In het onderwijs aan leerlingen die Nederlands als tweede taal moeten leren ontbreekt een passend leerlingvolgsysteem. Curriculum-based measurement (CBM) is een leerlingvolgsysteem uit Amerika...Show moreIn het onderwijs aan leerlingen die Nederlands als tweede taal moeten leren ontbreekt een passend leerlingvolgsysteem. Curriculum-based measurement (CBM) is een leerlingvolgsysteem uit Amerika waarbij door middel van korte taken de groei en ontwikkeling van schoolse vaardigheden gemeten kan worden. In Amerika is hiernaar al veel onderzoek is gedaan. In deze studie wordt onderzocht of een Nederlandse maze en woordenschattaak betrouwbaar en valide meetinstrumenten zijn om Nederlandse leesvaardigheid te meten. In totaal hebben 72 leerlingen meegedaan tussen de 13 en 18 jaar en afkomstig uit 22 landen. De resultaten laten zien dat de maze en de woordenschattaak betrouwbare meetinstrumenten maar de betrouwbaarheid is groter bij twee minuten dan bij één minuut. Ook zijn de maze en de woordenschattaak ruim gemiddeld tot goede voorspellers voor zowel het niveau van leesvaardigheid als het schoolniveau. Echter zijn de maze en woordenschattaak samen geen betere voorspeller, dit geldt voor zowel leesvaardigheid als schoolniveau.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2017-10-10T00:00:00Z
We investigated the year prevalence of child sexual abuse (CSA) in residential and foster care and compared it with prevalence rates in the general population. We used two approaches to estimate...Show moreWe investigated the year prevalence of child sexual abuse (CSA) in residential and foster care and compared it with prevalence rates in the general population. We used two approaches to estimate the prevalence of CSA. First, 264 professionals working in residential or foster care (sentinels) reported CSA for the children they worked with (N = 6,281). Second, 329 adolescents staying in residential or foster care reported on their own experiences with CSA. Sentinels and adolescents were randomly selected from 82 Dutch youth care facilities. We found that 4.3 per 1000 children had been victims of CSA based on sentinel reports. In addition, 248 per 1000 adolescents reported having experienced CSA. Results based on both sentinel and self-report revealed higher prevalence rates in youth care than in the general population, with the highest prevalence in residential care. Prevalence rates in foster care did not differ from the general population. We conclude that residential placements should remain a last resort. Unfortunately foster care does not effectively protect children against sexual abuse either, and thus its quality needs to be further improved.Show less
Neighbourhood social capital is a relatively new concept in social sciences and has an important role in this research. Neighbourhood social capital consists of informal social control and the...Show moreNeighbourhood social capital is a relatively new concept in social sciences and has an important role in this research. Neighbourhood social capital consists of informal social control and the social cohesion and trust that parents experience in their neighbourhood. The first research question in this explorative study focuses on whether neighbourhood social capital is related to sensitivity of parents. Second, we examined whether temperament of the child is related to sensitivity of the parent. Third, the moderating effect of child temperament on the relationship between social capital and neighbourhood sensitivity of the parent is examined. We used data of 92 parent-child pairs who in 2011 participated in the study Children in the Centre of C.D. Werner at Leiden University. The results showed no significant relationship between neighbourhood social capital and sensitivity of the parent. The relationship between the child's temperament and sensitivity of the parent was also found not significant. Finally, there was no significant moderator effect of child temperament on the relationship between neighbourhood social capital and the sensitivity of the parent. Although the results of this study should be interpreted with caution, it seems that there is no direct relation between neighbourhood social capital and the degree of sensitivity of the parent. Further research is recommended to test an interaction model with multiple predictors for subgroups parents or children.Show less
In dit onderzoek zijn de ontwikkeling van exploratie, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en de relatie tussen exploratie en sociale vaardigheden onderzocht. Dit is gemeten door het programma...Show moreIn dit onderzoek zijn de ontwikkeling van exploratie, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en de relatie tussen exploratie en sociale vaardigheden onderzocht. Dit is gemeten door het programma Playhouse in te zetten bij kinderen in de leeftijd van 4 t/m 8 jaar en door de vragenlijst Social Skills Rating System te laten invullen door hun ouders. Deze informatie is van 471 kinderen, 250 jongens en 221 meisjes, verkregen gedurende januari 2009 tot mei 2010. In dit onderzoek wordt duidelijk dat het exploratief gedrag bij 4 tot 5-jarigen significant toeneemt. Bij meisjes neemt het exploratief gedrag toe en neemt de efficiëntie van de stijl van exploratie af. Er is een interactie-effect tussen de stijl van exploratie en het geslacht: waar de stijl van de meisjes minder efficiënt wordt, wordt de stijl van de jongens juist efficiënter tussen de twee meetmomenten. De sociale vaardigheden van de kinderen verbeteren naarmate ze ouder worden. De stijl van exploratie blijkt samen te hangen met de sociale vaardigheden een jaar later. Deze relatie wordt door de jongens verklaard. Geconcludeerd kan worden dat wanneer een kind een meer efficiënte stijl van exploratie vertoont, het op den duur betere sociale vaardigheden heeft dan een kind dat minder efficiënte exploratie vertoont. Ook wordt duidelijk dat jongens en meisjes aanzienlijk verschillen in hun exploratieve ontwikkeling.Show less
