Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat ouderlijke stress een negatief effect heeft op het ontwikkelen van probleemgedrag bij kinderen. Er is echter nog niet veel bekend over de mediërende werking...Show moreEerder onderzoek heeft uitgewezen dat ouderlijke stress een negatief effect heeft op het ontwikkelen van probleemgedrag bij kinderen. Er is echter nog niet veel bekend over de mediërende werking van fysieke straffen en ouderlijke responsiviteit hierbij. Zodoende wordt in het huidig onderzoek het effect van ouderlijke stress gemedieerd door fysieke straffen en ouderlijke responsiviteit op de ontwikkeling van probleemgedrag bestudeerd. Hiervoor zijn 107 gezinnen onderzocht met kinderen in de leeftijdscategorie van zes tot tien (M = 8.03) waarbij de Home Observation Measurement of the Environment, Child Behavior Checklist, en Alabama Parenting Questionnaire zijn afgenomen. Uit de regressieanalyse is gebleken dat er geen significant verband aanwezig was tussen ouderlijke responsiviteit en probleemgedrag. Er was wel een significant verband aanwezig tussen de variabelen fysieke straffen en probleemgedrag. Uit de mediatieanalyse is gebleken dat fysieke straffen en ouderlijke responsiviteit geen mediatie uitoefenen op het effect van ouderlijke stress op probleemgedrag. Desondanks is gebleken dat ouderlijke stress een significant effect heeft op probleemgedrag bij kinderen. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat er bij interventies voor kinderen met probleemgedrag vooral aandacht moet worden besteed aan ouderlijke stress en minder aan fysieke straffen en responsiviteit.Show less
In dit onderzoek wordt in kaart gebracht of de tijdsbesteding van kinderen invloed heeft op de levenstevredenheid. Deze studie heeft onderzocht of beeldschermtijd, slaap, arbeid en religiositeit...Show moreIn dit onderzoek wordt in kaart gebracht of de tijdsbesteding van kinderen invloed heeft op de levenstevredenheid. Deze studie heeft onderzocht of beeldschermtijd, slaap, arbeid en religiositeit samenhangt met de levenstevredenheid van kinderen in India. Verwacht werd dat beeldschermtijd samenhangt met minder levenstevredenheid, een kortere slaapduur samenhangt met minder levenstevredenheid, meer arbeid samenhangt met minder levenstevredenheid en religiositeit samenhangt met meer levenstevredenheid. De steekproef bestaat uit 293 kinderen tussen de 10 en 15 jaar (M=12.37, SD=1.17) uit Pune (India). De gegevens betreft de beeldschermtijd, slaap, arbeid en religiositeit zijn verzameld middels dagboeken die zijn ingevuld tijdens interviews. De levenstevredenheid is gemeten door middel van de Satisfaction with Life Scale (SWLS). De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat beeldschermtijd negatief en slaap positief samenhangt met levenstevredenheid. Voor de factoren arbeid en religiositeit is er geen samenhang gevonden. Dit impliceert dat het belangrijk is om ouders voorlichting te geven om terughoudend te zijn met de beeldschermtijd van hun kinderen en aanmoedigend in activiteiten die de levenstevredenheid bevorderen.Show less
Het doel van dit onderzoek was de samenhang tussen de SES van gezinnen in India en de BMI van hun kinderen te onderzoeken en te onderzoeken in hoeverre deze samenhang werd gemedieerd door de...Show moreHet doel van dit onderzoek was de samenhang tussen de SES van gezinnen in India en de BMI van hun kinderen te onderzoeken en te onderzoeken in hoeverre deze samenhang werd gemedieerd door de hoeveelheid maaltijden en reistijd van de kinderen. Daarnaast werd SES ook getoetst als moderator tussen reistijd en BMI. Er deden 284 leerlingen mee van zes verschillende scholen uit de stad Pune in India. In de hoge SES groep zaten 186 kinderen, waarvan 121 jongens en 65 meisjes. In de lage SES groep zaten 98 kinderen, waarvan 40 jongens en 58 meisjes. De gemiddelde leeftijd van de hoge SES groep was 12.27 jaar (SD =1.10) en