In deze studie zijn associaties bestudeerd tussen nicotine- en alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en het optreden van reactieve en proactieve agressie bij haar kind op adolescente...Show moreIn deze studie zijn associaties bestudeerd tussen nicotine- en alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap en het optreden van reactieve en proactieve agressie bij haar kind op adolescente leeftijd. De steekproef bestond uit 122 Nederlandse jongens van 12 tot 17 jaar oud, die een VMBO-opleiding volgden. Nicotine- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap zijn gemeten met de vragenlijst Zwangerschap en Bevalling. Reactieve en proactieve agressie zijn gemeten met de Reactive Proactive Questionnaire. De resultaten laten zien dat kinderen van moeders die alcohol hebben gedronken tijdens de zwangerschap significant meer proactieve agressie vertonen ten opzichte van kinderen van moeders die geen alcohol hebben gedronken tijdens de zwangerschap. Echter, na correctie voor reactieve agressie was dit verband niet meer significant. Dit zou erop kunnen wijzen dat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap geassocieerd is met agressie in het algemeen en niet specifiek aan proactieve agressie. Er werd geen associatie gevonden tussen nicotinegebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie bij het adolescente kind. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat slechts weinig moeders aangaven nicotine te hebben gebruikt tijdens de zwangerschap. Er zou een dosis-effect relatie kunnen bestaan tussen nicotine gebruik en één of beide vormen van agressie, waarbij alleen bij veelvuldig gebruik van nicotine een effect kan worden gemeten. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat er een indirect verband bestaat tussen nicotinegebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en/of proactieve agressie door het verhogen van de kans op hyperactiviteit. Dit verband tussen hyperactiviteit en reactieve agressie is bekend. Echter, aangezien er weinig hyperactieve kinderen waren in deze steekproef is het waarschijnlijk dat dit de reden was dat dit verband nu niet konden worden vastgesteld. De kinderen van moeders die zowel alcohol als nicotine hadden gebruikt tijdens de zwangerschap vertoonden gemiddeld meer proactieve en reactieve agressie ten opzicht van kinderen van moeders die geen of een van beide genotsmiddelen hadden gebruikt. Echter, het gecombineerde effect van deze genotsmiddelen bleek niet significant meer bij te dragen aan het optreden van reactieve en proactieve agressie dan de individuele effecten. Concluderend lijkt alcoholgebruik tijdens de zwangerschap van significante invloed te zijn op het voorkomen van proactieve agressie bij het adolescente kind. De relatie tussen nicotinegebruik van moeder tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie dient daarnaast in vervolgonderzoek verder bestudeerd te worden. Hierbij dienen meerdere variabelen betrokken te worden waarvan verondersteld wordt dat deze geassocieerd zijn met nicotine- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap en reactieve en proactieve agressie.Show less
Onderhavig onderzoek beoogde meer inzicht te verkrijgen in de invloed van het executief functioneren van jongeren op (de verschillende subtypen van) agressie. De voorspellende waarde van acht...Show moreOnderhavig onderzoek beoogde meer inzicht te verkrijgen in de invloed van het executief functioneren van jongeren op (de verschillende subtypen van) agressie. De voorspellende waarde van acht verschillende executieve functies afzonderlijk, gecombineerd en tezamen is voor reactieve en proactieve agressie bestudeerd. Mannelijke vmbo-leerlingen tussen 12 en 17 jaar van tien middelbare scholen in Nederland (regulier onderwijs) zijn onderzocht (N = 339). Zij vulden een agressievragenlijst (RPQ) in en hun ouders/verzorgers een executieve functies gedragsvragenlijst (BRIEF). Gebleken is dat executief disfunctioneren agressief gedrag voorspelt. De invloed van het executief functioneren is echter verschillend voor de subtypen van agressie. Tekortkomingen in het executief functioneren, met name in de emotieregulatie, spelen duidelijk een rol in de mate waarin reactieve agressie voorkomt bij jongeren. Dit geldt niet voor proactieve agressie. Enkel inhibitie is van belang bij proactieve agressie. Uit dit resultaat blijkt dat inhibitie de enige executieve functie is die bij beide subtypen van agressie bepalend is. Huidig onderzoek ondersteunt eerder gevonden bewijs omtrent de samenhang tussen executief functioneren en (reactieve) agressie. De gevonden verschillen in neuropsychologisch functioneren voor beide subtypen van agressie bieden aanknopingspunten voor het ontwikkelen van effectieve preventie- en interventiestrategieën. Onderhavig onderzoek toont aan dat het onderscheid tussen reactieve en proactieve agressie een waardevolle, valide subtypering blijkt te zijn.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2016-11-15T00:00:00Z
This study investigated the predictive value of executive functioning for proactive and reactive aggression in a sample of 387 secondary school boys (Mage 14.1 years; SD = 1.2). Additionally, the...Show moreThis study investigated the predictive value of executive functioning for proactive and reactive aggression in a sample of 387 secondary school boys (Mage 14.1 years; SD = 1.2). Additionally, the effectiveness in terms of decrease in aggressive and executive functioning problems of the ‘Minder Boos en Opstandig’ (‘Less Anger and Rebellion’) intervention was investigated in a sample of 13 children (Mage at pretest 9.8 years; 3 girls). Executive functioning was assessed using the Behavior Rating Inventory of Executive Function. The Reactive Proactive Questionnaire was used as a measure of reactive and proactive aggression and the Inventory of Callous and Unemotional Traits was used to assess the influence of callous and unemotional traits. Results showed higher problem scores on the indices of the BRIEF to be uniquely predictive for reactive aggression. Several predictors on subscale level were found for reactive aggression and proactive aggression. Introducing the CU traits to the models of executive functioning as predictors of aggression did not lead to substantial differences. Treatment effects of the MBO intervention were found for both aggression and executive functioning, with significantly lower aggression scores for reactive individuals and a decrease in executive functioning problems. A focus on improving executive functioning in children and adolescents with aggression seems to be important as executive function impairments were associated with both reactive and proactive aggression. The differential influences of executive function impairments on both subtypes provide implications for treatment strategies of aggressive children and adolescents.Show less