In dit onderzoek is de relatie tussen volgehouden aandacht en sociaal functioneren bij kinderen met een extra X-chromosoom onderzocht door middel van de ANT SA-Dots en SSRS. De invloed van groep en...Show moreIn dit onderzoek is de relatie tussen volgehouden aandacht en sociaal functioneren bij kinderen met een extra X-chromosoom onderzocht door middel van de ANT SA-Dots en SSRS. De invloed van groep en geslacht op deze aspecten en de invloed van tijd op volgehouden aandacht werd ook nagegaan. De klinische groep (25 meisjes, 33 jongens, met een extra X-chromosoom) werd geworven in Nederland en België via verschillende centra voor genetica en via contactgroepen. De controlegroep (60 meisjes en 46 jongens) werd geworven via reguliere basis- en middelbare scholen in het westen van Nederland. Kinderen met een extra X-chromosoom hadden meer moeite met volgehouden aandacht dan de controlegroep. Het tempo lag lager en ze maakten meer fouten (procentueel). Verder bleek dat naarmate de taak langer duurde de fluctuatie van tempo en het percentage missers toe nam. Sociaal functioneren werd zowel door groep als geslacht beïnvloed, maar alleen bij coöperatie: meisjes scoorden hoger dan jongens, maar de controlegroep scoorde hoger dan de klinische groep. Op assertiviteit, verantwoordelijkheid, zelfcontrole en totaal sociaal functioneren scoorde de klinische groep lager dan de controlegroep. Er was geen relatie tussen sociaal functioneren en volgehouden aandacht. Alleen zelfcontrole en fluctuatie van tempo hingen samen. Aandachtsproblemen lijken dus geen risicofactor te zijn voor het ontwikkelen van sociale problemen, maar problemen in de aandachtsregulatie lijken wel problemen met gedragsregulatie te voorspellen.Show less
In deze studie wordt onderzocht of BoekStart effect heeft op diverse geletterde thuisactiviteiten die ouders ondernemen met hun baby (6-10 maanden). Zowel BoekStartouders (n=162) als ouders uit een...Show moreIn deze studie wordt onderzocht of BoekStart effect heeft op diverse geletterde thuisactiviteiten die ouders ondernemen met hun baby (6-10 maanden). Zowel BoekStartouders (n=162) als ouders uit een controlegroep (n=109) vullen een digitale vragenlijst in met betrekking tot geletterde thuisactiviteiten als voorlezen en de bibliotheek bezoeken. Deze vragenlijst bevat daarnaast een babyboekenlijst om de bekendheid met babyboeken te meten en een auteursherkenningslijst om de mate waarin ouders zelf lezen in kaart te brengen. Uit het onderzoek komt naar voren dat BoekStartouders hun baby vaker voorlezen en meer verhaaltjes vertellen dan ouders uit de controlegroep, maar dat zij niet beter bekend zijn met babyboeken. Wel lijken BoekStartouders minder televisie te kijken met hun baby. Na controle voor het opleidingsniveau van de ouders en de mate waarin ouders zelf lezen blijft het effect op voorlezen en verhaaltjes vertellen bestaan bij ouders die intensief gebruik maken van de BoekStartmaterialen (n=102).Show less
Introductie. Het ontstaan van externaliserend probleemgedrag kan plaatsvinden vanaf de peutertijd. In deze masterscriptie is de invloed van emotionele beschikbaarheid van vaders en moeders op...Show moreIntroductie. Het ontstaan van externaliserend probleemgedrag kan plaatsvinden vanaf de peutertijd. In deze masterscriptie is de invloed van emotionele beschikbaarheid van vaders en moeders op probleemgedrag onderzocht, waarbij is bestudeerd of het geslacht en het temperament van het kind hierin een rol speelt. Daarnaast is de invloed van het hebben van een oudere broer of zus op de hoeveelheid probleemgedrag onderzocht. Methode. Externaliserend probleemgedrag is voor 43 eenjarige kinderen (23 jongens) gemeten met de Preschool Child Behavior Checklist (CBCL, Achenbach & Rescorla, 2000) en het temperament van het kind is bepaald met de subschaal activiteitenniveau van de Child Behavior Questionnaire (Rothbart, Ahadi, Hershey & Fisher, 2001). Beide ouders van het kind hebben deze vragenlijsten ingevuld. De emotionele beschikbaarheid van vaders en moeders in een vrijspelsituatie is geobserveerd en gecodeerd met de Emotional Availability Scales (EAS, Biringen, 2008).Show less
