Basisschool J heeft een vernieuwend onderwijsconcept ontworpen waar autonomie een onderdeel vormt. Autonomie hangt volgens onderzoek samen met eigenaarschap, waar op deze school middels een poster,...Show moreBasisschool J heeft een vernieuwend onderwijsconcept ontworpen waar autonomie een onderdeel vormt. Autonomie hangt volgens onderzoek samen met eigenaarschap, waar op deze school middels een poster, aandacht aan wordt besteed. De volgende onderzoeksvraag is onderzocht: ‘Helpt eigenaarschap leerlingen van basisschool J om een gevoel van autonomie te ervaren en in hoeverre sluit dit aan bij hun behoeften.’ De punten van de eigenaarschapsposter zijn gebruikt als leidraad voor het onderzoek. Er zijn drie focusgroepen uitgevoerd, van 45 minuten, met 5-7 leerlingen per focusgroep. Aan de hand van audio-opnamen zijn transcripten gemaakt en geanalyseerd. Uit deze resultaten komt naar voren dat eigenaarschap zoals aangeboden op basisschool J leerlingen kan helpen een gevoel van autonomie te doen ervaren. Leerlingen voelen zich vrij op de school. Ze vinden het prettig om eigen keuzes te maken in het plannen en het kiezen van een werkplek, al lijken ze de sturing of hulp van leerkrachten niet altijd als autonomie-ondersteunend te ervaren. Leerlingen lijken daarnaast niet altijd goed te weten waarom ze iets leren. Leerlingen geven aan niet altijd hulp te willen bieden aan medeleerlingen, helemaal als vragen al eerder zijn beantwoord. Hieruit lijkt naar voren te komen dat leerlingen behoefte hebben aan een middel om aan te geven dat ze zelfstandig aan de slag willen. Om te voldoen aan de behoeften is het advies dat duidelijk moet worden uitgelegd waarom iets wordt geleerd, leerkrachten benoemen waarom ze ondersteunen in het leerproces en dat een vragenblokje mogelijk zelfstandigheid kan bieden voor de leerling.Show less
Dit paper onderzoekt welke handvatten leerkrachten in het primair onderwijs kunnen gebruiken om formatieve evaluatie in te kunnen zetten in de klas. Hier is naar gekeken, omdat er binnen het...Show moreDit paper onderzoekt welke handvatten leerkrachten in het primair onderwijs kunnen gebruiken om formatieve evaluatie in te kunnen zetten in de klas. Hier is naar gekeken, omdat er binnen het primair onderwijs nog veelal summatief wordt getoetst. Door deze summatieve toetsen ervaren sommige leerlingen een hoge werkdruk, wat ten koste kan gaan van hun mentale gezondheid. Door deze summatieve toetsen te vervangen door formatief evalueren, kan deze werkdruk afnemen en de mentale gezondheid van leerlingen verbeteren. In deze studie is kwalitatief onderzoek gedaan, waarbij uitkomsten van literatuuronderzoek is vergeleken met de uitkomsten van semi-gestructureerde interviews met leerkrachten. Uit dit onderzoek zijn vier handvatten naar voren gekomen. Zo kan een leerkracht meer peer-assessment en self-assessment inzetten, meer autonomie geven aan de leerlingen, vaker procesgerichte feedback geven aan de leerlingen en flexibele differentiatie groepen inzetten in de klas. Door deze handvatten in te zetten kan een leerkracht waarschijnlijk beter aansluiten bij de cyclus van formatief evalueren. Eventueel zou vervolgonderzoek zich kunnen richten op de praktische kant van het gezamenlijk inzetten van bovenstaande handvatten. Ook kan er gekeken worden naar de eventuele verschillen in de manier waarop deze handvatten ingezet kunnen worden in de onderbouw, middenbouw en bovenbouw.Show less
Op basisschool X ligt de vraag hoe zij de inzet van formatief evalueren kunnen uitbreiden. De onderzoeksvraag in deze scriptie luidt: ‘Welke handvatten hebben leerkrachten op een basisschool in een...Show moreOp basisschool X ligt de vraag hoe zij de inzet van formatief evalueren kunnen uitbreiden. De onderzoeksvraag in deze scriptie luidt: ‘Welke handvatten hebben leerkrachten op een basisschool in een middelgrote stad nodig om formatief te evalueren?’