De vraag die tijdens dit onderzoek centraal staat is: ‘welke voor- en nadelen op het gebied van begeleiding van spel ervaren onderwijsprofessionals uit de onderbouw bij het inzetten van spelend...Show moreDe vraag die tijdens dit onderzoek centraal staat is: ‘welke voor- en nadelen op het gebied van begeleiding van spel ervaren onderwijsprofessionals uit de onderbouw bij het inzetten van spelend leren in groep 3?’. Om antwoord te krijgen op deze vraag is er een literatuuronderzoek gedaan en zijn er 5 interviews afgenomen met onderwijsprofessionals, allen werkzaam op school x. Deze onderwijsprofessionals zijn allemaal betrokken bij de onderbouw van de basisschool. De uitkomsten van de interviews zijn gecodeerd en daaruit zijn de volgende uitkomsten gekomen. De onderwijsprofessionals gaven in de interviews aan dat zij over het algemeen positief zijn over het inzetten van spelend leren in groep 3. Een positieve houding van leerkrachten tegenover spelend leren is belangrijk bij het inzetten van spelend leren. De onderwijsprofessionals gaven ook aan dat zij spelend leren in groep 3 begeleiden op verschillende manieren, zij gaven aan te observeren, mee te spelen en impulsen te geven. Deze drie rollen zijn ook terug te vinden in de literatuur. Als voordeel van spelend leren gaven de onderwijsprofessionals aan goed leerlingen op hun eigen niveau te begeleiden. In de literatuur wordt vermeld dat om te differentiëren in de klas het belangrijk is om een stap terug te nemen als leerkracht en te observeren, dit wordt tijdens spelend leren vaak gedaan. Toch geven de onderwijsprofessionals ook aan dat het soms lastig is om in te schatten wanneer er impulsen gegeven moeten worden en wanneer de impulsen het spel juist onderbreken. Dit wordt ook bevestigd in de literatuur.Show less
Deze studie onderzocht hoe leerkrachten in het speciaal onderwijs cluster 4 effectief begrijpend leesonderwijs kunnen geven. De volgende onderzoeksvraag werd in overleg met Pedologisch Instituut De...Show moreDeze studie onderzocht hoe leerkrachten in het speciaal onderwijs cluster 4 effectief begrijpend leesonderwijs kunnen geven. De volgende onderzoeksvraag werd in overleg met Pedologisch Instituut De Brug te Leiden opgesteld: waar kan rekening mee gehouden worden met het kiezen van een nieuwe begrijpend lezen methode, passend bij de doelgroep SO-cluster 4? Er werden drie wetenschappelijke overzichtsartikelen geraadpleegd voor beschikbare wetenschappelijke kennis over begrijpend leesonderwijs. Op basis van deze literatuur werden er zes elementen van effectief begrijpend leesonderwijs geselecteerd: woordenschat & achtergrondkennis, leesstrategieën, leesmotivatie, technisch lezen, rijke taalomgeving en interactie. Het praktijkonderzoek was een vragenlijst met stellingen, gebaseerd op deze zes elementen. De vragenlijst werd na een pilot verspreid onder leerkrachten van PI De Brug (N=11). Per element werd de gemiddelde score van de respondenten berekend. Uit de vragenlijst bleek dat leerkrachten woordenschat & achtergrondkennis en leesmotivatie het belangrijkst vonden. Technisch lezen werd als minst belangrijk gezien, en het element interactie blijkt redelijk moeilijk toepasbaar voor de doelgroep. Daarnaast hadden leerkrachten wisselende visies op het element leesstrategieën. Alle zes elementen zijn belangrijk voor het bieden van effectief begrijpend leesonderwijs op een cluster 4 school, maar de praktische toepasbaarheid lijkt per element te verschillen. Omdat er slechts 11 respondenten waren, kunnen de resultaten niet zonder meer gegeneraliseerd worden naar iedere SO-school. Toekomstig onderzoek naar de verhouding tussen de specifieke behoeften van cluster 4 leerlingen en de praktische toepassing van de zes elementen zou een relevant vervolg zijn van deze studie.Show less
