten aan de hand van een korte zelf-rapportage vragenlijst. Leerkrachten hebben vragenlijsten ingevuld over verwondering stimulerende aspecten en de ruimte om verwondering te stimuleren. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat de mate van verwondering stimuleren door leerkrachten niet gerelateerd is aan de mate van verwondering bij het kind. Leerkrachten op het Daltononderwijs besteden wel meer aandacht aan het stimuleren van verwondering en ervaren meer ruimte om stimulerend gedrag te vertonen dan leerkrachten in het openbare onderwijs. Er is geen verschil in de mate van verwondering en intrinsieke motivatie van leerlingen van openbare- en Daltononderwijs. De mate van intrinsieke motivatie is positief gerelateerd aan de mate van verwondering. Daltononderwijs lijkt leerkrachten meer ruimte te bieden om stimulerende aspecten te verwerken in het lesprogramma, toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen wat voor positieve effecten dit meebrengt.Show less
Nieuwsgierigheid en verwondering worden gezien als belangrijke aspecten in de ontwikkeling van het kind. Vanwege gelimiteerd onderzoek naar nieuwsgierigheid en verwondering in relatie tot mentaal...Show moreNieuwsgierigheid en verwondering worden gezien als belangrijke aspecten in de ontwikkeling van het kind. Vanwege gelimiteerd onderzoek naar nieuwsgierigheid en verwondering in relatie tot mentaal en spiritueel welzijn, wordt er in deze studie onderzocht in hoeverre nieuwsgierigheid en verwondering een rol spelen in het mentaal en spiritueel welzijn van kinderen, en in hoeverre het ervaren van negatieve emoties samengaat met de mate van verwondering. In dit onderzoek participeerden 733 kinderen tussen de negen en twaalf jaar met een gemiddelde leeftijd van elf. Deze kinderen kwamen van 43 verschillende scholen. De kinderen hebben een aantal zelfrapportages ingevuld en vragen beantwoord over verhaaltjes en filmpjes die ze hebben gezien en gelezen. Daarnaast hebben 536 ouders een oudervragenlijst afgenomen. Uit de resultaten bleek dat kinderen meer verwondering rapporteerden bij negatieve verhaaltjes en filmpjes dan bij positieve verhaaltjes en filmpjes. Daarnaast bleek er maar een kleine, positieve overlap te zijn tussen nieuwsgierigheid en verwondering. Als laatst bleek dat een hogere mate van verwondering gerelateerd was aan een lagere mate van mentaal welzijn en een hogere mate van spiritueel welzijn. Terwijl nieuwsgierigheid niet gerelateerd bleek te zijn aan mentaal welzijn en spiritueel welzijn. Het was verrassend dat met name verwondering gerelateerd was aan negatieve emoties en een verminderd mentaal welzijn. In de discussie worden de consequenties en de bevindingen besproken. Ook worden ideeën voor vervolgonderzoeken besproken.Show less
Er bestaat theoretisch onderzoek naar het definiëren en het belang van verwondering, maar er is nog geen empirisch onderzoek naar verwondering. De theoretische literatuur stelt dat verwondering van...Show moreEr bestaat theoretisch onderzoek naar het definiëren en het belang van verwondering, maar er is nog geen empirisch onderzoek naar verwondering. De theoretische literatuur stelt dat verwondering van belang is voor moreel gedrag. Het huidige onderzoek had als doel om deze relatie tussen verwondering en moreel gedrag in kaart te brengen en daarbij sekseverschillen in acht te nemen. In totaal namen er 733 kinderen van 10-12 jaar oud (M = 11.19, SD = .65) uit de bovenbouw van het primair onderwijs deel, waarvan 406 meisjes en 327 jongens. De kinderen vulden zelf-rapportage vragenlijsten in om verwondering en empathie in kaart te brengen. De vragenlijsten hebben betrekking op vijf verwonderingthema’s waar kinderen zich over kunnen verwonderen: kunst, technologie, kwaadaardig gedrag, natuur en speciale prestaties. Daarnaast vulden de ouders van de kinderen vragenlijsten in over hun kind die altruïsme (N = 536) en integriteit (N = 533) meten. Er komt naar voren dat verwondering gerelateerd is aan het vertonen van meer moreel gedrag. Vooral empathie zorgt voor meer verwondering. Meisjes verwonderen zich meer dan jongens. Daarnaast vertonen meisjes meer empathie en altruïsme. Meisjes vertonen daarentegen niet meer integriteit dan jongens. Wanneer een kind zich verwondert over kwaadaardig gedrag en/of kunst, wordt er meer moreel gedrag vertoond dan wanneer het kind zich verwondert over een ander verwonderingsthema. Meer verwondering gaat dus samen met meer inlevingsvermogen, meer perspectiefname en meer welwillendheid. Dit verband is voor het eerst onderzocht dus meer onderzoek kan worden verricht. Men moet zich altijd blijven verwonderen.Show less