This study addressed the relationship between emotion recognition and Theory of Mind (ToM) in children with Autism Spectrum Disorders (ASD). Emotion recognition was measured with the Eprime Emotion...Show moreThis study addressed the relationship between emotion recognition and Theory of Mind (ToM) in children with Autism Spectrum Disorders (ASD). Emotion recognition was measured with the Eprime Emotion Recognition. ToM was measured with the Social Cognitive Skills Test. The ASD-group consisted of 28 children between 9 – 16,9 years old (M = 11,8). The control group consisted of 85 children between the age of 9 – 14,2 (M = 10,6). Significant correlations were found between sadness and ToM in both groups. A possible explanation is that emotions have shared brain structures, but also their ‘own’ pathways, with the exception of sadness. It might be that sadness mostly uses shared brain structures, which also play a considerable role in ToM.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
Deze scriptie exploreert de positionering van vier beeldend kunstenaars met een Turkse achtergrond, wonend en werken in Nederland, en hoe deze positionering eventueel tot uitdrukking komt in hun werk.
Botswana wordt gezien als de ‘miracle’ van Afrika. Het land wordt geprezen om haar stabiele democratie en economische welvaart. Binnen het Afrikaanse perspectief wordt Botswana gezien als een...Show moreBotswana wordt gezien als de ‘miracle’ van Afrika. Het land wordt geprezen om haar stabiele democratie en economische welvaart. Binnen het Afrikaanse perspectief wordt Botswana gezien als een koploper en als een grote uitzondering op het gebied van democratisch succes (du Toit, 1995: 71). Het land is andere buurlanden ver vooruit. Volgens de auteur Diamond is er een nieuwe golf van democratisering in Afrika mogelijk wanneer andere landen het voorbeeld van Botswana volgen (1999: 270). Deze auteur stelt dat het land uitblinkt op het gebied van competente politieke leiding (1999: 270). Botswana is een uitzonderlijke casus te noemen, omdat er in andere Afrikaanse landen veelal geen sprake is van democratie en politieke vrijheden. Dit is ook het geval in de buurlanden van Botswana. In vrijwel de hele regio is er een gebrek aan naleving van wetten en schending van bepaalde vrijheden en rechten van de bevolking. Daarnaast is er over het algemeen sprake van corruptie, armoede en inkomensongelijkheid in de Sub-Sahara (Freedom House, 2007). In deze landen lijkt de kans op democratie niet erg waarschijnlijk. Botswana lijkt echter een uitzondering op de regel te zijn. De vraag die rijst is hoe democratisch het land nou echt te noemen is. Om dit te onderzoeken wordt Botswana getoetst aan de hand van bestaande theorieën over democratie. In de scriptie richt ik me op het beantwoorden van de volgende vraag: Hoe kunnen we verklaren dat Botswana democratisch is gebleven ondanks ongunstige voorwaarden?Show less
Volgens de huidige literatuur wordt verondersteld dat kinderen met stoornissen uit het Autistisch Spectrum (ASS) en verstoorde ontwikkeling van taal en Theory of Mind hebben (ToM). In dit onderzoek...Show moreVolgens de huidige literatuur wordt verondersteld dat kinderen met stoornissen uit het Autistisch Spectrum (ASS) en verstoorde ontwikkeling van taal en Theory of Mind hebben (ToM). In dit onderzoek is gekeken of taal en ToM samenhangen met een gebrekkige sociaal (wederkerig) gedrag, een criteria van ASS (DSM-IV-TR). Er is weinig informatie beschikbaar over hoe de criteria gedefinieerd in de DSM in relatie staan tot factoren als ToM en taal. ToM is in dit onderzoek gemeten met de SCVT, de taalvaardigheden met de CELF “Complexe Taalproductie”, CELF “Woordassociaties” en WISC “Woordassociaties”. Het sociaal gedrag is gemeten met de ADI-R. Er participeerden 35 kinderen tussen de 8 en 15 jaar gediagnosticeerd met ASS. De controle groep bestond uit 85 kinderen tussen de 9 en 14 jaar. De resultaten van dit onderzoek toonden aan dat kinderen met ASS een gestoorde ontwikkeling van ToM en taal hebben. Tegen de verwachtingen in hadden ToM en taal geen samenhang met het sociaal gedrag. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ToM gemeten met de SCVT niet altijd generaliseerbaar is naar het dagelijks leven. Daarnaast kunnen de taalvaardigheden van kinderen zich anders uiten in een testsetting in vergelijking met de alledaagse praktijk. Als laatste dient er ook rekening gehouden te worden met de psychometrische eigenschappen van de ADI-R, die wellicht een verband aantonen bemoeilijken.Show less
Introductie. Het verwerken van een autismespectrumstoornis diagnose van het kind kan bij ouders gevoelens van stress en verdriet met zich meebrengen. Het op een goede manier kunnen omgaan met de...Show moreIntroductie. Het verwerken van een autismespectrumstoornis diagnose van het kind kan bij ouders gevoelens van stress en verdriet met zich meebrengen. Het op een goede manier kunnen omgaan met de diagnose heeft een gunstige invloed op het welbevinden van ouder en kind. Het is van belang om meer zicht te krijgen op welke factoren een rol spelen bij verwerking. Het doel van dit onderzoek is dan ook om ouder- en kindfactoren te onderzoeken die mogelijk samenhangen met het verwerken van de diagnose. Daarnaast is ook het verloop van verwerking van de diagnose over de tijd heen onderzocht en het effect van hulpverlening hierop getoetst. Methode. In deze longitudinale studie werden 53 jongens en 6 meisjes met een autismespectrumstoornis geïncludeerd. Voor deze studie is bij ouders tweemaal een RDI (Reaction to Diagnosis Interview) afgenomen met een tussenperiode van een half jaar om zicht te krijgen op het verwerkingsproces van de diagnose autisme. De verandering in hoofd- en subclassificaties van verwerking werd onderzocht net als wat de invloed was van de geboden zorg op het verloop van de verwerking. Tevens zijn de verbanden tussen kindfactoren (ernst van het autisme, mentale retardatie) ouderfactoren (sensitiviteit, zelf detecteren van de problemen van het kind, dagelijkse opvoedzorgen) en verwerking onderzocht. Resultaten. Er is een verband gevonden tussen dagelijkse opvoedzorgen en verwerking. Er bleek geen relatie te zijn tussen de verwerking van de diagnose en de ernst van het autisme, eventuele mentale retardatie bij het kind, sensitiviteit van de ouder en het zelf detecteren van problemen bij het kind. Achtendertig ouders (± 64%) bleken een stabiele en verwerkte status te hebben op beide tijdsmetingen terwijl zeven ouders (±12%) een stabiele onverwerkte status hadden. Van de 38 ouders met een stabiele, verwerkte status bleek ongeveer de helft ook wat subclassificatie betreft stabiel. Tot slot werd er geen verschil gevonden voor de invloed van de interventies op het verloop van verwerking. Conclusie. De meeste ouders hebben de diagnose ASS bij het jonge kind verwerkt. Dit is een goede basis voor vroege interventie aan ouders en kinderen met ASS. De beperkingen en implicaties van het onderzoek zijn besproken.Show less
The transformation of our economy from an industrial into a knowledge economy changed every aspect of business dynamics and competitive advantage. Workplace climate and leadership exert a major...Show moreThe transformation of our economy from an industrial into a knowledge economy changed every aspect of business dynamics and competitive advantage. Workplace climate and leadership exert a major influence in fomenting an environment that fosters reflective skills and workplace learning, key factors for knowledge productivity and competitive advantage to take place. The present thesis examines the relationship between workplace climate and workplace leaning and investigates the predictive power of leadership with regards to reflective skills. The research consisted of a comparative study of two organizations’ workplace climate and workplace learning (Company A, N= 32; Company B, N=34), measured with the “Workplace