In deze experimentele studie is het effect van een leidstervaardigheidstraining, VIPP-CCC, op probleemgedrag bij kinderen op het kinderdagverblijf onderzocht. Daarnaast is onderzocht in welke mate...Show moreIn deze experimentele studie is het effect van een leidstervaardigheidstraining, VIPP-CCC, op probleemgedrag bij kinderen op het kinderdagverblijf onderzocht. Daarnaast is onderzocht in welke mate de kwaliteit van het kinderdagverblijf en het aantal uren dat kinderen naar het kinderdagverblijf gaan (kwantiteit) moderatoren zijn in het effect van de interventie op probleemgedrag. De analyses zijn op groepsniveau gedaan, waarbij er sprake was van 18 kinderdagverblijven (9 in de interventiegroep, 9 in de controlegroep). Resultaten tonen aan dat er geen significant effect is gevonden op probleemgedrag. Zowel de kwantiteit als kwaliteit van het kinderdagverblijf bleken geen modererend effect te hebben op deze relatie. Wel zijn er een aantal trends gevonden. Zo is te zien dat er minder probleemgedrag in de posttest gerapporteerd is ten opzichte van de pretest. Daarnaast is er ook een trend te zien voor kwantiteit als moderator: hoe meer uren kinderen uit de interventiegroep op het kinderdagverblijf doorbrengen, hoe meer probleemgedrag gerapporteerd werd. Vervolgonderzoek met een grotere steekproef wordt aanbevolen.Show less
In eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende...Show moreIn eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende domeinen van het executieve functioneren en van gedragsproblemen. In het huidige onderzoek is onderzocht welk component van het executief functioneren het sterkste verband vormt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij kinderen van twee tot en met vijf jaar. Ouders uit een steekproef van 705 kinderen uit de algemene kinderpopulatie (2-5 jaar) hebben Nederlandse versies van de Behavior Rating Inventory of Executive Function Preschool Version (Gioia, Espy & Isquith, 2003) en de Child Behavior Checklist 1½-5 jaar (Achenbach & Rescorla, 2000) ingevuld. Uit de analyses blijkt dat vooral jongens met externaliserend probleemgedrag de meeste problemen ondervinden met inhibitie (rho(362)=.74, p<.01). Kinderen met internaliserend probleemgedrag hebben de meeste problemen met cognitieve flexibiliteit (rho(362)=.62, p<.01). De overige correlaties waren tevens significant maar minder sterk, bijvoorbeeld emotieregulatie in verband met internaliserend probleemgedrag (rho(362)=.55, p<.01). De conclusie is dat er een relatie is tussen het disfunctioneren van de hersenen met betrekking tot de executieve functies en probleemgedrag. Inhibitie is het component van executief functioneren die het sterkste verband vormt met externaliserende problemen en cognitieve flexibiliteit met internaliserende problemen.Show less
Het Klinefelter Syndroom (47,XXY) wordt geassocieerd met een verhoogde kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) kenmerken. Daarnaast lijken individuen met het...Show moreHet Klinefelter Syndroom (47,XXY) wordt geassocieerd met een verhoogde kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van Autisme Spectrum Stoornis (ASS) kenmerken. Daarnaast lijken individuen met het Klinefelter Syndroom moeite te hebben met executief functioneren. Het doel van het onderzoek was het verband tussen ASS-kenmerken en non-verbale executieve functies binnen het Klinefelter Syndroom te onderzoeken. Gekeken is naar mentale flexibiliteit en werkgeheugen. In totaal namen 68 participanten met het Klinefelter Syndroom (24 kinderen en 44 volwassenen) en 62 gezonde participanten (24 kinderen en 38 volwassenen), gematcht op leeftijd en opleidingsniveau, deel aan het onderzoek. ASS-kenmerken werden gemeten met de Autism Spectrum Quotient (AQ). Executieve functies zijn gemeten met de Wisconsin Card Sorting Test (WCST). Jongens en mannen met het Klinefelter Syndroom vertoonden meer ASS-kenmerken dan de controlegroep. Daarnaast had de totale Klinefeltergroep, vergeleken met de controlegroep, specifiek beperkingen met mentale flexibiliteit. Er was geen verschil tussen beide groepen betreffende het werkgeheugen. Binnen de Klinefeltergroep correleerde de AQ-totaalscore positief met mentale flexibiliteit. Volwassenen met het Klinefelter Syndroom hebben specifiek problemen met mentale flexibiliteit. Binnen het Klinefelter Syndroom is een positief verband aangetoond tussen de aanwezigheid van ASS-kenmerken en mentale flexibiliteit. Des te meer ASS-kenmerken een persoon met het Klinefelter Syndroom vertoont, des te meer problemen er zijn met mentale flexibiliteit. Het executief functioneren lijkt binnen het Klinefelter Syndroom een cognitief mechanisme te zijn, hetgeen zorgt voor kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van psychopathologie op het gebied van autisme, alsmede op het gebied van schizofrenie en ADHD.Show less