Door de dalende leesvaardigheid en leesmotivatie in Nederland en op basisschool X, heeft laatstgenoemde ingezet op het verhogen van de leesmotivatie van haar leerlingen. Naast leerkrachten hebben...Show moreDoor de dalende leesvaardigheid en leesmotivatie in Nederland en op basisschool X, heeft laatstgenoemde ingezet op het verhogen van de leesmotivatie van haar leerlingen. Naast leerkrachten hebben vooral ouders een grote invloed op de leesmotivatie van kinderen. Met deze reden wilde basisschool X inzicht krijgen in de ouderbetrokkenheid bij het lezen thuis van ouders van haar leerlingen. In dit onderzoek is aan de hand van een vragenlijst deze ouderbetrokkenheid in beeld gebracht, waarna adviezen zijn geformuleerd om de ouderbetrokkenheid bij het lezen thuis te kunnen verhogen. Verder is gekeken naar verschillen in ouderbetrokkenheid tussen vaders en moeders en tussen ouders van de onderbouw en bovenbouw. De ouderbetrokkenheid werd gemeten op een vijfpuntsschaal, waar een score van 1 samenhing met geen ouderbetrokkenheid bij het lezen en een score van 5 met een hoge mate van ouderbetrokkenheid. Op basisschool X scoorden de ouders bovengemiddeld: een 3.63 gemiddeld (N=60). Er werd geen verschil in ouderbetrokkenheid gevonden tussen vaders en moeders en tussen ouders van de onder- en bovenbouw. In vergelijking met andere activiteiten rondom het lezen, werd er minder over de inhoud van boeken gepraat en werd de bibliotheek minder bezocht door ouders van deze basisschool. Basisschool X zou deze activiteiten bij haar ouders kunnen stimuleren om op deze manier de ouderbetrokkenheid en de leesmotivatie te kunnen verhogen. School en ouders zullen een team moeten vormen om de leesmotivatie en daarmee leesvaardigheid van de Nederlandse leerlingen te vergoten.Show less
Welbevinden is een multidimensionaal construct met de domeinen psychologisch, sociaal, cognitief en fysiek welbevinden. Het welbevinden wordt gezien als een voorwaarde voor leerlingen uit het...Show moreWelbevinden is een multidimensionaal construct met de domeinen psychologisch, sociaal, cognitief en fysiek welbevinden. Het welbevinden wordt gezien als een voorwaarde voor leerlingen uit het primair basisonderwijs om tot leren te komen. De afgelopen jaren is een dalende trend te zien van het welbevinden van deze leerlingen. Om de samenhang tussen de perceptie van onderwijsfactoren en het welbevinden te toetsen hebben 38 leerlingen uit leerjaargroepen vier, vijf en zes van het primair basisonderwijs twee vragenlijsten ingevuld: een vragenlijst met betrekking tot het welbevinden en een zelfontworpen vragenlijst betreffende de perceptie van aandacht voor onderwijsfactoren. Uit de resultaten is gebleken dat de aandacht voor de onderwijsfactoren niet significant samenhangt met de domeinen van welbevinden. Wel is er voor het domein psychologisch welbevinden een positieve samenhang gevonden met sociale interacties, maar een negatieve samenhang met autonomie. Voor het domein sociaal welbevinden is ook een positieve samenhang gevonden met sociale interacties. Met betrekking tot het cognitief welbevinden is voor vindingrijkheid een positieve samenhang gevonden, maar geen samenhang met zelfbewustzijn en wereldburgerschap. Ten slotte is een negatieve samenhang gevonden voor het domein fysiek welbevinden en sociale interacties. Om het inzicht in de mogelijk welbevinden-bevorderende onderwijsfactoren verder te duiden, zou de behoefte aan aandacht voor autonomie kunnen worden getoetst en stellingen in de zelfontworpen vragenlijst kunnen worden opgenomen met betrekking tot het fysiek welzijn. Ook zou de aandacht voor wereldburgerschap kunnen worden geconcretiseerd door middel van focusgroepen. Daarnaast zouden de onderwijsfactoren zelfbewustzijn en vindingrijkheid kunnen worden opgedeeld in subfactoren en deze worden gerelateerd aan het welbevinden.Show less