Het doel van dit onderzoek was het analyseren van de relatie tussen stress, etnische identiteit, opleidingsniveau van de tweedegeneratie Turkse moeders in Nederland en externaliserend...Show moreHet doel van dit onderzoek was het analyseren van de relatie tussen stress, etnische identiteit, opleidingsniveau van de tweedegeneratie Turkse moeders in Nederland en externaliserend probleemgedrag van hun peuters. Hierbij werd gekeken of de genoemde relatie gemedieerd werd door de opvoedingsattituden van moeders over disciplineren. In totaal hebben 65 tweedegeneratie Turkse moeders vragenlijsten ingevuld. In dit onderzoek is geen bewijs gevonden dat er een relatie is tussen stress, etnische identiteit, het opleidingniveau van de moeder enerzijds en externaliserend probleemgedrag van het kind anderzijds. Tevens was er ook geen bewijs voor mediatie door een autoritaire of autoritatieve opvoedingsstijl. Er is wel een samenhang gevonden tussen verschillende onafhankelijke variabelen. Opleidingsniveau blijkt samen te hangen met dagelijkse stress. Werken onder hoge werkdruk komt vooral voor bij beroepen waarvoor een hoog opleidingsniveau is vereist. Ook hebben deze moeders thuis een verzorgende taak waardoor de kans groter is dat zij meer dagelijkse stress ervaren. Een andere opvallend resultaat is dat een sterke Turkse identiteit samenhangt met de autoritaire opvoedingsstijl. In tegenstelling tot de verwachtingen hangt een sterke Turkse etnische identiteit ook samen met een autoritatieve opvoedingsstijl en is er een significant positief verband tussen beide opvoedingsstijlen. Het lijkt erop dat kenmerken van Turkse en Nederlandse opvoedingsstrategieën samengesmolten zijn tot de opvoedingsstijl die de tweedegeneratie Turkse moeders toepassen.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
Restoring law and order and trust in the state is a challenge in a post conflict situation. Especially in the case of Bosnia Herzegovina, where the state is not easy to define. Based on field...Show moreRestoring law and order and trust in the state is a challenge in a post conflict situation. Especially in the case of Bosnia Herzegovina, where the state is not easy to define. Based on field research in the city of Mostar this thesis tries to answer theShow less
This study investigated the influence of Executive functions, Social competence and Language on Reactive and Proactive Aggression. Additionally the effectiveness of the intervention ‘Minder Boos en...Show moreThis study investigated the influence of Executive functions, Social competence and Language on Reactive and Proactive Aggression. Additionally the effectiveness of the intervention ‘Minder Boos en Opstandig (MBO)’ was studied regarding changes in behaviour and cognitive functions. In the current study ‘aggression’ is divided in two subtypes: reactive en proactive aggression. The sample contained 22 children aged between 8 and 12 years (M = 10.2, SD = 1.03). Boys were in majority with 86% in this sample. The study had a pre- and post-test design. Parents participated as informants. The children filled out the Reactive and Proactive aggression Questionnaire (RPQ) and underwent language assessments through the PPVT and WFT. The parents filled in the Pragmatic questionnaire (CELF-4-NL ), the Executive functions Questionnaire (BRIEF), the Social Skills Rating System (SSRS) and the Child Behaviour Checklist (CBCL). Significant correlations were observed between reactive and proactive aggression and social and language skills during the pre-test assessment, indicating poorer skills among those with higher aggression. Executive functions correlated significantly with Externalising and Internalising behaviour problems, but not separately with reactive and proactive aggression. After participation in the MBO training a decrease of the correlations and strengths of relations was found between aggression, behaviour problems and the cognitive domains. Problems with Language ‘pragmatic’ and Social Skills were still strong significant predictors of reactive and proactive aggression. Executive functions did not significantly predict reactive and proactive aggression. Social skills did not improve after participation at the MBO training. The children did however show a significant decrease of reactive and proactive aggression problems after participation in the MBO training. Improvement in behaviour did not significantly go together with improvement in cognitive and social skillsShow less
