Onderzoek naar de classificatieaccuratesse van Alzheimer is belangrijk om de ziekte in de toekomst beter te kunnen behandelen. In deze scriptie werden twee structurele MRI-maten geëvalueerd: grijze...Show moreOnderzoek naar de classificatieaccuratesse van Alzheimer is belangrijk om de ziekte in de toekomst beter te kunnen behandelen. In deze scriptie werden twee structurele MRI-maten geëvalueerd: grijze stofdichtheid (48 predictoren) en subcorticale volumes (14 predictoren). Deze scriptie onderzocht wat de toegevoegde waarde van subcorticale volumes bovenop grijze stofdichtheid is. Hierbij werd verwacht dat I) grijze stofdichtheid accurater was voor de classificatie van Alzheimer dan subcorticale volumes, maar dat II) subcorticale volumes nog wel iets zouden toevoegen aan grijze stofdichtheid. Om dit te onderzoeken, is data gebruikt van 249 participanten afkomstig uit twee verschillende studies. 76 participanten hadden de diagnose Alzheimer en de overige 173 participanten waren cognitief gezonde ouderen. Er zijn drie modellen gebruikt: een model van grijze stofdichtheid (48 predictoren), een model van subcorticale volumes (14 predictoren) en een combinatiemodel van grijze stofdichtheid en subcorticale volumes (62 predictoren). Voor alle modellen is een logistische regressieanalyse met geneste kruisvalidatie uitgevoerd. Het model van grijze stofdichtheid had een AUC-waarde van 0.897 en een MGA-waarde van 0.822. Het model van subcorticale volumes had een AUC-waarde van 0.807 en een MGA-waarde van 0.769. Het gecombineerde model had een AUCwaarde van 0.897 en een MGA-waarde van 0.841. De eerste hypothese werd bevestigd, aangezien grijze stofdichtheid belangrijker was voor de classificatieaccuratesse dan subcorticale volumes. De tweede hypothese kon niet worden bevestigd, aangezien subcorticale volumes weinig tot niets lijken toe te voegen aan grijze stofdichtheid voor de classificatieaccuratesse van Alzheimer. Deze kennis kan gebruikt worden om toekomstige classificatiemodellen van Alzheimer te verbeteren.Show less
Het pyrrhonisme is een praktische filosofie die kan leiden tot gemoedsrust. Volgens de oorspronkelijke wijsgeer Pyrrho van Ellis zelf verloopt dit middels uitstel van oordeel omtrent non-evidente...Show moreHet pyrrhonisme is een praktische filosofie die kan leiden tot gemoedsrust. Volgens de oorspronkelijke wijsgeer Pyrrho van Ellis zelf verloopt dit middels uitstel van oordeel omtrent non-evidente zaken. In dit onderzoek is deze eeuwenoude leer onderzocht. De eerste hypothese om deze doctrine te onderzoeken was dat een pyrrhonistische denkwijze positief gecorreleert zou zijn aan gemoedsrust. Daarnaast is de mogelijke invloed van geloof op deze relatie bestudeert. Hiervoor was de verwachting dat de relatie tussen pyrrhonistisch denken en gemoedsrust minder sterk is voor gelovige mensen. Om dit te testen is een testbatterij opgesteld, bestaande uit de Non Evident Questionnaire, Generalized Anxiety Disorder-7 en Perceived Stress Scale. Aan de hand van de responses van 175 deelnemers, bleek de hoofdanalyse niet significant te zijn bij zowel de GAD-7 als de PSS. Uit de moderatie analyse bleek tevens een insignificant effect. Beide hypotheses kunnen dus worden verworpen. Mogelijke verklaringen hiervoor kunnen zijn dat de verkregen data relatief weinig gelovige mensen bevatte en relatief veel transgender mensen, waardoor conclusies voorzichtiger getrokken dienen te worden. Daarnaast waren de stellingen in de NE-Q voornamelijk gericht op hedendaagse onderwerpen, en is wellicht niet geschikt voor het meten van een dergelijk tijdloos construct.Show less
Onverwachtse voorvallen kunnen in het dagelijks leven hinder veroorzaken, tenzij er goed op wordt aangepast. Een verminderd aanpassingsvermogen zou dus risico’s met zich mee kunnen brengen. In de...Show moreOnverwachtse voorvallen kunnen in het dagelijks leven hinder veroorzaken, tenzij er goed op wordt aangepast. Een verminderd aanpassingsvermogen zou dus risico’s met zich mee kunnen brengen. In de literatuur zijn vooral onderzoeken te vinden die de invloed van stress op cognitief, maar niet op motorisch aanpassingsvermogen belichten. Om dit gat in de literatuur te vullen, is het van belang om onderzoek te doen naar de invloed van stressniveau op motorisch aanpassingsvermogen. In dit onderzoek deden 80 participanten een VR game en vulden de PSS-10 in om stress te meten. In de VR game moesten participanten objecten vangen en deze in een gat voor zich gooien door controllers te gebruiken. In bepaalde levels was er echter een temporele en/of spatiele asynchronie tussen de avatar en de participant. Het motorisch aanpassingsvermogen werd gemeten door te kijken hoe goed de participanten hierop corrigeerden. De hypothese luidt als volgt: ‘De aanwezigheid van stress is gerelateerd aan een verminderd motorisch aanpassingsvermogen.’ Door middel van een simpele lineaire regressie is aangetoond dat de hypothese verworpen moet worden: stressniveau is geen significante voorspeller van motorisch aanpassingsvermogen (p = .127). Dit onderzoek laat zien dat de VR game mogelijk ingezet kan worden in situaties waarin stress een rol speelt, bijvoorbeeld om af te leiden van stress. Verder toont dit onderzoek dat stress niet altijd een negatieve connotatie zou moeten hebben.Show less
In de huidige studie hebben we onderzoek gedaan naar de invloed van Intolerantie voor Onzekerheid (IU; nervositeit voor het onbekende) op processen zoals (1) zekerheid in het geven van een antwoord...Show moreIn de huidige studie hebben we onderzoek gedaan naar de invloed van Intolerantie voor Onzekerheid (IU; nervositeit voor het onbekende) op processen zoals (1) zekerheid in het geven van een antwoord en (2) reactietijd. Met kennis over mechanismen van IU kunnen we symptomen begrijpen en dagelijkse negatieve gevolgen verminderen. Gedurende het experiment kregen 54 gezonde participanten (37 vrouwen, 17 mannen) tussen de 18-40 jaar neutrale en negatieve afbeeldingen met bijhorende beschrijvingen te zien op twee verschillende dagen met 24 uur ertussen. Specifiek is gekeken naar dag twee, waarbij de participanten bij 75 neutrale en 75 negatieve afbeeldingen moesten aangeven of ze de afbeeldingen hadden gezien op de dag ervoor (oud) of niet (nieuw). Ze gaven aan hoe zeker ze waren over hun antwoord (betrouwbaarheidsbeoordeling; VAS 1-100; oud-nieuw). De reactietijd (ms) van deze respons werd voor beide condities gemeten. Daarna vulden participanten de Intolerance for Uncertainty Scale (IUS) in, bestaande uit 27 stellingen waarbij ze aangaven in welke mate de stelling hen typeert. De data zijn geanalyseerd middels niet-parametrische Friedmantoetsen, RMANCOVA en twee regressieanalyses met verschilscores. Daaruit kwamen de volgende bevindingen. Participanten met meer IU vertoonden minder spreiding in zekerheid van hun antwoord en waren gemiddeld langzamer in beide condities. Los van IU, vertoonden participanten meer spreiding in antwoordzekerheid en waren ze gemiddeld langzamer bij de negatieve dan bij de neutrale afbeeldingen. We concluderen dat IU effect heeft op de antwoordzekerheid en op de reactietijd. Of de getoonde afbeeldingen neutraal of negatief zijn blijkt hierbij niet van invloed.Show less
In dit onderzoek werd er gekeken naar de relatie tussen academische eisen, academische hulpbronnen en spanningsklachten die Nederlandstalige universitaire studenten ervaren. Er werd onderzocht of...Show moreIn dit onderzoek werd er gekeken naar de relatie tussen academische eisen, academische hulpbronnen en spanningsklachten die Nederlandstalige universitaire studenten ervaren. Er werd onderzocht of academische hulpbronnen als buffer kunnen dienen binnen de relatie tussen academische eisen en spanningsklachten. Het onderzoek is gebaseerd op het Study demands-resources model, wat het Jobs demands-resources model toepast in academische context. Bij dit onderzoek werd er gekeken naar verschillende academische eisen: rolconflict, het tempo en de hoeveelheid werk en de mentale belasting. Voor academische hulpbronnen werd er gekeken naar autonomie, rolduidelijkheid en de relatie met de begeleiding. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een online vragenlijst onder universiteit studenten. Het was een cross-sectioneel onderzoek met 171 respondenten. Uit de resultaten is gebleken dat tempo en hoeveelheid werk zorgt voor meer spanningsklachten. Autonomie daarentegen vermindert spanningsklachten. Rolduidelijkheid heeft een buffer-effect op de relatie tussen tempo en hoeveelheid werk en spanningsklachten onder universitaire studenten. Verder is er gevonden dat een hoge score op relatie met de begeleiding een buffer-effect kan hebben op de relatie tussen mentale belasting en spanningsklachten. De uitkomsten van dit onderzoek bieden de mogelijkheid om in te spelen op academische eisen en academische hulpbronnen om vervolgens de spanningsklachten onder studenten te verminderen. Verder kan dit onderzoek een basis zijn voor uitgebreider onderzoek naar spanningsklachten onder studenten en de oorzaken van de spanningsklachten.Show less