In de afgelopen jaren is de levenstevredenheid onder jongeren gedaald, waardoor scholen en organisaties meer proberen te investeren in het welbevinden van leerlingen. In dit onderzoek staat de...Show moreIn de afgelopen jaren is de levenstevredenheid onder jongeren gedaald, waardoor scholen en organisaties meer proberen te investeren in het welbevinden van leerlingen. In dit onderzoek staat de relatie tussen de onderwijsconcepten sociale interacties, vindingrijkheid, zelfbewustzijn, autonomie en wereldburgerschap en het welbevinden van leerlingen in het primair onderwijs centraal, om te onderzoeken in hoeverre de mate van aandacht die de leerlingen ervaren voor deze onderwijsconcepten kan bijdragen aan hun welbevinden. De studie is uitgevoerd op een dorpsschool in de randstad waar het welbevinden van leerlingen centraal staat. In totaal hebben 38 leerlingen uit de groepen 4, 5 en 6 meegedaan, waarvan 15 jongens en 23 meisjes, met een gemiddelde leeftijd van 8 jaar. In deze studie is de samenhang tussen de aandacht die er volgens leerlingen is voor de onderwijsconcepten en de mate van welbevinden van leerlingen getoetst. Elk van de onderwijsconcepten lijkt op positieve wijze zwak tot matig gerelateerd te zijn aan ten minste één van de domeinen van welbevinden, met uitzondering van de concepten autonomie en wereldburgerschap die ook negatieve relaties kennen met de domeinen van welbevinden. Een tweede uitzondering hierop zijn de negatieve relaties tussen de onderwijsconcepten en het fysiek welbevinden. In de discussie worden suggesties gedaan voor vervolgonderzoek en de onderwijspraktijk, zoals het meten van de behoefte aan autonomie en autonomieondersteuning om inzicht te krijgen in de manier hoe deze bijdragen aan het welbevinden.Show less
In dit paper wordt een onderzoek beschreven met de hoofdvraag: “Wat is het verband tussen het sociaal welbevinden dat leerkrachten binnen hun schoolteam ervaren en de mate van self-efficacy die zij...Show moreIn dit paper wordt een onderzoek beschreven met de hoofdvraag: “Wat is het verband tussen het sociaal welbevinden dat leerkrachten binnen hun schoolteam ervaren en de mate van self-efficacy die zij hebben op het gebied van burgerschapsonderwijs?”. Daarnaast is onderzocht of werkervaring een modererend effect heeft op dit verband. Dit is onderzocht met behulp van een zelf-rapportage vragenlijst ingevuld door 59 leerkrachten binnen een scholenstichting in Nederland. Uit het onderzoek bleek geen significant verband tussen het sociaal welbevinden en de mate van self-efficacy op het gebied van burgerschapsonderwijs. Ook werd er geen modererend effect gevonden van werkervaring. Mogelijk wordt het vinden van de resultaten onder andere beperkt door de kleine steekproef en de afwezigheid van veel variatie binnen de steekproef. Ook zouden mogelijk meer factoren onderzocht moeten worden om self-efficacy op het gebied van burgerschapsonderwijs goed te kunnen voorspellen.Show less
In deze scriptie is onderzocht welke elementen van effectief begrijpend onderwijs het meest belangrijk zijn voor het begrijpend leesonderwijs op speciaal onderwijs cluster vier van school PI de...Show moreIn deze scriptie is onderzocht welke elementen van effectief begrijpend onderwijs het meest belangrijk zijn voor het begrijpend leesonderwijs op speciaal onderwijs cluster vier van school PI de Brug. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst die is gebaseerd is op drie belangrijke overzichtsdocumenten. In de vragenlijst werden zes belangrijke elementen voor effectief begrijpend lezen uitgevraagd: woordenschat en achtergrondkennis, leesstrategieën, leesmotivatie, technisch lezen, rijke taalomgeving en interactie. In totaal hebben elf personeelsleden de vragenlijst volledig ingevuld. De resultaten uit de vragenlijst zijn berekend per element. Per schaal is er gekeken naar spreiding en gemiddelde. Hieruit kwam naar voren dat PI de Brug alle elementen belangrijk vindt, maar dat de elementen woordenschat en achtergrondkennis, leesmotivatie en leesstrategieën het belangrijkst worden gevonden voor de specifieke doelgroep.Show less
