Dit onderzoek heeft de mate van schoolbetrokkenheid bestudeerd onder leerlingen die zijn gewisseld van school of zijn blijven zitten. Daarnaast is onderzocht in hoeverre slachtofferschap van...Show moreDit onderzoek heeft de mate van schoolbetrokkenheid bestudeerd onder leerlingen die zijn gewisseld van school of zijn blijven zitten. Daarnaast is onderzocht in hoeverre slachtofferschap van pestgedrag hierin een mediërende rol speelt. De onderzoekspopulatie bestond uit 364 participanten, waarvan 56% meisjes en 44 % jongens, uit de tweede en derde klas van het Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO). De leeftijd varieerde van 13 tot 17 jaar (M=14.7; SD= .85). Schoolbetrokkenheid is gemeten met de School Engagement Scale (SES). Het slachtofferschap van pestgedrag is onderzocht met behulp van Personal Experiences Checklist (PECK). De leerlingen zijn middels twee items binnen de vragenlijst bevraagd of ze eerder zijn gewisseld van school of zijn blijven zitten. Uit de regressieanalyses bleek er geen relatie te bestaan tussen het wisselen van school, slachtofferschap van pestgedrag en schoolbetrokkenheid. Wel is er een negatieve relatie gevonden tussen het blijven zitten en schoolbetrokkenheid. Echter, ook binnen deze relatie vervult slachtofferschap van pestgedrag geen mediërende rol. Aangezien leerlingen die zijn blijven zitten een lagere schoolbetrokkenheid ontwikkelen, is het van belang dat leraren gedegen kennis ontwikkelen over de lange termijn gevolgen van blijven zitten en doubleren niet als een gemakkelijke vorm van interventie beschouwen.Show less
In dit onderzoek is de relatie onderzocht tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van 13-17 jarige migrantenjongeren, waarbij het geslacht van de jongeren is meegenomen als mogelijke...Show moreIn dit onderzoek is de relatie onderzocht tussen acculturatiediscrepanties en het welbevinden van 13-17 jarige migrantenjongeren, waarbij het geslacht van de jongeren is meegenomen als mogelijke moderator. Aan het onderzoek hebben 140 middelbare migrantenscholieren met een gemiddelde leeftijd van 15 jaar en een gelijke verdeling van geslacht (70 jongens en 70 meisjes) meegewerkt. Deze migrantenjongeren hebben vragenlijsten ingevuld over hun welbevinden, over hun voorkeur voor een acculturatiestrategie en over hoe de migrantenjongere denkt welke acculturatiestrategie de Nederlandse maatschappij aan de hem/haar toedicht. De hypothese dat de relatie tussen assimilatiediscrepanties en separatiediscrepanties en het welbevinden negatief is voor zowel jongens als voor meisjes is verworpen, aangezien uit de analyses geen relatie bleek te bestaan. Er zijn daarnaast geen verschillen gevonden tussen jongens en meisjes wat betreft de voorkeur voor een acculturatiestrategie en wat betreft de acculturatiediscrepanties.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen etniciteit en het ontvangen van steun van ouders, leerkrachten en leeftijdsgenoten en de schoolbetrokkenheid van leerlingen tussen de 12 en 16...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen etniciteit en het ontvangen van steun van ouders, leerkrachten en leeftijdsgenoten en de schoolbetrokkenheid van leerlingen tussen de 12 en 16 jaar op het VMBO. Er is onderzocht of de verschillende soorten steun en schoolbetrokkenheid verschillen voor allochtone en autochtone leerlingen en of de samenhang tussen steun en schoolbetrokkenheid gemodereerd wordt door etniciteit. Aan dit onderzoek hebben in totaal 424 leerlingen deelgenomen, waarvan 243 jongens, 179 meisjes en 2 respondenten die het geslacht niet ingevuld hebben. De gemiddelde leeftijd van deze respondenten bedraagt 14.21 jaar (SD = 0.88). De groep autochtone leerlingen bestaat uit 353 leerlingen, tegenover 71 leerlingen die deel uitmaken van de allochtone groep. De gemiddelde leeftijd van de allochtone leerlingen was 14.13 jaar (SD =0.92) en van de autochtone leerlingen 14.23 jaar (SD = 0.87). Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat steun van leerkrachten een significante voorspeller is voor de schoolbetrokkenheid van allochtone en autochtone leerlingen. Daarnaast is steun van ouders ook een significante voorspeller voor de schoolbetrokkenheid van autochtone leerlingen. Op basis van dit onderzoek kan gezegd worden dat er moet worden geïnvesteerd in de relatie tussen ouders en kinderen en leerkracht en leerlingen, om de schoolbetrokkenheid van leerlingen te verhogen.Show less
