Background: High levels of aggressive behavior are associated with a low resting heart rate in boys. However, differences in underlying mechanisms, e.g. arousal levels, might exist between boys...Show moreBackground: High levels of aggressive behavior are associated with a low resting heart rate in boys. However, differences in underlying mechanisms, e.g. arousal levels, might exist between boys with disruptive behavior disorders, which might have implications for intervention programs to prevent aggressive behavior to develop further into adulthood. Methods: The current study investigated resting heart rate (beats per minute) and skin conductance levels (μS ) in boys, 8-12 years old (Mage = 9.67, SD = 1.18), with a disruptive behavior disorder (NDBD= 24, NControl = 25). Levels of anxiety and characteristics of an autism spectrum disorder were considered as co-occuring symptoms, to consider possible differences between the two groups and to infer the predictive value of these symptoms regarding arousal levels. Arousal levels in resting state were considered while the participants watched a three minute calming video of fishes. Levels of aggression, anxiety and amount of characteristics of an autism spectrum disorder were measured by questionnaires that were administered by the boys themselves (MASC) and the parents (ASEBA CBCL 6-18 and VISK). One-way analyses of variance were performed to infer possible differences between the control group and the DBD group. Moreover, multiple regression analyses were executed to consider the predictive value of the levels of the mentioned symptoms with regard to arousal levels. Results: No differences were found in arousal measures in resting state between the DBD group and the control group. However, expressing higher levels of characteristics of autism, especially not understanding social information (e.g. jokes), stereotypic behavior and anxiety for change, turned out to be partly predictive for higher levels of heart rate in the DBD group. None of the considered factors was predictive for variation in skin conductance levels in this group. Conclusions: The current findings suggest that some of the aggression seen in the DBD group could possibly origin from the lack of understanding as well as anxiety or tension with regard to social situations and is associated with somewhat higher levels of arousal instead of lower levels, as previously suggested. The tentative findings in the current study could incite to investigate in more depth the predictors of variation in levels of arousal, which could provide more information about differences between individuals with regard to underlying mechanisms of aggression.Show less
Agressie en externaliserend probleemgedrag onder kinderen wordt in toenemende mate gezien als een maatschappelijk probleem. De rol van sociale cognitie bij deze probleemgedragingen krijgt steeds...Show moreAgressie en externaliserend probleemgedrag onder kinderen wordt in toenemende mate gezien als een maatschappelijk probleem. De rol van sociale cognitie bij deze probleemgedragingen krijgt steeds meer aandacht. Dit onderzoek richt zich op de sociaal cognitieve vaardigheden en onderzoekt in hoeverre de sociaal cognitieve vaardigheden tussen kinderen die een hoge mate van agressie en externaliserend probleemgedrag vertonen, afwijkt van kinderen die dit niet vertonen. Daarnaast wordt er gekeken naar het verband tussen sociaal cognitieve vaardigheden en kindkenmerken. De steekproef bestaat uit 32 jongens tussen de 7 en 14 jaar oud. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Child Behavior Checklist, Wechsler Intelligence Scale for Children en de Sociaal Cognitieve Vaardigheden Test. Er is gebleken dat de sociaal cognitieve vaardigheden van kinderen die een hoge mate van agressie en externaliserend probleemgedrag vertonen en kinderen die dit niet vertonen gemiddeld ontwikkeld zijn. Daarnaast is gebleken dat er een positief verband bestaat tussen diverse sociaal cognitieve vaardigheden en agressie en externaliserend probleemgedrag indien er werd gecontroleerd op intelligentie. Tevens bleek er een verband te bestaan tussen meerdere sociaal cognitieve vaardigheden en intelligentie en leeftijd van het kind. Verklaringen voor de opvallende resultaten worden besproken. Geconcludeerd kan worden dat er zowel overeenkomsten als verschillen zichtbaar zijn in de sociaal cognitieve vaardigheden van kinderen die variëren in de mate van agressief en externaliserend probleemgedrag. En dat intelligentie samenhangt met meer complexe sociaal cognitieve vaardigheden. Deze uitkomsten dragen bij aan de kennis over het verband tussen sociaal cognitieve vaardigheden en agressief en externaliserend probleemgedrag en bieden informatie voor het ontwikkelen van effectieve preventie- en interventieprogramma’s voor kinderen die een hoge mate van agressie en externaliserend probleemgedrag vertonen.Show less
Het doel van dit onderzoek was inzicht te verkrijgen in het verband tussen emotieregulatie van jongens tussen de zeven en twaalf jaar met en zonder disruptieve gedragsstoornis (DBD) en het...Show moreHet doel van dit onderzoek was inzicht te verkrijgen in het verband tussen emotieregulatie van jongens tussen de zeven en twaalf jaar met en zonder disruptieve gedragsstoornis (DBD) en het opvoedgedrag van ouders. Hiervoor werden kinderen met DBD (n= 34), kinderen zonder deze gedragsstoornissen (n= 32) en hun ouders onderzocht. Opvoedgedrag van de ouders werd in kaart gebracht met de Alabama Parenting Questionnaire-Parent Form. Om emotieregulatie van de kinderen te meten werd gebruik gemaakt van de ANT Delay Frustration. Bij deze computertaak treedt er diverse keren een opzettelijke vertraging tussen de opgaven op, waardoor frustratie wordt opgewekt bij het kind. Het aantal muisklikken tijdens deze vertragingen diende als maat voor emotieregulatie. De kinderen voerden de taak twee keer achter elkaar uit. Ouders van kinderen met DBD blijken significant meer inconsistent te straffen dan ouders van kinderen zonder deze stoornissen. Mogelijk kan dit verklaard worden doordat kinderen met deze gedragsstoornissen minder gevoelig zijn voor straf en negatief gedrag van deze kinderen bekrachtigd wordt doordat ouders snel geneigd zijn om toe te geven aan negatief gedrag. Daarnaast blijkt dat kinderen met – en zonder DBD significant verschillen wat betreft emotieregulatie. Zoals verwacht waren kinderen met DBD tijdens beide meetmomenten minder goed in staat tot adequate emotieregulatie dan kinderen uit de controlegroep. Er werd voor de DBD-groep een significant positief verband gevonden tussen inconsistent straffen en emotieregulatie. Voor de controlegroep werd er een significant negatief verband gevonden tussen positief opvoeden en emotieregulatie. Geconcludeerd kan worden dat opvoedgedrag van ouders en emotieregulatie van kinderen, onderling samenhangende risicofactoren zijn voor de ontwikkeling en instandhouding van agressief en antisociaal gedrag. De resultaten kunnen worden beschouwd als een ondersteuning voor de grondslagen van de interventie Parent Management Training Oregon (PMTO).Show less