Voor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over...Show moreVoor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over differentiatie, de houding hier tegenover en de toepassing hiervan. De kennis, houding en toepassing van differentiatie werden onderzocht door middel van een vragenlijst, die gebaseerd is op effectieve vormen van differentiatie. Dit werd ingeschat door leerkrachten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. De vragenlijst werd volledig ingevuld door achttien Nederlandse leerkrachten van de groepen 3 t/m 8 op drie basisscholen. Uit de resultaten is gebleken dat er op houding hoger gescoord is dan op kennis en toepassing van differentiatie. Kennis en houding zijn positief verbonden met de toepassing van differentiatie, maar alleen kennis kan voorspellen in hoeverre differentiatie wordt toegepast. Verder hebben leerkrachten meer kennis omtrent convergent differentiëren dan divergent differentiëren. Preteaching wordt het minst toegepast, terwijl de kennis en houding omtrent preteaching significant hoger zijn. Ten slotte is gebleken dat meer rekenkennis verbonden is met meer kennis van differentiatie. Concluderend kan gesteld worden dat leerkrachten differentiatie belangrijk vinden, maar het in de praktijk minder toepassen en over minder specifieke kennis beschikken. De implicaties zijn gericht op het belang van het stimuleren van de specifieke kennis, de kennis over divergente differentiatie en het inzetten van preteaching. De beperkingen zijn onder andere de kleine steekproef en het gebruik van zelfrapportages. De suggesties voor vervolgonderzoek zijn het verder onderzoeken van de kennis, houding en toepassing van differentiatie in de praktijk en de rekenkennisShow less
De Nederlandse leesresultaten op de PISA (Programme for International Student Assessment) dalen. Met de recentste resultaten is Nederland onder het Europees gemiddelde gezakt (Gubbels et al., 2019)...Show moreDe Nederlandse leesresultaten op de PISA (Programme for International Student Assessment) dalen. Met de recentste resultaten is Nederland onder het Europees gemiddelde gezakt (Gubbels et al., 2019). Hiernaast blijkt ook de leesmotivatie gedaald (DUO Onderwijsonderzoek, 2017). Mogelijk beïnvloeden deze tendensen elkaar, omdat leesmotivatie invloed heeft op leesresultaten (Schiefele et al., 2012). In deze studie is onderzocht in hoeverre de houding en het gedrag van leerkrachten bij het stimuleren van leesmotivatie in overeenstemming is met de literatuur over leesmotivatie. Met 4 focusgroepen (21 participanten) kan geconcludeerd worden dat de houding en het gedrag van leerkrachten slechts deels in overeenstemming is met de literatuur. Bij (lees)motivatie wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke leesmotivatie (Schiefele et al., 2012). Leerkrachten zijn op de hoogte van het belang van leesmotivatie, maar bezitten weinig kennis van de theoretische achtergrond. Door leerlingen te laten voldoen aan een gevoel van competentie, verbondenheid en autonomie (de drie basisbehoeften voor intrinsieke motivatie (Ryan & Deci, 2000)) kan leesmotivatie gestimuleerd worden. Ondanks het gebrek aan theoretische kennis blijken leerkrachten activiteiten aanbieden die gelinkt kunnen worden aan de basisbehoeften, hoewel dit dus mogelijk op toevalligheid berust. Hiernaast zijn er ook aspecten in de houding en georganiseerde activiteiten van leerkrachten zonder weerslag in de literatuur. De houding en het gedrag van leerkrachten is dus niet volledig in overeenstemming met de literatuur, zo valt er voor leerkrachten per basisbehoefte winst te behalen in het stimuleren van leesmotivatie in leeslessen en daarbuiten. Concrete en generaliseerbare aanbevelingen voor de gehele onderwijspraktijk vragen om vervolgonderzoek.Show less
Naar aanleiding van de vernieuwde burgerschapswet kwam bij schoolbesturen en -leiders de vraag op hoe de invulling van deze wet geïmplementeerd moest worden in de scholen en klassen. De invulling...Show moreNaar aanleiding van de vernieuwde burgerschapswet kwam bij schoolbesturen en -leiders de vraag op hoe de invulling van deze wet geïmplementeerd moest worden in de scholen en klassen. De invulling van het burgerschapsonderwijs is voor een groot deel afhankelijk van de persoonlijke overtuigingen en keuzes van de leerkracht. Self-efficacy blijkt een belangrijke factor in de keuzes die een leerkracht maakt in het vormgeven van