Dit onderzoek richt zich op de vraag “Wat doen leerkrachten in de klassenpraktijk om de leesmotivatie van leerlingen te bevorderen en hoe heeft de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van...Show moreDit onderzoek richt zich op de vraag “Wat doen leerkrachten in de klassenpraktijk om de leesmotivatie van leerlingen te bevorderen en hoe heeft de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van lezen invloed op het bevorderen van leesmotivatie bij leerlingen?” De studie omvatte 21 participanten. Kwalitatieve gegevens werden verzameld via vier focusgroepen. Uit de focusgroepen blijkt dat leerkrachten een verscheidenheid aan werkvormen gebruiken om leesmotivatie bij leerlingen te bevorderen. In dit onderzoek zijn deze werkvormen naast de Zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (2000) gelegd. Uit de resultaten bleek dat de basisbehoeften autonomie en competentie vaker genoemd worden dan de basisbehoefte relatie. De mate waarin deze drie basisbehoeften worden vervuld, bepaalt de intrinsieke motivatie van een individu. Daarnaast werd in de focusgroepen gesproken over de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van lezen. De meeste participanten in dit onderzoek hebben een positieve attitude ten opzichte van lezen. Vier participanten hebben een negatieve houding ten opzichte van lezen. De meeste participanten stimuleren leerlingen actief om te lezen. Vier participanten stimuleren terughoudend om te lezen. Uit de literatuur blijkt dat een positieve correlatie bestaat tussen leesgedrag van leerkrachten en leesprestaties van leerlingen (McKool & Gespass, 2009). Alles beschouwend is het van belang de basisbehoefte relatie en de houding van de leerkracht ten aanzien van lezen in acht te nemen bij het bevorderen van de leesmotivatie van leerlingen.Show less
Deze scriptie onderzoekt de opbrengsten van spelend leren in groep 3 op academisch en sociaal-emotioneel gebied en de factoren die deze opbrengsten kunnen beïnvloeden. In de literatuur wordt erg...Show moreDeze scriptie onderzoekt de opbrengsten van spelend leren in groep 3 op academisch en sociaal-emotioneel gebied en de factoren die deze opbrengsten kunnen beïnvloeden. In de literatuur wordt erg veel beschreven over de opbrengsten van spelend leren bij kleuters. Echter is er weinig bekend over deze opbrengsten in groep 3. Daarnaast zijn er weinig artikelen die geraadpleegd kunnen worden rondom de ervaringen met deze opbrengsten van onderwijsprofessionals in de praktijk. De onderzoeksvraag die is onderzocht luidt: Welke opbrengsten op academisch en sociaal-emotioneel gebied kunnen volgens onderwijsprofessionals worden bereikt door het inzetten van spelend leren in groep 3 en welke factoren zijn hierop van invloed? Er is een empirisch onderzoek uitgevoerd door middel van het afnemen van interviews bij vijf onderwijsprofessionals die betrokken zijn bij de onderbouw van het basisonderwijs. Er is geconcludeerd dat spelend leren volgens onderwijsprofessionals op academisch gebied kan bijdragen aan de ontwikkeling van rekenvaardigheden en de woordenschat. Spelend leren is echter minder geschikt om nieuwe, complexe vaardigheden mee aan te leren. Dit kan alleen in combinatie met directe instructie. Op sociaal-emotioneel gebied kan spelend leren volgens onderwijsprofessionals bijdragen aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden, probleemoplossend vermogen, zelfvertrouwen en motivatie. Factoren die volgens onderwijsprofessionals van invloed zijn op de opbrengsten die spelend leren met zich meebrengt, zijn onder andere de vormgeving van de begeleiding door de leerkracht tijdens het spel en de mogelijkheid voor de leerkracht om het spel te faciliteren. Om een beter passende spelomgeving te kunnen creëren is meer tijd en geld nodig. De resultaten van dit onderzoek suggereren dat het belangrijk is om spelend leren te integreren in het onderwijs aan groep 3 en tijd en ruimte te maken voor de leerkrachten om dit spel op een effectieve manier te kunnen organiseren.Show less