. Formatieve evaluatie is een cyclisch proces waarin de leerling actief wordt betrokken bij het leerproces en de leerkracht de resultaten analyseert. Dit met als doel om zoveel mogelijk aan te sluiten op het niveau van de leerling. In deze scriptie is door middel van een literatuuronderzoek en interviews met de leerkrachten op school X naar handvatten gezocht om de inzet van formatieve evaluatie uit te breiden. De interviews zijn getranscribeerd en vervolgens geanalyseerd in het programma Atlas.Ti. Uit het literatuuronderzoek zijn meerdere thema’s naar voren gekomen die belangrijk zijn voor een effectieve inzet van formatieve evaluatie. De thema’s zijn: dataverzameling en - gebruik, differentiatie, leerdoelen, vragen, feedback, peer-beoordeling, zelfbeoordeling en autonomie. Op school X wordt al veel data verzameld, worden leerdoelen gedeeld en worden voornamelijk vaste differentiatiegroepen toegepast. Uit de interviews is gebleken dat het geven van feedback en het gebruiken van de verzamelde data meer uitgebreid kan worden. Feedback geven kan gegeven worden door de leerkracht, maar ook door de leerling zelf of door leerlingen aan elkaar. Op deze manier worden ook de thema’s zelf- en peerbeoordeling ingezet, hierbovenop is dit tijdbesparend voor de leerkracht. Als laatste zou er een visie kunnen komen op het gebied van autonomie omdat leerkrachten deze willen verhogen, maar hier geen afspraken over zijn. In vervolgonderzoek zouden de thema’s peer- en zelfbeoordeling met betrekking tot formatieve evaluatie in het klaslokaal, meer onderzocht kunnen worden.Show less
This study focuses on the quality of sibling relationships, measured in warmth and conflict, and its association with internalizing- and externalizing-behavior problems in adolescence. For the...Show moreThis study focuses on the quality of sibling relationships, measured in warmth and conflict, and its association with internalizing- and externalizing-behavior problems in adolescence. For the study, 26 sibling pairs aged 8-15 years were included. These were only biological siblings and all lived in or near Leiden. The sibling pairs came to Leiden University to individually complete a VR task and a computer task and to fill out a questionnaire (SRQ-S). The parent also completed a questionnaire (CBCL 6-18 years) during the study. For this study, the CBCL and the SRQ-S were used. For this specific study, the younger sibling was examined because the older sibling influences the younger sibling more than the younger sibling influences the older sibling. The study found that conflict in a sibling relationship was positively related to internalizing behavior problems in the younger sibling. This can be explained by the cognitive model of depression: conflict causes stress and this stress relates to negative distortions of reality. These negative distorions of reality can form negative cognitive schema’s which relate to internalizing problems. There were no associations between warmth and internalizing problems and between warmth, conflict and externalizing problems. These conclusions must take into account that a general population sample was used: there were no high or low rates of warmth, conflict, internalizing and externalizing problems; they were avarage.Show less
Consituency service is een onderbelicht thema binnen de literatuur over politieke representatie. Onderzoeken die hier wel aandacht aan wijdden, gaan vaak over landen met een districtenstelsel en...Show moreConsituency service is een onderbelicht thema binnen de literatuur over politieke representatie. Onderzoeken die hier wel aandacht aan wijdden, gaan vaak over landen met een districtenstelsel en minder over landen die slechts één geografisch kiesdistrict kennen. Dit onderzoek probeert om een verklaring te vinden voor de verschillende mate van politieke dienstverlening van gemeenteraadsleden. Hieruit is gekomen dat vooral de grootte van een gemeente (gebaseerd op aantal raadsleden) invloed heeft op de mate van politieke dienstverlening die raadsleden aangeven uit te voeren bij hun inwoners. Andere factoren die bij nationale en regionale parlementen wel van invloed waren, blijken dat hier niet te zijn. Zo zijn opleidingsniveau, linksrechtspositie en type partij (lokaal/nationaal) niet van invloed op de mate van politieke dienstverlening. Dit onderzoek heeft ook een nieuwe dimensie toegevoegd aan het internationale debat over politieke dienstverlening: die van de verdeling tussen stedelijke en landelijke gebieden. Echter blijkt dat deze toevoeging geen invloed heeft op de mate van politieke dienstverlening van raadsleden. Het beeld van Nederland als land, waarin volksvertegenwoordigers nauwelijks aan politieke dienstverlening doen, wordt dus bevestigd.Show less
