In dit onderzoek is antwoord gegeven op de vraag of sociaaleconomische status een sterkere invloed heeft op emotionele en gedragsproblematiek voor jongeren met een Antilliaanse en Marokkaanse...Show moreIn dit onderzoek is antwoord gegeven op de vraag of sociaaleconomische status een sterkere invloed heeft op emotionele en gedragsproblematiek voor jongeren met een Antilliaanse en Marokkaanse afkomst dan voor jongeren met een Nederlandse afkomst. Verschillen werden verklaard vanuit het Social Defeat Model en de Relatieve Deprivatie Theorie. Het sample bestond uit 347 jongeren van 12 tot en met 17 jaar in Nederland met een Antilliaanse, Marokkaanse of Nederlandse afkomst. Een moderatie analyse met ANCOVA op hiërarchische wijze wees uit dat sociaaleconomische status een sterkere invloed had op psychische problematiek bij jongeren met een Marokkaanse afkomst vergeleken met jongeren met een Antilliaanse en Nederlandse afkomst. Sekse was niet van invloed op dit verband.Show less
In this research, we investigated whether observational learning improves the academic writing skills of university students in the department of Education and Child studies. As baseline...Show moreIn this research, we investigated whether observational learning improves the academic writing skills of university students in the department of Education and Child studies. As baseline measurement the students had to write a review. We used an experimental condition and a control condition. In the control condition the students worked on their writing strategies (N=92). In the experimental condition the students got two examples of writing to examine (N=116), one weak example and one strong example. Afterwards students in both conditions had to write a paragraph. At the end of the subject all students had to write a paper. The grades on this paper were used as a post-test. The research question of this study is: What is the effect of observational learning on the academic writing skills of first year students? We hypothesised that the academic writing skills of the students would improve when implementing observational learning. However, the results show that (1) the baseline measurement does not have an effect on the endpaper; (2) there is no significant effect of observational learning on the paragraphs the students had to write; and (3) there is no significant effect of observational learning on the grades of the endpaper. This study did not confirm the results found by Raedts, Rijlaarsdam, Van Waes and Daems (2007), Braaksma, Rijlaarsdam, Van den Bergh and Van Hout-Wolters (2006) and Braaksma, Rijlaarsdam, Van den Bergh and Van Hout-Wolters (2010). They found that observational learning would improve the academic writing skills, because the students would focus more on their writing process, writing strategies and had a greater self-efficacy.Show less
Previous research shows that the development of executive functioning (EF) is highly influenced by genetic and environmental conditions, and that children's executive functioning is linked to their...Show morePrevious research shows that the development of executive functioning (EF) is highly influenced by genetic and environmental conditions, and that children's executive functioning is linked to their school achievement. Few studies have been conducted to evaluate the influence of executive functioning on science skills. The present study examined the link between inhibition, cognitive flexibility, working memory and planning skills of 104 children (mean age 5.8 years, SD 0.8) on their school achievement in language, mathematics and science skills. Math and language scores were collected from the national curriculum test and science skills were assessed with a pencil-and-paper task. The child's EF was assessed with computer tasks (ANT) and a pencil-and-paper task, as well as with questionnaires filled out by the primary. Hierarchical regression analyses, controlled for age, revealed that working memory scores of the child (measured with the ANT and BRIEF) are associated with scores on language and science skills. Results also showed a relation between inhibition and language skills. Contrary to our predictions, no significant results were found for the child's executive functions and mathematic achievement. Based on the results of the current study, it is recommended that as soon as indications of stagnating development of the child can be found, training should be initiated.Show less
Naar aanleiding van het social defeat model wordt onderzocht of de oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de Nederlandse criminaliteitscijfers verklaard kan worden door de relatie tussen...Show moreNaar aanleiding van het social defeat model wordt onderzocht of de oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in de Nederlandse criminaliteitscijfers verklaard kan worden door de relatie tussen het ervaren van emotionele en gedragsproblemen en de kans op crimineel gedrag. De sample bestond uit 193 mannelijke vmbo- en mbo-leerlingen tussen de 12 en 18 jaar van Antilliaanse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst. Een ANOVA wees uit dat Antilliaanse jongeren meer gedragsproblemen rapporteren dan Marokkaanse en Nederlandse jongeren. Een logistische regressie liet zien dat er geen significant verschillende relatie bestaat tussen emotionele en gedragsproblemen en de kans op crimineel gedrag voor Antilliaanse, Marokkaanse en Nederlandse jongeren. Verder onderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in deze relatie.Show less