de gemiddelde leeftijd van de lage SES groep was 12.56 jaar (SD = 1.28). Reistijd en hoeveelheid maaltijden werden gemeten door middel van interviews over de dagbesteding van de kinderen. De BMI werd berekend aan de hand van de opgemeten lengte en het gewicht. Uit de analyses is gebleken dat SES en BMI significant met elkaar samenhangen. Verder hangt SES ook significant samen met de hoeveelheid maaltijden, maar de hoeveelheid maaltijden is geen mediator. Daarnaast is gebleken dat SES en reistijd niet significant samenhangen. Wel is er sprake van een samenhang van SES en reistijd op BMI. SES is geen moderator bij de samenhang van reistijd en BMI. SES is binnen dit onderzoek de beste voorspeller voor het hebben van ondergewicht. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de hoeveelheid calorieën die de kinderen binnen krijgen en op welke manier de kinderen reizen.Show less
Het doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie...Show moreHet doel van deze studie was het onderzoeken van de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens en BMI en gevoel van eigenwaarde. Daarnaast is er gekeken of sociale steun een modererende functie heeft op deze factoren. De participantengroep bestond uit 293 kinderen, 161 jongens en 123 meisjes uit Pune, een stad in India. De leeftijd van de kinderen lag tussen de 10 en 14 jaar. De gemiddelde leeftijd was 12.38 jaar (SD=1.17). BMI is berekend door middel van zelfrapportage van lengte en gewicht. Depressieve gevoelens zijn gemeten door middel van de SDQ. Gevoel van eigenwaarde is gemeten door middel van de Rosenberg Self-Esteem Scale. De sociale steun is gemeten door middel van een voor dit onderzoek ontwikkelde vragenlijst. Bij de resultaten kwam naar voren dat er een samenhang is tussen BMI en gevoel van eigenwaarde, noch tussen BMI en depressieve gevoelens. Verder is er geen modererend effect van sociale steun op de samenhang tussen BMI en gevoel van eigenwaarde. Wel hebben kinderen met meer sociale steun een groter gevoel van eigenwaarde. Er is een modererend effect gevonden van sociale steun op de samenhang tussen BMI en depressieve gevoelens: een kind met meer sociale steun heeft meer depressieve gevoelens. Bij vervolgonderzoek zou onderscheidt gemaakt kunnen worden tussen hoge en lage SES.Show less
Overgewicht en obesitas zijn groeiende problemen, zowel in eerste wereldlanden als in ontwikkelingslanden. Het doel van het huidige onderzoek is het analyseren van het verband tussen screentime en...Show moreOvergewicht en obesitas zijn groeiende problemen, zowel in eerste wereldlanden als in ontwikkelingslanden. Het doel van het huidige onderzoek is het analyseren van het verband tussen screentime en overgewicht/obesitas en de mediërende factoren slaap en sport. Het onderzoek is uitgevoerd in Pune, India. Met behulp van semi-gestructureerde interviews over drie dagen is de screentime, sportduur, slaaptijd van 293 kinderen met een leeftijd van 10 tot en met 14 jaar in kaart gebracht met een gemiddelde leeftijd van 12 jaar (SD=1.17). De participantengroep betrof 161 jongens (54.9%) en 123 meisjes (42.1%). Tevens is het Body Mass Index (BMI) van deze kinderen bepaald. De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat er geen significante verbanden bestaan tussen screentime, sport en overgewicht/obesitas wel is er een significant verband zichtbaar tussen de tijd die kinderen sliepen en overgewicht/obesitas. Een slaapduur van 510 minuten of minder hing samen met obesitas en overgewicht. Een eventuele interventie zal dan ook gericht kunnen worden op het verhogen van de slaapduur van kinderen in India en het informeren van ouders over de risico’s van overgewicht en obesitas.Show less