Basisschool de Meerpaal heeft in een casusomschrijving (zie bijlage A) aangegeven problemen te ervaren met de veiligheid van het schoolklimaat. In deze scriptie wordt daarom onderzocht wat...Show moreBasisschool de Meerpaal heeft in een casusomschrijving (zie bijlage A) aangegeven problemen te ervaren met de veiligheid van het schoolklimaat. In deze scriptie wordt daarom onderzocht wat leerkrachten van basisschool de Meerpaal kunnen doen om een veiliger klimaat te creëren voor de groepen vier tot en met acht. Om dit te onderzoeken wordt een vragenlijst afgenomen bij de leerkrachten van de Meerpaal. Vanuit theorieën zoals het behaviorisme (Skinner, 1953) en de sociale leertheorie (Bandura, 1999) in combinatie met verschillende wetenschappelijke artikelen zijn vijf schalen opgesteld met stellingvragen. Leerkrachten geven aan in hoeverre ze het eens of oneens zijn met een bepaalde stelling op een zeven punts-Likertschaal, van zeer mee oneens tot zeer mee eens. De vijf schalen zijn PBS, schoolbeleid, klassenmanagement, omgaan met gedrag en oudercontact. Daarnaast worden nog vragen gesteld over de huidige schoolregels en wordt de vragenlijst afgesloten met drie open vragen. De resultaten uit de vijf schalen benadrukken dat de school zich moet richten op het verbeteren van het schoolbeleid en het sociaal-emotionele welzijn van de kinderen, aangezien op deze schaal de laagste gemiddelde score is behaald. De school zal (preventief) moeten werken aan het sociaal-emotioneel welzijn van de kinderen. Ook wordt aangeraden een eenduidig plan op te stellen, waar het hele team achter staat. Daarnaast zal er meer aandacht moeten worden besteed aan het verduidelijken van de schoolregel; ik ben respectvol naar een ander’. Tot slot zal de school moeten werken aan zowel het positieve klassenklimaat als het positieve schoolklimaat, door een schoolbreed beloningssysteem te implementeren.Show less
Dit adviesrapport is opgesteld naar aanleiding van de vraag van de opdrachtgever, tevens de oprichter van De Noordwijkse Methode, Frum van Egmond. De opdrachtgever was benieuwd op welke manier De...Show moreDit adviesrapport is opgesteld naar aanleiding van de vraag van de opdrachtgever, tevens de oprichter van De Noordwijkse Methode, Frum van Egmond. De opdrachtgever was benieuwd op welke manier De Noordwijkse Methode geoptimaliseerd kan worden om de leermotivatie van leerlingen van groep 1 tot en met 3 te verhogen. Bij de ontwikkeling van De Noordwijkse Methode heeft de opdrachtgever gebruikgemaakt van de Zelfdeterminatietheorie (ZDT). De ZDT staat bekend als één van de bekendste motivatietheorieën uit de psychologie. De opdrachtgever heeft aangegeven dat het onduidelijk is in hoeverre leerkrachten op de hoogte zijn hoe de ZDT verwerkt is in De Noordwijkse Methode en in hoeverre zij die gebruiken in hun lessen. Daarom is het doel van dit onderzoek om De Noordwijkse Methode met de ZDT te vergelijken en het verband te onderzoeken tussen het ‘lesgeef-enthousiasme’ en ‘de perceptie van leerkrachten op het toepassen van de ZDT-elementen' in de lessen. Hierbij is gekeken naar lesgeef-enthousiasme, omdat dit net als de ZDT leermotivatie bevordert (Deci et al., 1981; Patrick et al., 2000; Reeve et al., 2004; Tsai et al., 2008). Hierbij is specifiek gekeken naar de onderbouw van De Noordwijkse Methode: groep 1 tot en met 3. Om deze twee hoofdvragen te kunnen beantwoorden is allereerst een deskonderzoek uitgevoerd waarin de elementen van de ZDT zijn vergeleken met de aangeleverde documenten vanuit de opdrachtgever. Daarnaast is een correlationeel onderzoek uitgevoerd waarbij een vragenlijst is afgenomen bij leerkrachten