Achtergrond: De leesfrequentie van de leerlingen uit groep zes en zeven is zorgwekkend. Uit eerder onderzoek blijkt dat de leesfrequentie van kinderen te beïnvloeden is door de fysieke kenmerken...Show moreAchtergrond: De leesfrequentie van de leerlingen uit groep zes en zeven is zorgwekkend. Uit eerder onderzoek blijkt dat de leesfrequentie van kinderen te beïnvloeden is door de fysieke kenmerken van de schoolbibliotheek. Dit is nog niet onderzocht bij leerlingen uit groep zes en zeven. De onderzoeksvraag is ‘Welke fysieke kenmerken van de schoolbibliotheek stimuleren het lezen bij leerlingen tijdens en na schooltijd?’. Methode: Scholen werden telefonisch of via e-mail benaderd voor deelname, waarna de link naar de internetvragenlijst per mail naar de ouders, die toestemming gegeven hebben, verzonden werd. In totaal hebben 105 leerlingen, zowel jongens (n = 43) als meisjes (n = 62), de internetvragenlijst ingevuld. Deze nieuw ontworpen vragenlijst bestond uit vragen over lezen, leesvoorkeuren en de schoolbibliotheek. De leerlingen waren tussen de 9;5 en 12;1 jaar oud. Resultaten: De aanwezigheid van genoeg boeken en zitplekken had geen significante invloed op de leesfrequentie van de leerlingen, maar het cijfer dat de leerlingen toekenden aan de schoolbibliotheek had wel een significante invloed op de leesfrequentie (η2 = .26; 95% CI = [.19, .56]). Uit de kwalitatieve analyse bleek dat de leerlingen vooral de aanwezigheid van nieuwe, leuke boeken in de schoolbibliotheek belangrijk vinden. Een aantal leerlingen vond de aanwezigheid van boeken met een specifiek onderwerp en tafels, stoelen en banken ook belangrijke aspecten van de schoolbibliotheek. Discussie: Of deze aspecten daadwerkelijk een invloed hebben op de leesfrequentie van de leerlingen uit groep zes en zeven moet uit nader kwantitatief onderzoek blijken.Show less
Volgens gangbare stereotypen zijn meisjes beter in taal en jongens in rekenen. Dat wil zeggen, meisjes hebben een betere semantische kennis en weten beter wanneer welk woord gebruikt kan worden....Show moreVolgens gangbare stereotypen zijn meisjes beter in taal en jongens in rekenen. Dat wil zeggen, meisjes hebben een betere semantische kennis en weten beter wanneer welk woord gebruikt kan worden. Jongens zijn daarentegen beter in het oproepen en toepassen van rekenkennis. Of deze stereotypering een fabel of een feit is, is nog onduidelijk. Ook is er nog geen consensus of er een verband is tussen taal- en rekenvaardigheid en of sekse een invloed heeft op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid. Daarom is onderzocht wat het verband is tussen sekse, taal- en rekenvaardigheid. Het onderzoek is uitgevoerd bij 94 kleuters uit groep 2 (Nmeisjes = 43), met behulp van een taaltaak en een viertal rekentaken. Uit het onderzoek is gebleken dat er een significant verband is tussen taal- en rekenvaardigheid, p = .002, ŋ2 = .18. Taalvaardigheid had een verband met het identificatievermogen, p = .05, ŋ2 = .04, het vergelijkingsvermogen, p < .001, ŋ2 = .15, en de optelvaardigheid, p = .002, ŋ2 = .11. Meisjes hadden geen betere taalvaardigheid dan jongens, p = .40, 1-β = .13. Ook presteerden jongens niet beter op de rekentaken dan meisjes, p > .05. Sekse had tevens geen significant effect op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid, p = .07, 1-β = .63. Hieruit kan worden geconcludeerd dat taalvaardigheid de rekenvaardigheid beïnvloedt, dat de genderstereotypering op het gebied van taal- en rekenvaardigheid een fabel is en dat sekse geen invloed heeft op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid.Show less
Uit onderzoek bleek dat zelfwaardering psychosociale problemen voorspelde. Marokkaanse immigranten hadden een hogere kans op psychosociale problemen dan autochtonen. Een verklaring hiervoor is het...Show moreUit onderzoek bleek dat zelfwaardering psychosociale problemen voorspelde. Marokkaanse immigranten hadden een hogere kans op psychosociale problemen dan autochtonen. Een verklaring hiervoor is het social defeat model. Er was echter geen verhoogde kans op psychosociale problemen bij Marokkaanse vrouwen. In de huidige studie werd de invloed van sekse op de relatie tussen zelfwaardering en emotionele en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren onderzocht. De SDQ en RSES werden ingevuld door 286 Nederlandse en Marokkaanse jongeren van 12-18 jaar. Onafhankelijke t-toetsen en een moderatie analyse lieten geen sekseverschillen zien in de mate van zelfwaardering en emotionele en gedragsproblemen, en de relatie hiertussen bij Marokkaanse jongeren. De relatie tussen zelfwaardering en emotionele en gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren werd dus niet beïnvloed door sekse.Show less