Radicalisering vormt een bedreiging voor de samenleving en zowel de internationale als de nationale veiligheid. De relatie tussen discriminatie en radicalisering is in meerdere onderzoeken...Show moreRadicalisering vormt een bedreiging voor de samenleving en zowel de internationale als de nationale veiligheid. De relatie tussen discriminatie en radicalisering is in meerdere onderzoeken aangetoond. In de huidige studie wordt onderzocht of sociale steun een moderator is tussen discriminatie en radicaliseren. De steekproef bestaat uit islamitische jongeren (N=68), 39 meisjes en 29 jongens van 14 tot en met 21 jaar (M=17.49, SD=1.33) uit Noord en Zuid Holland. De jongeren werden op scholen en bij moskeeën gevraagd vragenlijsten in te vullen. Het ervaren van discriminatie, het krijgen van sociale steun en de mate van radicalisering werden gemeten door zelfrapportages. Resultaten van een afhankelijke t-toets toonde een significant verschil aan tussen de scores op het ervaren van groepsdiscriminatie en persoonlijke discriminatie. Het ervaren van groepsdiscriminatie scoort significant hoger. Resultaten van de meervoudige hiërarchische regressie analyse toonden aan dat het ervaren van persoonlijke of groepsdiscriminatie niet gerelateerd waren aan radicalisering. Er werden geen significante interactie-effecten tussen discriminatie en sociale steun gevonden, persoonlijke discriminatie en groepsdiscriminatie waren geen significante voorspellers van radicaliseren. In de analyse was sociale steun geen significante moderator voor radicalisering. Er is wel een significant hoofdeffect gevonden voor het ervaren van sociale steun op radicalisering. Deze relatie is positief en suggereert dat sociale netwerken en de sociale steun die jongeren hieruit ontvangen een sterk effect hebben op het ontstaan van radicalisering. Om radicalisering tegen te gaan, moet men zich erop richten jongeren uit de sociale context te halen waarin radicale ideeën worden gedeeld. De resultaten geven het belang weer van meer onderzoek naar de sociale processen die leiden naar radicalisering.Show less
In het huidige onderzoek werd gekeken naar de samenhang tussen sport en gevoel van eigenwaarde en sport en depressie. Er werd ook gekeken of BMI een mediërend effect had op de verbanden tussen...Show moreIn het huidige onderzoek werd gekeken naar de samenhang tussen sport en gevoel van eigenwaarde en sport en depressie. Er werd ook gekeken of BMI een mediërend effect had op de verbanden tussen sport en gevoel van eigenwaarde en depressie. Verwacht werd dat sport positief zou samenhangen met gevoel van eigenwaarde en negatief met depressie, met BMI als mogelijke mediator. In totaal was er data beschikbaar van 293 kinderen uit Pune, India. Voor de huidige scriptie zijn 191 participanten met een hoge SES gebruikt. Er waren 121 jongens en 65 meisjes, van vijf kinderen was het geslacht niet bekend. De oudste participant was veertien jaar en de jongste participant was tien jaar. De participanten hebben driemaal in dagboekvorm de dag ervoor zo expliciet mogelijk beschreven. BMI is gemeten met de hiervoor ontworpen methode lengte/gewicht2, depressie met de SDQ en gevoel van eigenwaarde met de Rosenberg Self-Esteem Scale. Hoeveel de kinderen aan sport deden is gemeten aan de hand van data verkregen uit de interviews. De data is door studenten van de Universiteit Leiden gecodeerd. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt echter dat er geen significante verbanden bestaan tussen sport, gevoel van eigenwaarde en depressie bij kinderen in India. BMI had ook geen mediërend effect. Wellicht sporten de kinderen in India te weinig om positieve effecten van het sporten te ervaren. Of er heerst een ander ‘ideaalbeeld’ in India waardoor eer minder nadruk wordt gelegd op het ‘dun zijn’.Show less