Het zelfvertrouwen van vrouwen ten aanzien van hun moederrol heeft een grote invloed op het ouderschap. Ouders met een realistisch zelfvertrouwen zijn bijvoorbeeld beter in staat om sensitief en...Show moreHet zelfvertrouwen van vrouwen ten aanzien van hun moederrol heeft een grote invloed op het ouderschap. Ouders met een realistisch zelfvertrouwen zijn bijvoorbeeld beter in staat om sensitief en responsief te reageren. In het huidige onderzoek is daarom onderzocht welke factoren de mate van zelfvertrouwen kunnen voorspellen, zodat vroegtijdig signaleren mogelijk wordt en men passende ondersteuning kan bieden. Allereerst is onderzocht in hoeverre depressie en angst het zelfvertrouwen van moeders ten aanzien van hun moederrol kunnen voorspellen. Verder is onderzocht in hoeverre inkomen, leeftijd en sociale steun dit eventuele verband kunnen verklaren. In totaal zijn 34 zwangere vrouwen in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar onderzocht. Deze vrouwen waren voornamelijk afkomstig uit de regio Leiden en omstreken. Zelfvertrouwen werd in kaart gebracht middels de SENR, depressie werd gemeten middels de BDI-II-NL, angst werd in kaart gebracht middels de ZBV en sociale steun werd gemeten middels de MSPSS-N. Zowel depressie, angst als sociale steun bleken belangrijke voorspellers te zijn voor het zelfvertrouwen van moeders ten aanzien van hun moederrol. Vrouwen met meer depressie hadden gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen met minder depressie. Vrouwen met meer angst hadden gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen met minder angst. Verder hadden vrouwen met minder sociale steun gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen die meer sociale steun ervaren. Echter, indien angst, depressie en sociale steun gezamenlijk als voorspeller gebruikt worden, dan bleek de voorspellende waarde van depressie en sociale steun sterk af te nemen. Zij leverden geen bijdrage meer aan het voorspellen van zelfvertrouwen indien angst ook gebruikt wordt als voorspeller. Verder bleken inkomen en leeftijd geen invloed te hebben op het zelfvertrouwen. Al met al blijkt angst de belangrijkste voorspeller te zijn van zelfvertrouwen. Deze resultaten bieden bewijs dat vroege identificatie en behandeling van angst ontzettend belangrijk is, op deze wijze kan men namelijk het zelfvertrouwen van vrouwen verhogen.Show less
Om de ontwikkeling van externaliserend en internaliserend probleemgedrag te onderzoeken zijn leeftijd, geslacht en temperament factoren die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling. In deze...Show moreOm de ontwikkeling van externaliserend en internaliserend probleemgedrag te onderzoeken zijn leeftijd, geslacht en temperament factoren die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling. In deze longitudinale studie is de mate van probleemgedrag bij kinderen van drie tot vier jaar onderzocht, waarbij gekeken is naar de éénjarige ontwikkeling van probleemgedrag en of deze ontwikkeling verschilt voor jongens en meisjes. Hiernaast is er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van temperament op probleemgedrag, waarbij het geslacht van het kind als moderator werd getoetst. De steekproef bestaat uit 100 oudste kinderen uit gezinnen met twee kinderen, die drie jaar waren op het eerste meetmoment en vier jaar op het tweede meetmoment. Voor het onderzoeken van probleemgedrag is de Child Behavior Checklist gebruikt waar voor het onderzoeken van temperament de Childhood Behavior Questionnaire is gebruikt, die beide werden ingevuld door de ouders van de kinderen. Uit de repeated measures ANOVA’s, gebruikt om de ontwikkeling van zowel probleemgedrag als temperament te toetsen, blijkt dat zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag toeneemt als kinderen een jaar ouder worden. Een verschil tussen jongens en meisjes is gevonden in de subschaal agressief gedrag, wat in hogere mate bij jongens voorkomt dan bij meisjes. Temperament blijkt niet te veranderen wanneer kinderen ouder worden en is niet verschillend voor jongens en meisjes. Uit het moderatiemodel, getoetst met een hiërarchische regressieanalyse, blijkt dat de relatie tussen temperament en probleemgedrag niet verschilt voor jongens en meisjes. Daarentegen voorspellen ongunstige factoren van temperament op driejarige leeftijd wel een hogere mate van probleemgedrag op vierjarige leeftijd. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat niet alle kinderen hun problematische gedrag ontgroeien en dat de mate van zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag toeneemt wanneer kinderen ouder worden. Vroege signalering van probleemgedrag bij kinderen is van belang, net als het controleren van het temperament van jonge kinderen omdat een ongunstiger temperament kan leiden tot een hogere mate van probleemgedrag.Show less
This study investigated home literacy environment in relation to emergent literacy, through a cluster analytic approach. Fifty eight parents of kindergartens completed a HLE questionnaire, an...Show moreThis study investigated home literacy environment in relation to emergent literacy, through a cluster analytic approach. Fifty eight parents of kindergartens completed a HLE questionnaire, an author recognition test and a child book recognition test. Included were scores on literacy activities, watching television, emergent literacy as well as socioeconomic status. From the findings emerge three home literacy profiles differing in engagement in literacy activities: (1) high engagement in literacy activities and low television watching, (2) low engagement in any activity, and (3) low engagement in literacy activities but high in watching television. Socioeconomic status did not differ among clusters.Show less