Het spelen van een lineair getallenbordspel, waarop getallen van links naar rechts staan afgebeeld, kan invloed hebben op de rekenvaardigheden van kleuters. Door een volwassene feedback te laten...Show moreHet spelen van een lineair getallenbordspel, waarop getallen van links naar rechts staan afgebeeld, kan invloed hebben op de rekenvaardigheden van kleuters. Door een volwassene feedback te laten geven op de spelhandelingen van kinderen kan dit effect vergroot worden. Of de mate van feedback tijdens het spelen van een lineair getallenbordspel ook een specifieke invloed heeft op de optelvaardigheden van kleuters, wordt in deze studie onderzocht. In totaal speelden 92 kleuters, afkomstig van reguliere basisscholen in impulsgebieden, postcodegebieden met een hoge werkloosheid en/of lage inkomens, tijdens vier sessies een lineair bordspel. Er waren vier soorten condities: een getallenconditie met feedback, een getallenconditie zonder feedback, een kleurenconditie met feedback en een kleurenconditie zonder feedback. Optelvaardigheden van de kleuters zijn voorafgaand aan de eerste en na de laatste bordspelsessie gemeten met behulp van een Bussom Taak. Resultaten laten zien dat er geen significante verschillen waren in de effectiviteit van de verschillende soorten bordspellen op een toename in het aantal correct beantwoorde optelsommen (p = .57, 1-β = .19). Wel zaten kinderen die feedback kregen met hun antwoorden dichter bij de juiste antwoorden op de Bussom Taak dan kinderen die geen feedback kregen (p = .04, ŋ2 = .09/.10). Het lineaire getallenbordspel in combinatie met feedback heeft dus vooralsnog geen effect op de optelvaardigheden van kleuters, maar feedback lijkt wel bij te dragen aan een nauwkeurige uitvoering van optelsommen. Meer onderzoek naar het effect van langdurig gebruik van het lineaire getallenbordspel in combinatie met feedback op de optelvaardigheden van kleuters is daarom wenselijk.Show less
De relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst bij pabostudenten is onderzocht. De opleidingsfactoren ‘vooropleiding’, ‘het aantal benodigde pogingen voor het...Show moreDe relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst bij pabostudenten is onderzocht. De opleidingsfactoren ‘vooropleiding’, ‘het aantal benodigde pogingen voor het behalen van de WISCAT-pabo’ en het ‘wel of niet gevolgd hebben van wiskunde in de bovenbouw van de havo’ zijn onderzocht. Nederlandse pabostudenten namen deel aan deze studie (N = 334) en de mate van rekenangst is gemeten door middel van de MAS, AMAS en stellingen over rekenen/wiskunde in niet-academische situaties. Uit de resultaten blijkt dat pabostudenten met een mbo-vooropleiding gemiddeld een hogere mate van rekenangst hebben dan pabostudenten afkomstig van de havo of het vwo. Verder is gevonden dat rekenangst een voorspeller is voor het aantal benodigde pogingen voor het behalen van de WISCAT-pabo, waarbij een hogere mate van rekenangst kan zorgen voor een hoger aantal benodigde pogingen. Tot slot is gebleken dat pabostudenten afkomstig van de havo en in de bovenbouw geen wiskunde gevolgd hadden, gemiddeld rekenangstiger zijn dan pabostudenten afkomstig van de havo en in de bovenbouw wel wiskunde gevolgd hadden. Deze bevindingen suggereren dat er sprake is van een relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst. Om de generaliseerbaarheid van de gevonden resultaten te garanderen, is vervolgonderzoek nodig waarbij de groepsgroottes van meer gelijke grootte zijn. Verder is vervolgonderzoek naar de kwaliteit van het (reken)onderwijs in (voor)opleidingen belangrijk, omdat dit een bijdrage kan leveren aan het verkrijgen van inzicht in het verminderen van rekenangst bij pabostudenten.Show less
Het doel van dit onderzoek was om de relatie tussen SES en vijandige attributies te onderzoeken en te bepalen welk onderdeel van SES het sterkst was gerelateerd aan vijandige attributies. De sample...Show moreHet doel van dit onderzoek was om de relatie tussen SES en vijandige attributies te onderzoeken en te bepalen welk onderdeel van SES het sterkst was gerelateerd aan vijandige attributies. De sample bestond uit 56 Nederlandse moeders. De participanten voerden de Naughty or Clumsy Attribution Task (NoCAT) uit, een nieuw instrument om attributies te meten. Er werden geen significante relaties gevonden, wat in strijd is met eerder onderzoek waar wel een relatie werd gevonden. Dit kan betekenen dat er geen relatie is tussen SES en vijandige attributie in de Nederlandse populatie of dat de relatie niet van toepassing is op vijandige attributies van kindgedrag. Ten aanzien van de opzet van het onderzoek zijn andere verklaringen voor de gevonden resultaten, zoals de kleine sample met weinig participanten met lage SES, het niet meenemen van het onderdeel beroepsstatus als onderdeel van SES en het gebruiken van de nog niet gevalideerde NoCAT om attributies te meten.Show less