Het huidige onderzoek heeft zich gericht op de vraag of de steun van ouders en die van klasgenoten van voorspellende waarde is voor de mate van schoolbetrokkenheid bij vmbo-leerlingen. Etniciteit...Show moreHet huidige onderzoek heeft zich gericht op de vraag of de steun van ouders en die van klasgenoten van voorspellende waarde is voor de mate van schoolbetrokkenheid bij vmbo-leerlingen. Etniciteit is binnen dit onderzoek als moderator meegenomen. De participanten binnen dit onderzoek betreffen 49 autochtone en 44 allochtone vmbo-leerlingen in de leeftijd van 13 tot en met 17 jaar (M = 14.47, SD = .92). Er is geen significant verschil gevonden in de mate van schoolbetrokkenheid tussen allochtone en autochtone leerlingen. Autochtone jongeren ervaren significant meer steun van hun ouders. Er is geen significant verschil gevonden voor de steun van klasgenoten tussen de twee etnische groeperingen. Steun van ouders blijkt echter wel een significant voorspellende waarde te zijn voor de mate van schoolbetrokkenheid bij zowel autochtone als allochtone jongeren. Een actieve steunende rol van ouders kan drop-out helpen voorkomen.Show less
Het doel van dit onderzoek is om pesters, slachtoffers, pester-slachtoffers en buitenstaanders te vergelijken wat betreft hun schoolcijfers, afwezigheid van school en schoolbetrokkenheid. 361 VMBO...Show moreHet doel van dit onderzoek is om pesters, slachtoffers, pester-slachtoffers en buitenstaanders te vergelijken wat betreft hun schoolcijfers, afwezigheid van school en schoolbetrokkenheid. 361 VMBO leerlingen van 13 tot 17 jaar hebben zelfrapportage vragenlijsten ingevuld. Pesters vertonen een significant lagere schoolbetrokkenheid dan slachtoffers en buitenstaanders. Tevens werd de friendship protection hypothesis getest en deels bevestigd; leerlingen met meer vrienden lijken significant minder vaak gepest te worden maar er is geen significant interactie-effect tussen het aantal vrienden en de schoolcijfers, afwezigheid en schoolbetrokkenheid van pesters, slachtoffers, pester-slachtoffers en buitenstaanders. Dit is het eerste onderzoek waarbij pesters, slachtoffers, pester-slachtoffers en buitenstaanders met elkaar zijn vergeleken en de resultaten impliceren dat met name pesters een risicogroep vormen voor schooluitval door een lagere schoolbetrokkenheid.Show less
In het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en...Show moreIn het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek. De data zijn afkomstig van 293 jongeren tussen de 10 en 14 jaar oud uit de stad Pune in India (161 jongens, 123 meisjes, Mleeftijd=12.38 jaar, SDleeftijd=1.17). Deelname aan gestructureerde activiteiten is bepaald aan de hand van dagboeken die ingevuld zijn tijdens interviews. De mate van internaliserende en externaliserende problematiek is gemeten door middel van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Het onderscheid tussen een hoge en een lage SES is gemaakt aan de hand van de scholen waar de jongeren naartoe gaan. Uit de resultaten blijkt dat SES geen modererende factor is in de relatie tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek bij jongeren in India. Wel is er een positieve samenhang tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende problematiek te zien voor alle Indiase jongeren ongeacht hun SES. Om internaliserende problemen tegen te gaan, zou aan ouders dan ook aangeraden kunnen worden om hun kinderen buiten schooltijd aan gestructureerde activiteiten te laten deelnemen.Show less
In dit onderzoek is er gekeken of er een samenhang is tussen de totale slaapduur en externaliserende of internaliserende problemen en of deze samenhang gemedieerd wordt door de Body Mass Index (BMI...