De ontwikkeling en kwaliteit van executieve functies (EF) worden regelmatig in verband gebracht met het sociaal (dis)functioneren van kinderen. Dit onderzoek focust zich op de ontwikkeling van de...Show moreDe ontwikkeling en kwaliteit van executieve functies (EF) worden regelmatig in verband gebracht met het sociaal (dis)functioneren van kinderen. Dit onderzoek focust zich op de ontwikkeling van de EF componenten ‘inhibitie’ en ‘mentale flexibiliteit’ bij 137 kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar binnen het regulier basisonderwijs. Gekeken is of meisjes en jongens van elkaar verschillen en of er een relatie is tussen EF en sociaal functioneren. EF is gemeten met de SSV-taak van de Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT) en de BRIEF-Executieve Functies Gedragsvragenlijst (BRIEF). Voor het sociaal functioneren is de Strenghts and Difficulties Questionnaire’ (SDQ) gebruikt. Uit de resultaten blijkt dat oudere kinderen (10t/m12 jaar) beter in staat zijn prepotente responsen te onderdrukken (inhibitie), minder vertragen en flexibeler zijn in hun denken en handelen (mentale flexibiliteit) dan jongere kinderen (6t/m9 jaar) (ANOVA). De uitkomsten op de BRIEF ondersteunen deze bevindingen niet. Er zijn nagenoeg geen verschillen gevonden tussen meisjes en jongens (MANOVA). Tussen EF en sociaal functioneren is in huidig onderzoek geen relatie aangetoond. Geconcludeerd kan worden dat de snelheid en nauwkeurigheid van inhibitie- en mentale flexibiliteitsprocessen toenemen met de leeftijd.Show less
In deze studie zijn de cognitieve ontwikkeling en het spelniveau van laagfunctionerende kinderen met een ASS onderzocht. Daarnaast is er onderzocht of er een verband is tussen de cognitieve...Show moreIn deze studie zijn de cognitieve ontwikkeling en het spelniveau van laagfunctionerende kinderen met een ASS onderzocht. Daarnaast is er onderzocht of er een verband is tussen de cognitieve ontwikkeling en het spelniveau. De onderzoeksgroep bestaat uit 30 kinderen met een klinische diagnose ASS, 7 meisjes en 23 jongens, in de leeftijd van 2,5 tot 10 jaar afkomstig van verschillende KDC’s en MKD’s in de regio Noord- en Zuid Holland. Het spelniveau is gemeten met de voormeting van een speltraining opgesteld door de Universiteit van Leiden. Het cognitieve ontwikkelingsniveau is gemeten met de PEP-R. Uit de resultaten is gebleken dat alle kinderen uit de onderzoeksgroep een lagere ontwikkelingsleeftijd hebben dan hun kalenderleeftijd. De ontwikkelingsleeftijden varieerden van 0 tot 4,8 jaar, terwijl de kalenderleeftijden tussen de 2,5 en 10 jaar liggen. Op het spelgebied werden de meeste spelhandelingen gescoord onder het niveau ‘simpel manipuleren’. Voor de meeste kinderen was het niveau ‘functioneel spel’ het hoogst haalbare. Het verband tussen spelniveau en ontwikkelingsniveau is getoetst met een variantie-analyse, hierbij is een positief verband gevonden; kinderen met een hoger ontwikkelingsniveau, komen ook tot een hoger spelniveau.Show less