Depressie is een veel voorkomende stoornis, vooral bij vrouwen. Er zijn verschillende cognitieve en neurale risicofactoren die bijdragen aan depressiegevoeligheid. Brooding ruminatie is een...Show moreDepressie is een veel voorkomende stoornis, vooral bij vrouwen. Er zijn verschillende cognitieve en neurale risicofactoren die bijdragen aan depressiegevoeligheid. Brooding ruminatie is een belangrijke cognitieve risicofactor. Een belangrijke neurale risicofactor is abnormale connectiviteit in of tussen een van de netwerken van het triple netwerk model. Het doel van dit bachelorproject is om te onderzoeken wat er in het salience netwerk gebeurt bij vrouwen tijdens acute ruminatie. Hiermee proberen we inzicht te krijgen in eventuele neurale aanwijzingen voor depressiegevoeligheid. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld; wat is het effect van acute ruminatie op het salience netwerk bij vrouwen? Wordt de grootte van het effect van ruminatie gemodereerd door de gevoeligheid voor depressie? Hebben deelnemers met een hoge score op brooding ruminatie ook een hoge score op de LEIDS? Voor dit onderzoek hebben vrouwelijke participanten verschillende vragenlijsten ingevuld en zijn er MRI-scans van de hersenen gemaakt; één tijdens ruminatie en één tijdens resting-state. Vervolgens is er een region of interest analyse op de scans, een moderatie analyse op het effect en een correlatie analyse op de resultaten van de vragenlijsten uitgevoerd. Hieruit blijkt dat tijdens acute ruminatie verschillende hersengebieden meer connectiviteit met het salience netwerk vertonen. Er zijn geen significante resultaten gevonden voor de moderatie en correlatie analyse. Concluderend, acute ruminatie leidt tot een verhoogde functionele connectiviteit met het salience netwerk, dit leidt niet tot meer depressieve gevoeligheid; hoge connectiviteit met het salience netwerk zou dus geen biologische marker zijn voor depressiegevoeligheid. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden een inclusievere groep te onderzoeken.Show less
Financiële zorgen maken een steeds groter deel uit van het studentenleven (NIBUD, 2022). Eerdere onderzoeken benadrukken dat financiële zorgen het subjectief welzijn negatief beïnvloeden, doordat...Show moreFinanciële zorgen maken een steeds groter deel uit van het studentenleven (NIBUD, 2022). Eerdere onderzoeken benadrukken dat financiële zorgen het subjectief welzijn negatief beïnvloeden, doordat financiële zorgen onder andere emotionele uitputting en psychische klachten veroorzaken (van Vreder & Thijssen, 2019). Eerdere bevindingen toonden daarentegen aan dat deelname aan vrijetijdsactiviteiten een positieve invloed kan hebben op het subjectief welzijn, en het subjectief welzijn dus kan verbeteren (Brajša-Žganec et al., 2011; Tonon et al., 2013; Sirgy et al., 2017). Echter verschillen mensen in de vaardigheid om te kunnen genieten (hedonistisch vermogen) en worden niet alle mensen op dezelfde manier (negatief) beïnvloed door financiële zorgen. De invloed van financiële zorgen op de ervaring van vrijetijdsactiviteiten is daarnaast niet eerder onderzocht, terwijl financiële zorgen de ervaring van vrijetijdsactiviteiten op een vergelijkbare manier zouden kunnen belemmeren als hoe financiële zorgen het subjectief welzijn belemmeren. Er is meer kennis nodig over hoe financiële zorgen en de vrijetijdsbeleving bijdragen aan het subjectief welzijn en de individuele verschillen hierin, omdat studenten steeds meer onder financiële druk komen te staan wat ten koste gaat van hun studie. Het doel van dit onderzoek was dan ook om een verklaring te geven over hoe financiële zorgen bij studenten een negatieve invloed hebben op het subjectief welzijn en de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. De resultaten hebben aangetoond dat financiële zorgen een negatieve invloed hebben op het subjectief welzijn, maar er werd geen significante relatie gevonden tussen de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten met het subjectief welzijn en financiële zorgen. Bovendien bleek het hedonistisch vermogen geen significante moderator te zijn in de relatie tussen financiële zorgen en de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. Tot slot was een tekortkoming van dit onderzoek was dat de twee metingen van de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten significant met elkaar verschillen. Vervolgonderzoek kan zich richten op het ontwikkelen van één maat van de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast kan vervolgonderzoek zich richten op mogelijke interventies om financiële zorgen bij studenten te verminderen.Show less
Mensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het...Show moreMensen met de huidaandoening psoriasis hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan een sterk negatief effect hebben op het welbevinden. Momenteel wordt er voornamelijk aandacht besteed aan het ervaren stigma. Het is belangrijk om meer kennis te vergaren over het publiek stigma door te onderzoeken hoe mensen met psoriasis worden waargenomen in de samenleving. Omdat etniciteit invloed kan hebben op de percepties en reacties van een individu, is het relevant om te kijken in hoeverre de mate van publiek stigma verschilt tussen verschillende etnische groepen. Om dit te onderzoeken hebben 120 participanten de mate van stigma gerapporteerd aan de hand van het zien van twee video vignettes waarin psoriasis wel of niet zichtbaar was. Bij de video vignette met zichtbare symptomen van psoriasis werd er meer publiek stigma gemeten (M = 16.18, SD = 4.92) dan als deze symptomen niet zichtbaar waren (M = 15.06, SD = 5.00), (t(119) = -3.28, p = .01). Daarnaast bleken er geen verschillen in de mate van publiek stigma tussen autochtone individuen, individuen met een westerse migratieachtergrond en individuen met een niet-westerse migratieachtergrond (F(2, 117) = 1.30, p = .28). De bevinding dat zichtbare symptomen van psoriasis leidt tot een toename van publiek stigma, benadrukt de noodzaak om hier verandering in te brengen. Wellicht door stigma-verminderende interventies. Daarnaast geeft de afwezigheid van verschillen in publiek stigma tussen de etnische groepen aanleiding tot vervolgonderzoek met een grotere diversiteit aan participanten en een gebalanceerde verdeling van de etnische groepen, om met meer zekerheid te kunnen kijken of deze verschillen er al dan niet zijn.Show less
Kinderen kunnen op verscheidene manieren sociale angsten opdoen. Zelfs wanneer de angst stimuli zelf niet direct aanwezig is. Ouders spelen hierbij de grootste rol binnen de omgeving van het kind....Show moreKinderen kunnen op verscheidene manieren sociale angsten opdoen. Zelfs wanneer de angst stimuli zelf niet direct aanwezig is. Ouders spelen hierbij de grootste rol binnen de omgeving van het kind. Ze vormen namelijk een model waarbij ze via transmissie van informatie sociale angsten kunnen doorgeven aan hun kinderen, wat zich kan uiten in vermijdingsgedrag. De huidige studie had dan ook als doel om het effect van ouderlijke verbale dreigings- (versus veiligheidsinformatie) op het vermijdingsgedrag van kinderen richting vreemdelingen, te onderzoeken. Hierbij werd onderzocht of de mate van ouderlijke sociale angst een modererende rol speelde. Een steekproef van 77 kinderen, tussen de tien en veertien jaar, ontvingen verbale informatie over twee vreemdelingen via hun primaire verzorger. Er werd gebruikgemaakt van dreigingsinformatie (“Ik hoorde dat ze heel streng is“...”) en veiligheidsinformatie (“Ik hoorde dat zij heel lief is“...”). Naderhand werd er tijdens een sociale presenteer taak vermijdingsgedrag van de kinderen richting de vreemdelingen gemeten. De mate van ouderlijke sociale angst werd vastgesteld door middel van een vragenlijst. De resultaten laten zien dat het type informatie geen significant effect had op het vermijdingsgedrag van de kinderen. Ook is er geen significant modererend effect gevonden op dit effect door de mate van ouderlijke sociale angst. Deze resultaten wijzen op het belang om verder onderzoek te doen binnen deze tak van studie. Daarbij blijft het ondanks de niet significante effecten belangrijk dat ouders bedachtzaam zijn wat betreft communicatie richting hun kinderen en de mogelijke gevolgen ervan.Show less