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken of er een samenhang is tussen de totale slaapduur en externaliserende of internaliserende problemen en of deze samenhang gemedieerd wordt door de Body Mass Index (BMI). De hypotheses waren dat een kortere slaapduur gerelateerd is aan meer internaliserende en externaliserende problemen, dat een kortere slaapduur gerelateerd is aan een hogere BMI en tot slot dat een hogere BMI gepaard gaat met meer internaliserende en externaliserende problemen. Er deden 191 participanten (121 jongens en 65 meisjes en 5 onbekend)met een hoge sociaal-economische status (SES) in de leeftijd van 10 tot 14 jaar uit India aan het onderzoek mee. Door middel van dagboekinterviews is nagegaan hoeveel uur de kinderen sliepen. De Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ) geeft inzicht in de internaliserende en externaliserende problemen en door middel van zelf gerapporteerde data is de BMI berekend. Uit het onderzoek blijkt dat een kortere slaapduur niet gerelateerd is aan meer internaliserende en externaliserende problemen. Conform de hypothese blijkt dat er een negatieve samenhang bestaat tussen BMI en slaapduur, waarbij een langere slaapduur samengaat met een lagere BMI. Tot slot blijkt dat een hogere BMI samengaat met meer internaliserende, maar niet met meer externaliserende problemen. Vervolgonderzoek dient zich te richten op een longitudinaal design, een ander meetinstrument dan de SDQ en op BMI op basis van gemeten data in plaats van zelf gerapporteerde data. In de toekomst zou een interventie verkend kunnen worden om de slaapduur te verlengen, waardoor de BMI mogelijk omlaag gaat, waardoor internaliserende problemen wellicht verminderen.Show less
In dit onderzoek is er gekeken naar het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag bij schoolkinderen uit Pune, India. Daarbij werd er gekeken of er sprake is van een mediërend effect van...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken naar het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag bij schoolkinderen uit Pune, India. Daarbij werd er gekeken of er sprake is van een mediërend effect van scholing en sociale contacten op het verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag. In totaal hebben er 293 kinderen tussen de 10 en 14 jaar (M =12.38, SD =1.17) meegedaan aan het onderzoek. Onder hen waren er 161 jongens (55%) en 123 meisjes (42%), van de overige negen kinderen is het geslacht niet bekend. Al deze kinderen zijn geïnterviewd over hun tijdsbesteding van twee weekdagen en één weekenddag. Daarnaast hebben de kinderen de SDQ ingevuld. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een significant verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag. Daarmee is er ook geen mediërend effect gevonden van scholing en sociale contacten. Er is wel een significant verband gevonden tussen probleemgedrag en scholing en tussen probleemgedrag en sociale contacten. Er zijn verschillende verklaringen te geven voor het niet vinden van een significant verband tussen kinderarbeid en probleemgedrag, waaronder het meetinstrument, en het werven van participanten op scholen. Hier zou in vervolgonderzoek rekening mee gehouden kunnen worden. Wel wordt in het onderzoek het belang van scholing en sociale contacten duidelijk. Naar school gaan bevorderd de mate van sociale contacten bij kinderen, daarnaast verlaagt zowel scholing als sociale contacten de kans op het ontstaan van probleemgedrag.Show less
Huidig onderzoek richt zich op beeldschermtijd als partieel mediërende factor in het verband tussen SES en gedragsproblemen en SES als partiële moderator in het verband tussen beeldschermtijd en...Show moreHuidig onderzoek richt zich op beeldschermtijd als partieel mediërende factor in het verband tussen SES en gedragsproblemen en SES als partiële moderator in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid in India. Er wordt een negatief verband verondersteld tussen SES en internaliserende- en externaliserende problematiek, waarvoor beeldschermtijd een partiële mediator zal zijn. Daarnaast wordt er een positief verband verwacht tussen SES en schoolbetrokkenheid, waarin SES een partiële moderator is in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid. Aan het onderzoek doen 293 kinderen uit India mee, tussen de 10 en 14 jaar (101 meisjes, 137 jongens en 48 kinderen waarvan het geslacht onbekend is). Beelschermtijd