Pestgedrag komt op vrijwel iedere school voor en de gevolgen hiervan blijven niet beperkt tot de korte termijn. Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de relatie aantonen tussen pesten en een...Show morePestgedrag komt op vrijwel iedere school voor en de gevolgen hiervan blijven niet beperkt tot de korte termijn. Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de relatie aantonen tussen pesten en een laag zelfbeeld, is er weinig bekend over de gevolgen van specifieke vormen van pestgedrag. In dit onderzoek staat de vraag centraal naar de relatie tussen fysiek-, verbaal-relationeel- en cyberpesten en het zelfbeeld van zowel jongens als meisjes. Aan dit onderzoek namen 364 VMBO-leerlingen deel, waarvan 43.4% jongens (M = 14.6, SD = .86) en 55.8% meisjes (M = 14.7, SD = .86). Middels de Personal Experiences Checklist werd informatie ingewonnen over de ervaringen met verschillende vormen van pestgedrag en met de Self-Perception Profile for Children werd het zelfbeeld van de adolescent onderzocht, waarbij adolescenten op een 5-puntsschaal aangaven hoe vaak ze te maken hadden met bepaald pestgedrag en in hoeverre een stelling over het zelfbeeld bij hen paste. Uit statistische analyses bleek dat jongens vaker fysiek gepest worden en meisjes vaker te maken hebben met verbaal-relationeel pestgedrag. Het zelfbeeld van jongens was positiever dan dat van meisjes. Bij jongens was er geen significante relatie zichtbaar tussen de verschillende vormen van pestgedrag en het zelfbeeld, terwijl bij meisjes verbaal-relationeel pestgedrag significant samenhangt met een lager zelfbeeld. Mogelijk heeft dit onder andere te maken met het gebruik van ineffectieve copingstrategieën door meisjes. Het is belangrijk om in behandelingen en interventies rekening te houden met het geslacht van het slachtoffer en het type pestgedrag wat heeft plaatsgevonden, om zodoende de psychische gevolgen van (met name verbaal-relationeel) pestgedrag te voorkomen of verminderen.Show less
Het doel van dit onderzoek is in de eerste plaats inzicht geven in de relatie tussen de ouderlijke controle vanuit de thuissituatie en de hoeveelheid uren hangen op straat. In de tweede plaats is...Show moreHet doel van dit onderzoek is in de eerste plaats inzicht geven in de relatie tussen de ouderlijke controle vanuit de thuissituatie en de hoeveelheid uren hangen op straat. In de tweede plaats is het doel om inzicht te geven in de relatie tussen het normbesef en externaliserend probleemgedrag. Er wordt daarnaast onderzocht of het aantal hanguren van Marokkaanse jongeren een mediërende factor is. Met behulp van een vragenlijst, samengesteld met onder andere Normbesef vignetten en andere bestaande genormeerde schalen zijn de antwoorden van 122 Marokkaanse hangjongeren van 16 en tot en met 21 jaar binnen de randstad onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat de ouderlijke controle negatief samenhangt met de hoeveelheid uren hangen op straat. Een verminderde ouderlijke controle draagt bij aan een hoger aantal hanguren. Daarnaast is er samenhang gevonden tussen het normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse hangjongeren. Een lager normbesef hangt samen met meer externaliserend probleemgedrag. Er is geen mediërend effect gevonden voor het aantal uren hangen op de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag.Show less
The Netherlands are an ethnically diverse society, but interethnic contact between immigrants and the native Dutch is scarce. With the increase of non-western immigrants since 2000, Islamophobia...Show moreThe Netherlands are an ethnically diverse society, but interethnic contact between immigrants and the native Dutch is scarce. With the increase of non-western immigrants since 2000, Islamophobia and discrimination against Muslims have increased. Avoidance of contact and increased Muslim prejudice are mutually related problems. A solution is suggested by Allport (1954) who hypothesized that intergroup contact could effectively reduce intergroup prejudice when certain conditions are met. Contact between different groups is likely to occur on different contact-levels, such as the classroom, the neighborhood and on the individual-level in case of intergroup friendship. However, research studying contact in different settings is scarce. The goal of this study is to test in a multilevel model on which level intergroup contact is most negatively related to Muslim prejudice. In contrast with our hypothesis this study found that ethnic diversity in the neighborhood and in the classroom has no significant effect on Muslim prejudice. Furthermore, the number of Muslim classmates is not related to the number of Muslim friends. Consistent with our hypothesis, adolescents with more Islamic friends had less feelings of Muslim prejudice. We therefore advise to alter the Dutch policy on integration and shift the focus to the level of the individual. Interventions can for instance be started at the level of the family or at the level of the classroom using the ‘jigsaw’ method.Show less