van De Noordwijkse Methode. Bij de vragenlijst is specifiek gekeken naar ‘de perceptie van leerkrachten op het toepassen van de ZDT’ en naar het’ lesgeef-enthousiasme’ Uit het deskonderzoek is gebleken dat niet alle drie de basisbehoeftes van De Noordwijkse Methode in gelijke mate voorkomen in de aangeleverde documenten. Daarnaast is uit het correlationele onderzoek een niet significant resultaat gekomen, waardoor geen sterke samenhang is gevonden tussen ‘de perceptie van leerkrachten op het toepassen van de ZDT’ en het’ lesgeef-enthousiasme’. Ten gevolge van dit onderzoek zijn concrete adviezen ontstaan voor de opdrachtgever met betrekking tot het optimaliseren van De Noordwijkse Methode op het gebied van motivatie van de leerlingen.Show less
OBIC-Ouderbegeleiding (OBIC), Out of the Box Into your Centre, is een relatief nieuwe oudergerichte interventie. OBIC helpt ouders die stress-, spannings- en vermoeidheidsklachten ervaren bij de...Show moreOBIC-Ouderbegeleiding (OBIC), Out of the Box Into your Centre, is een relatief nieuwe oudergerichte interventie. OBIC helpt ouders die stress-, spannings- en vermoeidheidsklachten ervaren bij de opvoeding van hun kind. Waar andere interventies zich primair focussen op het kind, richt OBIC zich juist op de ouders. Het doel van dit onderzoek is om te kijken hoe ouders van kinderen met gedragsproblemen OBIC-Ouderbegeleiding ervaren. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: “Welke aspecten en elementen van OBIC-Ouderbegeleiding hebben volgens ouders meerwaarde bij het opvoeden van kinderen met gedragsproblemen?” Onder aspecten worden interne processen bij de ouder verstaan zoals zelfinzicht en emotieregulatie. Onder elementen worden de opdrachten van OBIC verstaan. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is allereerst literatuuronderzoek gedaan naar zelfinzicht en emotieregulatie. Vervolgens is empirisch onderzoek uitgevoerd door middel van het afnemen van semigestructureerde interviews bij ouders die OBIC hebben gevolgd. Uit het literatuuronderzoek bleek dat zowel zelfinzicht als emotieregulatie belangrijk is bij de opvoeding van het kind. Een hoge mate van zelfinzicht en emotieregulatie dragen bij aan het algemeen welzijn van ouders. Zowel zelfinzicht als emotieregulatie zijn van grote waarde bij een positieve opvoeding van het kind. Het belang van zelfinzicht in het ouderschap werd ook door de resultaten van het huidige empirische onderzoek bevestigd: ouders gaven aan na het OBIC-traject te beschikken over meer zelfinzicht. Het belang van emotieregulatie bleef in het empirisch onderzoek daarentegen relatief onbesproken. Op basis van deze resultaten wordt aanbevolen om binnen OBIC meer te focussen op het verbeteren van emotieregulatie van ouders. Verder is het ook van belang om extra te focussen op de structuur van het OBIC-traject, aangezien structuur volgens sommige ouders ontbrak. In eventueel vervolgonderzoek zou onderzocht kunnen worden welke bijdrage de cliënt-therapeut relatie levert aan het succes van de interventie. Ouders leken de trainer en OBIC als één geheel te hebben ervaren, waardoor uitspraken doen over alleen OBIC, onafhankelijk van welke trainer, lastig is. Eventueel vervolgonderzoek zou zich ook kunnen richten op het individuele traject van ouders. OBIC is immers erg flexibel, waardoor elke ouder een ander traject heeft gevolgd.Show less