is uitgevraagd in semigestructureerde interviews. Internaliserende- en externaliserende problemen zijn gemeten met de SDQ vragenlijst voor probleemgedrag en schoolbetrokkenheid met de Fredricks schoolengagement schaal voor leerlingen. SES hangt samen met internaliserende- en externaliserende probleemgedrag en SES hangt marginaal significant samen met schoolbetrokkenheid. Voor het verband tussen SES en internaliserend probleemgedrag is beeldschermtijd een verklarende factor, maar voor het verband tussen SES en externaliserend gedrag is beeldschermtijd geen verklarende factor. SES is geen moderator in het verband tussen beeldschermtijd en schoolbetrokkenheid. Verklaringen voor het non significante verband tussen SES, beeldschermtijd en externaliserend probleemgedrag en SES, beelschermtijd en schoolbetrokkenheid zijn, het grote aantal risicofactoren in Indiase gezinnen met een lage SES, het grote verschil tussen onderwijs in de Westerse wereld en in India en de beperkte tijd doorgebracht met beeldschermen onder Indiase jongeren. Vervolgonderzoek zou zich moeten richten op het specifieke effect van type media-inhoud op de ontwikkeling van kinderen. Keywords: beeldschermtijd, gedragsproblemen, schoolbetrokkenheid, India.Show less
Pesten heeft vergaande gevolgen, waaronder vroegtijdige schooluitval. In deze studie wordt gekeken of de relatie tussen pesten en schooluitval (schoolbetrokkenheid en schoolafwezigheid) gemodereerd...Show morePesten heeft vergaande gevolgen, waaronder vroegtijdige schooluitval. In deze studie wordt gekeken of de relatie tussen pesten en schooluitval (schoolbetrokkenheid en schoolafwezigheid) gemodereerd wordt door vrienden of zelfbeeld. Voor het onderzoek zijn vragenlijsten door VMBO leerlingen van vijf middelbare scholen ingevuld (N = 364, 203 meiden, 158 jongens, Mleeftijd = 14.65, leeftijdsrange: 13-17 jaar). Van deze groep is 93.96% geboren in Nederland en 5.49% buiten Nederland. Er was een significant effect van pesten op de mate van schoolbetrokkenheid (p = .03), maar niet op de mate van schoolafwezigheid (p = .72). De factoren vrienden en zelfbeeld bleken geen modererend effect te hebben. In vervolgonderzoek kan in plaats van naar de kwantiteit, gekeken worden naar de kwaliteit van vriendschappen.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar de rol van pestslachtofferschap op de relatie tussen SES en schooluitval. Schooluitval werd onderverdeeld in de twee maten schoolbetrokkenheid en schooldagen missen...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar de rol van pestslachtofferschap op de relatie tussen SES en schooluitval. Schooluitval werd onderverdeeld in de twee maten schoolbetrokkenheid en schooldagen missen. Aangezien een laag SES de kans op voortijdig schooluitval verhoogd, kinderen met een laag SES vaker worden gepest en pestslachtofferschap ook een verhoogde kans op voortijdig schooluitval geeft, lag het in de verwachting dat de relatie tussen laag SES en schooluitval (deels) wordt gemedieerd doordat kinderen met een laag SES vaker pestslachtoffer zijn. In totaal hebben 364 VMBO scholieren uit de Randstad, met een leeftijdsrange van 13 tot en met 17 jaar, deelgenomen aan dit onderzoek. SES blijkt geen significante voorspeller voor schoolbetrokkenheid, noch voor schooldagen missen. Tevens is SES geen voorspeller van eventueel pestslachtofferschap. Pestslachtofferschap blijkt geen significante voorspeller van schooldagen missen. Er is een significante, negatieve relatie tussen pestslachtofferschap en schoolbetrokkenheid. Gepeste kinderen hebben voornamelijk negatieve ervaringen opgedaan in hun schoolklimaat, waardoor zij zich minder verbonden voelen met hun school en minder competent voelen om prestaties te leveren. Met een grotere steekproef, waarbij de variabele SES een grote range heeft, zullen de resultaten beter generaliseerbaar zijn. Scholen dienen een anti-pestbeleid in hun schoolsysteem op te nemen. Het inzetten van een effectief gebleken anti-pestprogramma, zoals KiVa, zou een mogelijkheid zijn om een veilig en stabiel schoolklimaat voor jeugdigen te bieden.Show less
