De aanleiding voor dit onderzoek is het feit dat hoogbegaafde kinderen in het huidige onderwijs vaak niet tot hun recht komen. Een hoge intelligentie gaat geregeld hand in hand met de vaak...Show moreDe aanleiding voor dit onderzoek is het feit dat hoogbegaafde kinderen in het huidige onderwijs vaak niet tot hun recht komen. Een hoge intelligentie gaat geregeld hand in hand met de vaak onterechte assumptie dat andere vaardigheden evenredig ontwikkeld zijn. Hierdoor ontstaan irreële verwachtingspatronen en worden niet passende eisen gesteld aan deze kinderen. Zo ook geldt dit voor executieve functies, met alle gevolgen van dien. In dit onderzoek wordt één van de belangrijkste executieve functies, inhibitie, onder de loep genomen. Onderzocht wordt of de inhiberende vaardigheden van hoogbegaafde en normaal begaafde kinderen verschillen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen hot en cool inhibitie en inhibitie in alledaagse situaties. In totaal participeerden 192 kinderen, waarvan 137 normaal begaafd en 55 hoogbegaafd. Oudervragenlijsten, een vragenlijst voor zelfrapportage en een vijftal computertaken zijn afgenomen om de executieve functies in kaart te brengen. Na analyse bleek er geen verschil in zowel hot inhiberende vaardigheden als inhibitie in alledaagse situaties te zijn tussen normaal begaafde en hoogbegaafde kinderen. Bij cool inhibitie kwam wel een significant verschil naar voren tussen de twee groepen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen het inhiberend vermogen van normaal begaafde en hoogbegaafde kinderen, maar enkel wanneer het contextloze situaties betreft waarbij geen emoties betrokken zijn. Het resultaat is echter niet eenduidig; als een beroep gedaan wordt op het inhiberend vermogen zijn hoogbegaafde kinderen sneller dan normaalbegaafde kinderen, maar ze zijn daarbij wel iets minder nauwkeurig. In contextrijke situaties, zoals bij hot inhibitie en alledaagse situaties, zijn normaal begaafde en hoogbegaafde kinderen gelijk.Show less
De ontwikkeling en kwaliteit van executieve functies (EF) worden regelmatig in verband gebracht met het sociaal (dis)functioneren van kinderen. Dit onderzoek focust zich op de ontwikkeling van de...Show moreDe ontwikkeling en kwaliteit van executieve functies (EF) worden regelmatig in verband gebracht met het sociaal (dis)functioneren van kinderen. Dit onderzoek focust zich op de ontwikkeling van de EF componenten ‘inhibitie’ en ‘mentale flexibiliteit’ bij 137 kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar binnen het regulier basisonderwijs. Gekeken is of meisjes en jongens van elkaar verschillen en of er een relatie is tussen EF en sociaal functioneren. EF is gemeten met de SSV-taak van de Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT) en de BRIEF-Executieve Functies Gedragsvragenlijst (BRIEF). Voor het sociaal functioneren is de Strenghts and Difficulties Questionnaire’ (SDQ) gebruikt. Uit de resultaten blijkt dat oudere kinderen (10t/m12 jaar) beter in staat zijn prepotente responsen te onderdrukken (inhibitie), minder vertragen en flexibeler zijn in hun denken en handelen (mentale flexibiliteit) dan jongere kinderen (6t/m9 jaar) (ANOVA). De uitkomsten op de BRIEF ondersteunen deze bevindingen niet. Er zijn nagenoeg geen verschillen gevonden tussen meisjes en jongens (MANOVA). Tussen EF en sociaal functioneren is in huidig onderzoek geen relatie aangetoond. Geconcludeerd kan worden dat de snelheid en nauwkeurigheid van inhibitie- en mentale flexibiliteitsprocessen toenemen met de leeftijd.Show less