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Jeanette van Tricht, de ontwerper van de methodiek Buts en Bofn. Bij deze methodiek kan met behulp van houten blokjes een poppetje opgebouwd worden. De...Show moreDit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Jeanette van Tricht, de ontwerper van de methodiek Buts en Bofn. Bij deze methodiek kan met behulp van houten blokjes een poppetje opgebouwd worden. De gebruikers koppelen hun gedachten en gevoelens aan de gekleurde blokjes met verschillende groottes en vormen. Het actief werken met Buts en Bofn kan gedachten en gevoelens zichtbaar maken, waardoor de gebruikers deze kunnen uiten. Hoewel deze methodiek tot op heden enkel wordt ingezet bij kinderen, kan het interessant zijn om te onderzoeken of de methodiek betekenisvol kan zijn voor jongvolwassenen. Zo rapporteerde de helft van de studenten uit het hoger onderwijs in 2021 angstige en depressieve gevoelens te ervaren. Daarom is gekozen om universitaire bachelor studenten als doelgroep te selecteren, en is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Kan Buts en Bofn een bijdrage leveren aan het mentale welzijn van universitaire bachelor studenten van de Universiteit Leiden?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet waarbij elf vrouwelijke participanten deelnamen aan een sessie met het materiaal en vervolgens middels een interview hun ervaringen deelden. Ten eerste is de algemene waardering van Buts en Bofn onderzocht. Er is gebleken dat vrijwel alle participanten een positieve indruk hadden van het materiaal. Sommige participanten vonden het op het eerste gezicht kinderlijk overkomen, maar dit veranderde in een positieve indruk na de sessie. Verder hadden de participanten verschillende meningen over het werken met het materiaal. Ze waren positief over onder andere de vormgeving en de verschillende kleuren, maar hadden moeite met aspecten zoals de kleur-emotie associatie en het onderscheiden van hun gedachten en gevoelens. Daarnaast vonden enkelen het moeilijk om hun complexe emoties te identificeren. Ten tweede is onderzocht of studenten een groter bewustzijn en inzicht van de eigen emoties ervoeren door het werken met Buts en Bofn. Een aantal participanten rapporteerde dat zij een poppetje opgebouwd uit hun kwaliteiten als helpend ervoeren. Buts en Bofn was daarentegen minder helpend voor het begrijpen en interpreteren van emoties, omdat veel participanten aangaven dit al voldoende te kunnen. Bovendien werd aangegeven dat het materiaal kan dienen als ondersteuning van een gesprek, waardoor het uiten van en het praten over emoties gemakkelijker wordt. Daarnaast is er gevraagd aan de participanten of zij denken dat Buts en Bofn een bijdrage zou kunnen leveren aan het verminderen van hun eventuele negatieve gedachten. Participanten geven aan dat vooral het visuele aspect van Buts en Bofn en het bouwen van hun kwaliteiten bijdroeg aan het verminderen van hun negatieve gedachten. Om deze verandering tot stand te brengen is het van belang om herhaald met Buts en Bofn te werken. Herhaald werken zou tevens een positieve bijdrage kunnen leveren aan hun mentale welzijn. Concluderend kan Buts en Bofn worden ingezet bij vrouwelijke universitaire studenten, omdat zij rapporteren dat het een bijdrage zou kunnen leveren aan hun mentale welzijn. Op basis van de resultaten zijn de volgende adviezen gegeven. Herhalend werken met Buts en Bofn wordt aangeraden, met daarbij een focus op de kwaliteiten. Verder wordt er geadviseerd om een lijst of kaartjes met emoties aan te bieden om complexe emoties te kunnen duiden. Tevens wordt voorgesteld extra ondersteuning te bieden bij het onderscheiden van gedachten en gevoelens tijdens de sessie. Daarnaast wordt aanbevolen om Buts en Bofn niet als een losstaande methodiek in te zetten. Deze adviezen suggereren dat vervolgonderzoek van belang is en zich bijvoorbeeld zou kunnen richten op het onderzoeken van de effecten van Buts en Bofn via een randomized controlled trial (RCT).Show less