Climate Questionnaire” and the “Knowledge Productivity Survey”, respectively. Our empirical results show that workplace climate and workplace learning are indeed related; however our expectation of confirming that leadership exerts an influence on reflective skills was not supported. These findings may suggest that, in the current economic context outlined by the latest global economic crisis featured by downsizing, leadership may not be the prevailing influencing factor with regards to reflective skills and workplace learning, but other workplace climate features such as workload. This cue indicates that this subject matter may have evolved since the advent of the knowledge economy and new variables come into play. We recommend the replication of this study with knowledge intensive organizations and with a larger sample composed by respondents being knowledge workers in order to verify the current results, and also suggest conducting it adopting workload as independent variable in order to investigate this new hypothesis.Show less
In deze thesis is onderzoek verricht naar gebruik van het instrument ‘portfolio’ op de Pabo. Het onderzoek heeft in twee ronden plaatsgevonden. In de eerste ronde is geïnventariseerd hoe er op Pabo...Show moreIn deze thesis is onderzoek verricht naar gebruik van het instrument ‘portfolio’ op de Pabo. Het onderzoek heeft in twee ronden plaatsgevonden. In de eerste ronde is geïnventariseerd hoe er op Pabo’s van het portfolio gebruik wordt gemaakt; de Pabo’s zijn daartoe in drie typeringen onderverdeeld. In de tweede ronde is op hogeschool Driestar Educatief nader onderzoek verricht naar gebruik van het type ‘trainingsportfolio’. De focus lag hierbij op het portfoliogesprek met de studieloopbaanbegeleider. Er is gekeken naar verbanden tussen de perceptie van leren van de student, het gebruik van feedback, de mentorstijl van de studieloopbaanbegeleider en de zelfwaardering van de student. Tijdens de tweede ronde hebben 47 Pabo-studenten een vijfdelige vragenlijst ingevuld. Uit de resultaten blijkt dat respondenten met een slb’er met een sturende stijl een hogere zelfwaardering hebben dan respondenten met een slb’er met een niet-sturende stijl. De respondenten scoren gemiddeld hoog op de perceptie van leren tijdens het portfoliogesprek. Ook op het feedbackgebruik wordt gemiddeld hoog gescoord. Uit de resultaten blijkt een verband tussen de perceptie van leren van de student en de mentorstijl van de studieloopbaanbegeleider. Respondenten met een studieloopbaanbegeleider met de mentorstijl Advisor geven de hoogst gemiddelde score. Tevens blijkt dat respondenten met een slb’er met de mentorstijl Advisor het feedbackgebruik het hoogst waarderen.Show less
Deze studie bekijkt de relatie tussen ouderschapspraktijken ‘in de gaten houden van kinderen’ en ‘betrokkenheid bij school’ en schoolsucces (inzet, cijfers) van 541 Nederlandse en 143 Turkse vmbo...Show moreDeze studie bekijkt de relatie tussen ouderschapspraktijken ‘in de gaten houden van kinderen’ en ‘betrokkenheid bij school’ en schoolsucces (inzet, cijfers) van 541 Nederlandse en 143 Turkse vmbo leerlingen. Turkse ouders zijn iets meer betrokken bij de school van hun kinderen dan Nederlandse ouders. Beide groepen ouders houden hun kinderen even goed in de gaten en zijn even autoritatief in hun ouderschapsstijl. Er is geen steun gevonden voor de verklaring van het contextuele model van ouderschap van Darling en Steinberg dat de twee ouderschapspraktijken alleen leiden tot schoolsucces als dit gebeurt onder een autoritatieve ouderschapsstijl. De twee ouderschapspraktijken verklaren bijna een kwart van de variantie van de inzet van leerlingen, maar slechts 1.4% van de variantie van het cijfergemiddelde. Alleen de relatie tussen betrokkenheid en cijfers wordt gemodereerd door ouderschapsstijl.Show less