Er is veel onderzoek gedaan naar wat politiek vertrouwen veroorzaakt. De invloed van de kabinetsvorm op politiek vertrouwen is echter nog niet onderzocht. Dit onderzoek heeft zich gericht op de...Show moreEr is veel onderzoek gedaan naar wat politiek vertrouwen veroorzaakt. De invloed van de kabinetsvorm op politiek vertrouwen is echter nog niet onderzocht. Dit onderzoek heeft zich gericht op de verschillen tussen minderheids- en meerderheidskabinetten op politiek vertrouwen. In dit artikel wordt gebruikgemaakt van data in 28 Europese landen van 2013 tot halverwege 2023. Uit een lineaire regressie die rekening houdt met de controlevariabelen, perceptie van de economie, mate van opleidingsniveau in een land en ouderdom van democratie, blijkt dat er geen verband is tussen het wel of niet hebben van een minderheidskabinet en politiek vertrouwen.Show less
Wereldwijd is er steeds meer aandacht voor het oplossen van de substantiële ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek. Er wordt gesteld dat vrouwen een descriptieve groep vormen, met een...Show moreWereldwijd is er steeds meer aandacht voor het oplossen van de substantiële ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek. Er wordt gesteld dat vrouwen een descriptieve groep vormen, met een distinctieve achtergrond, ervaringen en belangen. Tegelijkertijd stelt men dat er een verband bestaat tussen de descriptieve en substantieve vertegenwoordiging van vrouwen. Waar eerder onderzoek zich voornamelijk heeft gericht op het analyseren van losse aspecten van substantieve vertegenwoordiging, combineert dit artikel onderzoek naar het effect van het aantal vrouwen op debatbijdragen en beleid. De resultaten wijzen uit dat vrouwelijke gemeenteraadsleden niet vaker gebruikmaken van retoriek die expliciet verwijst naar vrouwen. Ook blijkt dat er slechts een zwak verband bestaat tussen het aantal vrouwelijke gemeenteraadsleden en de hoeveelheid geld die is begroot voor thema’s die vrouwen belangrijker vinden dan mannen. In conclusie kan er op basis van dit onderzoek worden gesteld dat er geen verband lijkt te bestaan tussen de descriptieve en substantieve vertegenwoordiging van vrouwen in Nederlandse gemeenten.Show less
Setbacks, overtredingen van gedragsdoelen, komen veel voor bij alledaagse doelen. Hoewel een enkele setback niet schadelijk hoeft te zijn, is er sprake van een setback-effect. De gevolgen van een...Show moreSetbacks, overtredingen van gedragsdoelen, komen veel voor bij alledaagse doelen. Hoewel een enkele setback niet schadelijk hoeft te zijn, is er sprake van een setback-effect. De gevolgen van een setback zijn de oorzaak van verdere setbacks. Om deze gevolgen van setbacks te onderzoeken luidt de hoofdvraag van dit onderzoek: "Hoe is locus van causaliteit na een setback gerelateerd aan setbackfrequentie, en wordt deze relatie gemedieerd door gevoelens van schuld na een setback?”. Locus van causaliteit, schuldgevoelens na een setback en setbackfrequentie zijn onderzocht via een online vragenlijst in een cross-sectioneel, between-subjects design op basis van zelfrapportage (N = 152). Hierbij is gekeken naar gedragsregulatie in verschillende domeinen: voeding, inname van alcohol en nicotine, fysieke activiteit of sport, schermtijd, tijd die aan ontspanning of hobby’s besteed wordt en gelduitgaven. Er is alleen gekeken naar het doel dat aangegeven werd als prioriteit door de respondenten. Uit dit onderzoek blijkt dat een meer interne locus van causaliteit en meer schuldgevoelens na een setback significant geassocieerd zijn met een hogere setbackfrequentie. Er is echter geen verband gevonden tussen locus van causaliteit en schuldgevoelens, en schuldgevoelens kunnen het verband tussen locus van causaliteit en setbackfrequentie niet verklaren. De resultaten uit dit onderzoek sluiten aan bij eerder onderzoek over de mogelijke oorzaken van het setback-effect. Daarnaast staan de resultaten in contrast met de theorie over causale attributies. Voor het verhogen van succes in alledaagse gedragsdoelen kan een externe locus van causaliteit gefaciliteerd worden, of kan er beter omgegaan worden met gevoelens van schuld na een setback.Show less