diens onderwijs. Het sociaal welbevinden van leerkrachten is bevorderlijk voor de mate van self-efficacy. Het huidige onderzoek bestudeert daarom het verband tussen het sociaal welbevinden dat leerkrachten binnen hun eigen schoolteam ervaren en de mate van self-efficacy die zij hebben op het gebied van burgerschapsonderwijs. Een positief verband tussen deze twee factoren zou schoolbesturen en -leiders handvatten kunnen bieden voor het vormgeven van effectief burgerschapsonderwijs. Er zijn vragenlijsten afgenomen bij 59 basisschoolleerkrachten van eenzelfde onderwijsorganisatie. Er werd geen significant verband gevonden. Een belangrijke verklaring hiervoor is het gegeven dat factoren als kennis, motivatie en ervaring ook bepalend zijn in de totstandkoming van de mate van self-efficacy van een leerkracht. Een aanbeveling voor vervolgonderzoek naar burgerschapsonderwijs zou dan ook zijn om dit onderwerp breder te onderzoeken en er op die manier achter te komen welke andere factoren belangrijk zijn voor het effectief vormgeven van burgerschapsonderwijs.Show less
In deze studie wordt onderzocht wat het verband is tussen het sociaal welbevinden dat leerkrachten binnen hun eigen schoolteam ervaren en de mate van self-efficacy die zij hebben op het gebied van...Show moreIn deze studie wordt onderzocht wat het verband is tussen het sociaal welbevinden dat leerkrachten binnen hun eigen schoolteam ervaren en de mate van self-efficacy die zij hebben op het gebied van burgerschapsonderwijs. Hiervoor is er een zelfontworpen vragenlijst, gedeeltelijk overgenomen van bestaande vragenlijsten, aan leerkrachten van eenzelfde stichting voorgelegd. In totaal hebben 59 leerkrachten de vragenlijst volledig ingevuld. Uit de resultaten bleek dat een groot deel van de respondenten een hoge mate van self-efficacy alsmede een hoge mate van sociaal welbevinden rapporteerden. Er is geen significant verband gevonden tussen de mate van self-efficacy op het gebied van burgerschapsonderwijs en het sociaal welbevinden. Hierdoor kan de onderzoeksvraag niet positief beantwoord worden. Mogelijk is er sprake van een type II-fout. De huidige studie kent een aantal beperkingen die daarnaast mogelijk ook een oorzaak hebben gespeeld in het niet gevonden significante verband. Het niet gevonden verband impliceert dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar andere factoren welke invloed hebben op de self-efficacy van een leerkracht op het gebied van burgerschapsonderwijs.Show less
Welbevinden is van basisschoolleerlingen is van belang voor leren en schoolprestaties. In dit onderzoek wordt welbevinden onderzocht. Hierbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: in hoeverre...Show moreWelbevinden is van basisschoolleerlingen is van belang voor leren en schoolprestaties. In dit onderzoek wordt welbevinden onderzocht. Hierbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: in hoeverre hangt de perceptie van basisschoolleerlingen over de mate waarin er aandacht is voor verschillende onderwijsfactoren, samen met hun welbevinden? Aan dit onderzoek hebben 38 leerlingen uit de groepen 4, 5 en 6 van een onderzoeksschool meegedaan. Deze leerlingen hebben twee vragenlijsten ingevuld; een zelfontworpen vragenlijst die heeft gepoogd te meten in hoeverre de leerlingen aandacht vragen voor de onderwijsfactoren: autonomie, sociale interacties, wereldburgerschap, zelfbewustzijn en vindingrijkheid. De andere vragenlijst heeft het welbevinden van de leerlingen gemeten. Uit de resultaten kwamen er wisselende bevindingen naar voren. Op bepaalde domeinen van welbevinden werden negatieve verbanden gevonden bij wereldburgerschap en sociale interacties, deze waren echter zwakke verbanden. Op bepaalde domeinen van welbevinden werden positieve verbanden werden gevonden op de onderwijsfactoren sociale interacties, zelfbewustzijn en vindingrijkheid. Hoewel het construct welbevinden veelvuldig is onderzocht, biedt dit onderzoek meer inzicht in de onderwijsfactoren die het welbevinden van leerlingen mogelijk ondersteunen.Show less