Het doel van het huidige onderzoek is om 1) het verband tussen geslacht en het receptieve vocabulaire te onderzoeken, 2) het verband tussen voorlezen en de ontwikkeling van het receptieve...Show moreHet doel van het huidige onderzoek is om 1) het verband tussen geslacht en het receptieve vocabulaire te onderzoeken, 2) het verband tussen voorlezen en de ontwikkeling van het receptieve vocabulaire te onderzoeken en 3) meer inzicht te verkrijgen op de mogelijke invloed van de gedragsregulerende vaardigheden op het verband tussen voorlezen en het receptieve vocabulaire. De steekproef bestond uit 6 jongens en 5 meisjes uit een kleuterklas in Den Haag, met een gemiddelde leeftijd van 4.6 jaar. Om de hypothesen te toetsen is gebruik gemaakt van respectievelijk een Mann-Whitney test, een multipele regressieanalyse en een hiërarchische multipele regressieanalyse. De analyses lieten zien dat 1) jongens een significant beter ontwikkeld receptief vocabulaire hebben dan meisjes, 2) voorlezen geen significante voorspeller is voor de ontwikkeling van het receptieve vocabulaire en dat 3) inhibitie en aandacht significante voorspellers zijn voor het receptieve vocabulaire, maar dat zij het verband tussen voorlezen en het receptieve vocabulaire niet modereren. Dit onderzoek biedt een nader inzicht in de factoren die een rol spelen in de ontwikkeling van het receptieve vocabulaire bij kleuters.Show less
In dit exploratieve onderzoek is de kwaliteit van een Belgisch tehuis beoordeeld en is onderzocht hoe de tehuiskinderen zich ontwikkelen wanneer we kijken naar gedrag, fysieke uitkomsten en IQ....Show moreIn dit exploratieve onderzoek is de kwaliteit van een Belgisch tehuis beoordeeld en is onderzocht hoe de tehuiskinderen zich ontwikkelen wanneer we kijken naar gedrag, fysieke uitkomsten en IQ. Kwaliteit tehuis De dagelijkse routine in het tehuis is vastgelegd door het maken van video-opnames, de kwaliteit van deze routine en bijbehorende faciliteiten zijn gescoord met de SACERS. De totaalscore van het tehuis op de SACERS was 3.81, een score tussen ‘minimaal’ (3) en ‘goed’ (5). Gedrag Het gedrag is gemeten met de Child Behavior Checklist/4-18 (CBCL), de steekproef bestond uit 14 tehuiskinderen uit een Belgisch kindertehuis, zij zijn vergeleken met de normgroep. De tehuismeisjes (N=7) lieten meer probleemgedrag zien dan de norm. De tehuisjongens (N=7) lieten meer teruggetrokken gedrag zien. Het gedrag is tevens gemeten met de Teacher Report Form (TRF), deze resultaten zijn vergeleken met een controlegroep (gezinskinderen uit een nabijgelegen school) en een normgroep. De tehuismeisjes (N=5) hadden volgens de leerkracht meer sociale en aandachtsproblemen en totaal probleemgedrag dan de meisjes uit de controlegroep (N=4). De tehuisjongens (N=2) vertoonden op de TRF niet meer probleemgedrag dan de jongens uit de controlegroep (N=3) en minder dan de norm. Fysieke uitkomsten Alle resultaten op gewicht, lengte en hoofdomtrek bleken terug te voeren op leeftijd en niet op de thuissituatie. Cognitie De tehuiskinderen (N=6) scoorden lager op de IQ-test (gemeten met de Progressive Matrices non-verbal IQ test) dan de gezinskinderen uit de controlegroep (N=84)Show less
Middels dit onderzoek is de vraag: “In hoeverre zijn er verschillen te vinden tussen kinderen die de Weekend Klas volgen en kinderen die geen Weekend Klas volgen?” getoetst. In totaal waren er 38...Show moreMiddels dit onderzoek is de vraag: “In hoeverre zijn er verschillen te vinden tussen kinderen die de Weekend Klas volgen en kinderen die geen Weekend Klas volgen?” getoetst. In totaal waren er 38 kinderen (10-13 jaar) die deelnamen aan het onderzoek. 23 kinderen volgden de Weekend Klas en 15 kinderen niet. De belangrijkste uitkomst is dat er geen significante verschillen te vinden zijn tussen kinderen die de Weekend Klas volgen en kinderen die dit niet volgen, gekeken naar motivatie, zelfvertrouwen en welbevinden. Dit onderzoek heeft bijgedragen aan inzicht op interventies en preventieve maatregelen die een positieve ontwikkeling van kinderen met een lage SES kunnen bevorderen. De Weekend Klas kan mogelijk verbeterd worden door het programma meer te richten op huiswerkbegeleiding en schoolse ondersteuning.Show less