Dit onderzoek wil een antwoord geven op de vraag of specifieke opvoedtechnieken (gemeten via de CRPBI) een relatie hebben met de informatieverwerking in de hersenen in een presta-tiegerichte...Show moreDit onderzoek wil een antwoord geven op de vraag of specifieke opvoedtechnieken (gemeten via de CRPBI) een relatie hebben met de informatieverwerking in de hersenen in een presta-tiegerichte context. Hiervoor is bij de proefpersonen (allen vrouw) de feedback related negati-vity (FRN, een event-related potential (ERP) component die ontstaat bij negatieve feedback) en de P300 (een ERP component die een maat is voor aandacht) gemeten tijdens het doen van een time-estimation taak, waarbij goed/fout-informatie (een groen of rood plaatje, respectie-velijk) samenging met plaatjes van walgende of blije gezichten. De hypothese was dat proef-personen die in hun opvoeding veel te maken hebben gehad met Psychologische beheersing (Pb), een techniek waarbij de ouder negatieve signalen geeft in reactie op specifiek gedrag (zoals bijvoorbeeld het maken van fouten), een grotere FRN zouden hebben bij het krijgen van negatieve feedback en een grotere P300 bij feedbackplaatjes van walgende gezichten dan proefpersonen die weinig te maken hebben gehad met Pb. Dit werd verwacht omdat het ge-bruik van Pb een koppeling tot stand brengt tussen het maken van fouten, het zien van afkeu-rende signalen en een verminderd gevoel van eigenwaarde. Bij de andere twee onderzochte dimensies (Strakke beheersing-losse beheersing (Sb), de mate waarin het gedrag van het kind binnen bepaalde grenzen wordt gehouden zonder oordeel over het kind en Acceptatie-afwijzing (Acc), het onafhankelijk van het gedrag afwijzen (of accepteren) van het kind) wordt geen verband met de informatieverwerking verwacht, omdat deze dimensies geen kop-peling tot stand brengen tussen gedrag en eigenwaarde. Gemiddelde FRN- en P300 amplitu-des verschilden niet tussen proefpersonen met een lage of een hoge score op Pb. Wel hadden proefpersonen met een hoge score op Pb een kleiner verschil in FRN-amplitudes in reactie op walgende t.o.v. blije gezichten en een kleiner verschil (hoewel net niet significant) in FRN-amplitudes in reactie op rode t.o.v. groen feedback dan mensen met een hoge score. Dit zou verklaard kunnen worden door het ontbreken van een FRN-inhiberend proces dat bij mensen met een lage score op Pb wel op gang komt, wat zou kunnen wijzen op het vóórkomen van maladaptief perfectionisme: een goede respons is nog niet goed genoeg. Verder hadden men-sen met een hoge score op Pb een grotere P300 in reactie op walgende t.o.v. blije gezichten en mensen met een lage score op Pb juist een grotere P300 in reactie op blije t.o.v. walgende gezichten. Mensen met een lage score op Pb richten hun aandacht mogelijk op positieve sig-nalen of leiden hun aandacht van negatieve signalen af. Dit zou een copingstrategie kunnen zijn om de eigenwaarde op peil te houden. Deze copingstrategie ontbreekt bij mensen met een hoge score op Pb. Het gebruik van Pb heeft dus mogelijk negatieve gevolgen voor de levens-kwaliteit voor iemand die hiermee opgevoed wordt.Show less