This thesis systematically reviews research published from 1999 to 2012 examining the effects of cooperative learning on the academic achievement of primary pupils. The literature search is...Show moreThis thesis systematically reviews research published from 1999 to 2012 examining the effects of cooperative learning on the academic achievement of primary pupils. The literature search is described. Eleven studies which followed a randomized controlled trial or a quasi-experimental research design were included according to pre-established criteria and were afterwards reviewed. Sample characteristics, cooperative interventions and outcomes on primary pupil’s academic achievement are reported. Results showed (a) the positive effects of cooperative learning interventions on primary pupils’ academic achievement in comparison to traditional instructional methods, (b) the positive effect of cooperative methods on the academic subject of language in primary education and the potentially positive effects of this method in science and math and (c) the potentially positive effects of teacher training in cooperative methods on primary pupils’ academic achievement. However, the scarce amount of experimental studies found limit conclusions to be drawn about the efficacy of cooperative learning.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
In Bamako, Mali, have I found two cultural styles in Bamako: 'cosmopolitan' and 'localist', based on the terms Ferguson (1999) uses in his book. These styles were most visible with immigrants, who...Show moreIn Bamako, Mali, have I found two cultural styles in Bamako: 'cosmopolitan' and 'localist', based on the terms Ferguson (1999) uses in his book. These styles were most visible with immigrants, who migrated from small villages elsewhere in Mali to the capital, later in their life. During my research I found that the choice for education is indeed related to cultural style. Norms are highly valuable among the different styles. These norms influence the choice for a specific type of education for children.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
Nowadays, transnational exhibitions play a significant role in the museum communication. By making transnational exhibitions, museums can communicate to each other, absorb others’ advantages and...Show moreNowadays, transnational exhibitions play a significant role in the museum communication. By making transnational exhibitions, museums can communicate to each other, absorb others’ advantages and become more international. Furthermore, visitors can have a better opportunity to know other cultures. In this thesis, I try to introduce how to make co-operation in a transnational exhibition. My case study is the Terracotta Warriors exhibition of National Museum of Ethnology, Leiden. I introduce the process of this transnational exhibition in my thesis, and describe museums how to negotiate a transnational exhibition, how to choose objects, and how to arrange objects. Meanwhile, I also try to find the co-operation between presentation and culture, such as how museums use limited objects to exhibit other culture in transnational exhibitions. My main theory support is from James Clifford, “Museum as contact zones” (Clifford, 1997).Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2016-01-01T00:00:00Z
Methylation of the serotonin transporter gene (5HTTLPR) might be one of the underlying molecular mechanisms of epigenetics through which effects of child maltreatment persist into adulthood. We...Show moreMethylation of the serotonin transporter gene (5HTTLPR) might be one of the underlying molecular mechanisms of epigenetics through which effects of child maltreatment persist into adulthood. We investigated how the experience of child maltreatment is associated with methylation density of 5HTTLPR and whether 5HTT genotype moderates this relation. The sample consisted of 22 females selected from the larger TwinPAD study (Out, Pieper, Bakermans-Kranenburg & Van IJzendoorn, 2010). DNA was obtained from buccal cells. The percentage of methylation in the first 245 bps was assessed using quantitative mass spectroscopy. Experiences of child maltreatment were established using the Adult Attachment Interview, coded with the Modified Maltreatment Classification System. We found that maltreatment severity was not significantly related to higher methylation density of 5HTTLPR, but the interaction of genotype with maltreatment severity significantly predicted methylation density. For carriers of the ss and sl genotype, more severe maltreatment was associated with higher methylation density, while for carriers of the ll genotype more severe maltreatment was associated with lower methylation density. We conclude that the relation between maltreatment severity and methylation density of 5HTTLPR is moderated by genotype, with ll carriers being protected against the methylating effects associated with maltreatment experiences. This study suggests that DNA methylation may be one of the molecular mechanism by which child maltreatment affects current and long-term functioning.Show less