Cognitieve vaardigheden zijn essentieel voor iemands dagelijks functioneren en voor iemands welzijn. Het is bekend dat stress zorgt voor een verslechtering van de cognitieve functies, in het...Show moreCognitieve vaardigheden zijn essentieel voor iemands dagelijks functioneren en voor iemands welzijn. Het is bekend dat stress zorgt voor een verslechtering van de cognitieve functies, in het bijzonder het geheugen en het executief functioneren. Hoewel informatie verwerkingssnelheid valt onder de cognitieve vaardigheden, ontbreekt literatuur die expliciet gaat over de invloed van stress op de verwerkingssnelheid. In deze studie wordt daarom de vraag behandeld wat het verband is tussen stress en informatie verwerkingssnelheid bij volwassenen. In de huidige studie zijn 25 deelnemers onderzocht (M = 33.24 jaar, SD = 16.03; 14 vrouwen, 11 mannen) in het kader van het bachelor-project. De deelnemers hebben de ‘Perceived Stress Scale’ ingevuld om stress te meten en de ‘Symbol Digit Modalities Test’ voltooid om informatie verwerkingssnelheid te bepalen. Naast de hoofdvraag is er ook gekeken of er verschillen zijn tussen jongeren en ouderen, tussen vrouwen en mannen, en tussen gestreste en niet-gestreste deelnemers als het gaat om de relatie tussen stress en informatieverwerkingssnelheid. Correlatieanalyses hebben geen verband gevonden tussen stress en informatie verwerkingssnelheid of verschillen in dit verband tussen de verschillende groepen (p > 0.05). Mogelijke verklaringen voor deze niet-significante resultaten kunnen te maken hebben met lage stressniveaus, het niet meten van acute versus chronische stress en een te kleine steekproef. Toekomstig onderzoek kan zich daarom richten op een grotere en diverse steekproef, en het gebruik van experimentele opzet, waarbij bijvoorbeeld stressniveaus in een laboratorium gemanipuleerd kunnen worden.Show less
Bij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te...Show moreBij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te kunnen bewerkstelligen. Dit doen ze echter meestal niet, omdat het gunstiger is een ander dit te laten doen. Er is onderzocht of gelijkenissen tussen groepsleden leidt tot het vaker vrijwillig aanbieden bij het vrijwilligersdilemma. Deze gelijkenissen zijn de antwoorden op een aantal vragen en scoring van muzikale nummers. Het idee hierachter was dat de participanten een (versterkt) groepsgevoel zouden krijgen als ze op basis van hun antwoorden in een groep geplaatst werden en zich zo vaker vrijwillig zouden aanbieden. Er zijn drie groepen, de baseline, de gelijke groep en de ongelijke groep. Elke participant werd eerst in de baseline gedaan om te kijken hoe vaak men zich vrijwillig zou aanbieden bij een random groepsverband, om de resultaten te vergelijken met de andere groepen. De ongelijke groep houdt in dat participanten juist niet op elkaar leken met de gegeven antwoorden en zo is er gekeken of participanten zichzelf minder aan gingen bieden hierdoor. De gelijke groep was de groep waar participanten op basis van gelijke antwoorden bij de vragen in kwamen. De resultaten die uit dit onderzoek kwamen waren niet in lijn met de hypotheses. De gelijke en ongelijke groep had precies evenveel mensen die zich vrijwillig aanboden, hier was dus ook geen significante uitkomst.Show less
Bij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te...Show moreBij een vrijwilligersdilemma is er een situatie waar er een maatschappelijke taak is, waar personen vrijwillig aan kunnen bijdragen. Er is minimaal een persoon nodig om een bonus voor de groep te kunnen bewerkstelligen. Dit doen ze echter meestal niet, omdat het gunstiger is een ander dit te laten doen. Er is onderzocht of gelijkenissen tussen groepsleden leidt tot het vaker vrijwillig aanbieden bij het vrijwilligersdilemma. Deze gelijkenissen zijn de antwoorden op een aantal vragen en scoring van muzikale nummers. Het idee hierachter was dat de participanten een (versterkt) groepsgevoel zouden krijgen als ze op basis van hun antwoorden in een groep geplaatst werden en zich zo vaker vrijwillig zouden aanbieden. Er zijn drie groepen, de baseline, de gelijke groep en de ongelijke groep. Elke participant werd eerst in de baseline gedaan om te kijken hoe vaak men zich vrijwillig zou aanbieden bij een random groepsverband, om de resultaten te vergelijken met de andere groepen. De ongelijke groep houdt in dat participanten juist niet op elkaar leken met de gegeven antwoorden en zo is er gekeken of participanten zichzelf minder aan gingen bieden hierdoor. De gelijke groep was de groep waar participanten op basis van gelijke antwoorden bij de vragen in kwamen. De resultaten die uit dit onderzoek kwamen waren niet in lijn met de hypotheses. De gelijke en ongelijke groep had precies evenveel mensen die zich vrijwillig aanboden, hier was dus ook geen significante uitkomst.Show less