Het afgelopen studiejaar is er onderzoek gedaan naar de methode Buts en Bofn door studenten aan de Universiteit van Leiden. Tijdens een sessie met Buts en Bofn wordt er gewerkt met blokjes in...Show moreHet afgelopen studiejaar is er onderzoek gedaan naar de methode Buts en Bofn door studenten aan de Universiteit van Leiden. Tijdens een sessie met Buts en Bofn wordt er gewerkt met blokjes in verschillende vormen en kleuren. De blokjes kunnen kinderen helpen om hun gevoelens zichtbaar en bespreekbaar te maken (Buts en Bofn, 2023). In overeenstemming met de opdrachtgever, Jeanette van Tricht, is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: ‘In welke mate is er een verband tussen een sessie met de methode Buts en Bofn en het vermogen om emoties te herkennen bij anderen, bij kinderen in de leeftijdsgroep van 6 tot 12 jaar?’. Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, is er data verzameld met behulp van de Emotion Recognition Task (ERT). Deze test is gebaseerd op en gevalideerd door wetenschappelijk onderzoek (Metrisquare, 2023; Kessels & Montagne, 2017). Bij het invullen van de ERT kregen de participanten gezichten te zien, die wisselende emoties uitdrukten. Van de participanten werd gevraagd om te beoordelen welke emotie bij de getoonde gezichtsuitdrukking hoort. Er is zowel een voor- als nameting afgenomen bij de participanten. Tussen deze twee metingen zat tenminste één sessie waarin de methode Buts en Bofn is ingezet. De resultaten van de ERT suggereren dat er een kleine vooruitgang is in het vermogen om emoties te herkennen van de participanten na een behandeling met Buts en Bofn. Dit wijst op een eventueel positief verband tussen Buts en Bofn en emotieherkenning. Daarnaast lijkt de emotie blijheid gemiddeld genomen het beste te wordt herkend. Naast dat de vooruitgang in testscores een verband kan hebben met de methode Buts en Bofn, zijn er ook andere mogelijke verklaringen voor de vooruitgang. Een mogelijke andere verklaring is bijvoorbeeld dat er sprake is van een leereffect. Er zou sprake zijn van een leereffect wanneer de prestaties van participanten op de ERT verbeteren doordat ze geleerd hebben om de emoties van specifieke gezichten te herkennen tijdens de voormeting (Leary, 2012). Verder kan de vooruitgang die is gevonden verklaard worden door een andere therapievorm die gelijktijdig werd gegeven of de kwaliteiten van de professionals. Voor het onderzoek werd er gestreefd naar minimaal 20 participanten. Dit aantal is niet gehaald. Uiteindelijk zijn er vijf participanten die de ERT volledig hebben afgerond. Een verklaring hiervoor is dat de professionals geen tijd of mogelijkheid hadden om mee te werken aan het onderzoek. Doordat de steekproefgrootte klein was, moesten de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd worden. Daarnaast konden er geen statistische toetsen gedaan worden. De resultaten van de ERT zijn daarom visueel gemaakt om mogelijke patronen zichtbaar te maken. Op basis van de onderzoeksresultaten is er een advies gegeven aan de opdrachtgever. De kern hiervan is om te investeren in de gebruikerscommunity, zodat er in eventueel vervolgonderzoek meer duidelijk is over de frequentie en de manier waarop professionals Buts en Bofn inzetten. Dit kan gedaan worden door online feedbackformulieren, die de professionals naar de opdrachtgever sturen. Voor vervolgonderzoek moet er rekening gehouden worden met de beperkingen vanuit het huidige onderzoek. Zo werd er veel van de professionals gevraagd en was het gebruik van de ERT lastig. Door meer inzicht te krijgen in de gebruikerscommunity zou er in vervolgonderzoek een gerichtere onderzoeksvraag kunnen worden gesteld, waarbij mogelijke beperkingen al van tevoren kunnen worden voorkomen. Een ander advies is om kinderen die nog niet hebben gewerkt met Buts en Bofn, kennis te laten maken met de methode door te beginnen met makkelijk herkenbare emoties, zoals blijdschap en boosheid.Show less