In dit onderzoek is er gekeken naar de rol van slaap in de relatie tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen in India. Aan dit onderzoek hebben 293...Show moreIn dit onderzoek is er gekeken naar de rol van slaap in de relatie tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen in India. Aan dit onderzoek hebben 293 adolescenten in de leeftijdscategorie van tien tot veertien jaar oud meegedaan met een gemiddelde leeftijd van 12.375 (SD = 1.169). Er deden 161 jongens mee en 123 meisjes. De groep met een lage sociaal economische status bestond uit 102 participanten. Hiervan waren er 40 jongens en 58 meisjes. De gemiddelde leeftijd was 12.569 (SD = 1.278). De groep met een hoge sociaal economische status bestond uit 191 participanten. Deze groep bevatte 121 jongens en 65 meisjes. De gemiddelde leeftijd was 12.273 (SD = 1.095). Sociaal economische status is bepaald aan de hand van de deelnemende scholen. Door middel van dataverzameling is het aantal uur slaap gemeten. Er werden voor drie dagen tijdsdagboeken ingevuld en is er per dag een semi-gestructureerd interview afgenomen. Gegevens over internaliserend en externaliserend probleemgedrag zijn verzameld door de Strengths and Difficulties Questionnaire af te nemen. Uit de resultaten blijkt dat er een relatie is tussen sociaal economische status en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Een lagere sociaal economische status is gerelateerd aan meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag. De relatie tussen sociaal economische status en internaliserend en externaliserend probleemgedrag kan niet verklaard worden door het aantal uur slaap. Er is wel een relatie gevonden tussen sociaal economische status en slaap. Een hogere sociaal economische status is gerelateerd aan een kortere slaapduur. Er is geen relatie gevonden tussen slaap en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar de kwaliteit van slaap onder invloed van omgevingsfactoren. Ook kan vervolgonderzoek kijken naar de mogelijke invloed van cultuur op de relatie tussen slaap en gedragsproblemen.Show less
Het huidige onderzoek richt zich op de betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Aan het onderzoek hebben 167 Nederlandse gezinnen deelgenomen, met kinderen in de...Show moreHet huidige onderzoek richt zich op de betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Aan het onderzoek hebben 167 Nederlandse gezinnen deelgenomen, met kinderen in de leeftijd van 5 tot 11 jaar (M= 7.89 jaar, SD = 1.28). Binnen dit cross-sectionele onderzoek zijn twee wetenschappers bij hen op huisbezoek gegaan. Tijdens het huisbezoek werden de FAS, NOSI(K), PPVT, CBCL en naar het Nederlands vertaalde HOME-MC afgenomen. Bovendien zijn demografische variabelen verzameld. Vervolgens is door middel van Cronbach’s Alpha de interne consistentie onderzocht van de Nederlandse vertaling van de HOME-MC. Deze varieerde van α = .10 tot α = .60. Analyse van de onderzoeksresultaten duidt significante correlaties aan tussen de HOME-MC en (a) de mate van intelligentie van een kind (𝑟!(141) = .20, p = .017), (b) de mate van totale gedragskenmerken (𝑟!(107) = .22, p = .023) en (c) de externe gedragskenmerken die kinderen ontwikkelen (𝑟!(129) = .21, p = .019). Bovendien is een voldoende convergente validiteit vastgesteld, waarbij een vergelijking is gemaakt met de ouderlijke stressindex en de sociaal economische status van het gezin. Daarentegen is sprake van een onvoldoende factorstructuur en matige interne consistentie. Naar aanleiding van het onderzoek is te stellen dat de HOME-MC een adequate voorspeller is voor kinduitkomsten, die op eenvoudige wijze in de praktijk te implementeren is. Het dient wel aan te bevelen om items te modificeren naar Nederlandse maatschaven, huidige empirische kennis en technologische ontwikkelingen om de betrouwbaarheid van de HOME-MC te vergroten.Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat verschillende (karakter)eigenschappen van ouders een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanwezigheid van ouderlijke stress. Er is echter relatief weinig...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat verschillende (karakter)eigenschappen van ouders een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanwezigheid van ouderlijke stress. Er is echter relatief weinig bekend over de relatie tussen kindfactoren en ouderlijke stress. Derhalve wordt in het huidig onderzoek de rol van gedragsproblemen van kinderen bestudeerd in het verband tussen het geslacht van kinderen en ouderlijke stress. Bij 99 gezinnen met kinderen in de middle childhood (M = 8.04) werden huisbezoeken afgelegd, waarbij de aanwezigheid van externaliserende en internaliserende gedragsproblemen, evenals de mate van ouderlijke stress werden gemeten. De mediatieanalyse wees uit dat gedragsproblemen geen mediërende rol spelen in het verband tussen het geslacht van kinderen en ouderlijke stress. Desalniettemin bleken zowel externaliserende als internaliserende gedragsproblemen positief samen te hangen met ouderlijke stress. Deze bevindingen tonen aan dat er bij de ontwikkeling van interventies gericht op gedragsproblemen van kinderen, eveneens rekening gehouden dient te worden met kenmerken van ouders, zoals ouderlijke stress.Show less
1) Little is known about the relationship between a child’s intelligence and parental stress. Few studies in the USA and Japan have shown that parents of children with a low intelligence score or a...Show more1) Little is known about the relationship between a child’s intelligence and parental stress. Few studies in the USA and Japan have shown that parents of children with a low intelligence score or a high intelligence experience more stress raising their children than parents of children with an average intelligence. 2) The goal of this study is to investigate the relationship between the child’s intelligence and parental stress. This relationship is corrected for by the child’s behavioural problems. 3) The sample in this study consisted of 107 children with either their father of mother, who lived in the Netherlands. They filled in self reports (NOSI(K), CBCL/6-18) and the child’s intelligence was tested (PPVT-III-NL). 4) The relationship between child’s intelligence and parental stress was found to be not significant in this study. The relationship remained insignificant when corrected for problem behaviour of the child. 5) A possible explanation for these results is the higher than average intelligence of the children in this sample. Further arguments may be expectations of Dutch parents for their children, which might differ from expectations of American and Japanese parents.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal economische status (SES) van ouders en de gedragsproblemen van kinderen in de leeftijd van zes tot tien jaar in Nederland medieert. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgenomen. Om de data te verzamelen is er gebruik gemaakt van de FAS, de HOME-MC, de NOSI-K en de CBCL. Uit de resultaten is gebleken dat er in Nederland voorlopig geen relatie lijkt te bestaan tussen de SES van ouders en de gedragsproblemen van kinderen tussen de zes en tien jaar en dat de variabelen ouderlijke stress, leermaterialen en –mogelijkheden en verrijking geen mediatoren zijn. Echter, er is wel een relatie gevonden tussen de variabelen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen onafhankelijk van de variabele SES. Dit zou implicaties kunnen bieden voor interventies die zich richten op gedragsproblemen en dit gegeven zou een rol kunnen spelen bij het screenen van gezinnen.Show less