The purpose of this study was to investigate the effects of an interactive digital reading program (ePrent&ABC) on different domains, vocabulary and print knowledge (PK), of the early literacy....Show moreThe purpose of this study was to investigate the effects of an interactive digital reading program (ePrent&ABC) on different domains, vocabulary and print knowledge (PK), of the early literacy. This study also examined whether visual working memory plays a role in the growth of vocabulary and PK. For this study participated 85 children between the ages 50-75 months (M = 63.08, SD = 6.07) old. The sample consisted of 44 girls and 41 boys. During four different conditions a kindergarten teacher read to the class four times a week based on a protocol and using the SMART board. The first week (condition A) the teacher did non-interactive reading. The other weeks of the study teachers used the ePrent&ABC program with every week another consolidation form for learning target words (condition B: semantics, condition C: PK and condition D: phonological awareness), except condition C, which was two weeks. Pretests and posttests were administered on target words, PK, and phonological awareness. Tests were also administered for general vocabulary and executive functions. This study focused in particular on the consolidation form of PK. During this consolidation form, teachers used non-verbal and verbal cues to draw the children’s attention to the text of the book. This study shows that children acquire more vocabulary and PK during ePrent&ABC than during non-interactive reading. In addition, a large effect (r = .67) was found of the growth in PK during the consolidation form PK. The consolidation form PK has a positive effect on multiple domains of the early literacy. This study shows also that visual working memory does not play a role in the growth of vocabulary and PK. EPrent&ABC offers teachers the opportunity to stimulate early literacy in preschoolers based on an evidence-based foundation with an interactive classroom method that considers both technical developments and the interests of preschoolers.Show less
The level of reading skills and the reading motivation are decreasing, causing more and more school-aged children to experience difficulties in reading. When reading in children is difficult, it is...Show moreThe level of reading skills and the reading motivation are decreasing, causing more and more school-aged children to experience difficulties in reading. When reading in children is difficult, it is less fun to do. They will read less often so their reading skills will not improve (negative reading spiral) although reading is an important skill to participate in society and labor market. The current study investigated the effectiveness of two different online reading interventions aimed at improving the reading performance and reading motivation of children with reading difficulties in grade 4/5: the online, individually, guided Universal Intervention of Literacy (UIL) based on explicit direct instruction (EDI) and the Reading Along (RA) reading method based on the guided oral reading method. The interventions differed in instructional approaches. The current study examined whether EDI is needed to improve the reading performance of children with reading difficulties. In addition, it was examined whether the change in reading motivation can be explained by the change in reading achievement, from the reading spiral. The children with reading difficulties, divided into three conditions, received the UIL or RA intervention or no additional reading support (BAU, control group). Reading performance of technical reading and reading motivation were measured before and after the intervention period. The analyses showed that the UIL and RA were effective in improving reading achievement among children with reading difficulties in grade 4/5 after a five-week intervention period. The children who followed the UIL or RA grew equally in reading achievement. This suggests that EDI is not needed to improve reading achievement in children with reading difficulties. In addition, the children in the UIL, RA and BAU condition grew equally in reading motivation. The suggests that the UIL and RA interventions were not effective in improving reading motivation. Finally, no correlation was found between the change in reading achievement and the change on reading motivation. Change in reading motivation cannot be predicted by change in reading performance.Show less