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Jeanette van Tricht, de ontwerper van de methodiek Buts en Bofn. Bij deze methodiek kan met behulp van houten blokjes een poppetje opgebouwd worden. De...Show moreDit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Jeanette van Tricht, de ontwerper van de methodiek Buts en Bofn. Bij deze methodiek kan met behulp van houten blokjes een poppetje opgebouwd worden. De gebruikers koppelen hun gedachten en gevoelens aan de gekleurde blokjes met verschillende groottes en vormen. Het actief werken met Buts en Bofn kan gedachten en gevoelens zichtbaar maken, waardoor de gebruikers deze kunnen uiten. Hoewel deze methodiek tot op heden enkel wordt ingezet bij kinderen, kan het interessant zijn om te onderzoeken of de methodiek betekenisvol kan zijn voor jongvolwassenen. Zo rapporteerde de helft van de studenten uit het hoger onderwijs in 2021 angstige en depressieve gevoelens te ervaren. Daarom is gekozen om universitaire bachelor studenten als doelgroep te selecteren, en is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Kan Buts en Bofn een bijdrage leveren aan het mentale welzijn van universitaire bachelor studenten van de Universiteit Leiden?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet waarbij elf vrouwelijke participanten deelnamen aan een sessie met het materiaal en vervolgens middels een interview hun ervaringen deelden. Ten eerste is de algemene waardering van Buts en Bofn onderzocht. Er is gebleken dat vrijwel alle participanten een positieve indruk hadden van het materiaal. Sommige participanten vonden het op het eerste gezicht kinderlijk overkomen, maar dit veranderde in een positieve indruk na de sessie. Verder hadden de participanten verschillende meningen over het werken met het materiaal. Ze waren positief over onder andere de vormgeving en de verschillende kleuren, maar hadden moeite met aspecten zoals de kleur-emotie associatie en het onderscheiden van hun gedachten en gevoelens. Daarnaast vonden enkelen het moeilijk om hun complexe emoties te identificeren. Ten tweede is onderzocht of studenten een groter bewustzijn en inzicht van de eigen emoties ervoeren door het werken met Buts en Bofn. Een aantal participanten rapporteerde dat zij een poppetje opgebouwd uit hun kwaliteiten als helpend ervoeren. Buts en Bofn was daarentegen minder helpend voor het begrijpen en interpreteren van emoties, omdat veel participanten aangaven dit al voldoende te kunnen. Bovendien werd aangegeven dat het materiaal kan dienen als ondersteuning van een gesprek, waardoor het uiten van en het praten over emoties gemakkelijker wordt. Daarnaast is er gevraagd aan de participanten of zij denken dat Buts en Bofn een bijdrage zou kunnen leveren aan het verminderen van hun eventuele negatieve gedachten. Participanten geven aan dat vooral het visuele aspect van Buts en Bofn en het bouwen van hun kwaliteiten bijdroeg aan het verminderen van hun negatieve gedachten. Om deze verandering tot stand te brengen is het 4 4 van belang om herhaald met Buts en Bofn te werken. Herhaald werken zou tevens een positieve bijdrage kunnen leveren aan hun mentale welzijn. Concluderend kan Buts en Bofn worden ingezet bij vrouwelijke universitaire studenten, omdat zij rapporteren dat het een bijdrage zou kunnen leveren aan hun mentale welzijn. Op basis van de resultaten zijn de volgende adviezen gegeven. Herhalend werken met Buts en Bofn wordt aangeraden, met daarbij een focus op de kwaliteiten. Verder wordt er geadviseerd om een lijst of kaartjes met emoties aan te bieden om complexe emoties te kunnen duiden. Tevens wordt voorgesteld extra ondersteuning te bieden bij het onderscheiden van gedachten en gevoelens tijdens de sessie. Daarnaast wordt aanbevolen om Buts en Bofn niet als een losstaande methodiek in te zetten. Deze adviezen suggereren dat vervolgonderzoek van belang is en zich bijvoorbeeld zou kunnen richten op het onderzoeken van de effecten van Buts en Bofn via een randomized controlled trial (RCT).Show less